ECLI:NL:RBOVE:2025:3281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
11457638 CV EXPL 24-4534
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van stucwerkzaamheden in onderaanneming met geschil over factuurbedrag en gebrekkige uitvoering

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [bedrijf], stucwerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van gedaagde c.s. De vordering betreft de betaling van een factuur van € 4.915,90 inclusief btw. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden slechts € 1.496,86 inclusief btw verschuldigd zijn. De procedure begon met een dagvaarding op 17 december 2024, waarna gedaagden verweer voerden en een mondelinge behandeling plaatsvond op 22 april 2025. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk betreft, waarbij geen vaste prijs was afgesproken. De kantonrechter heeft de redelijke prijs voor het stucwerk vastgesteld op € 2.496,86, maar heeft dit bedrag verlaagd met € 1.000 vanwege gebrekkige uitvoering van het werk. De kantonrechter heeft ook de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf 8 juli 2024 en een bedrag van € 40 aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11457638 CV EXPL 24-4534
Vonnis van 20 mei 2025
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonend in [woonplaats 1] ,
eiser (hierna genoemd: “ [eiser] ”),
gemachtigde: mr. K. Nieboer,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] , gevestigd in [vestigingsplaats] ,

2.
[gedaagde 2], wonend in [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3], wonend in [woonplaats 3] ,
gedaagden (hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud genoemd: “ [gedaagde c.s.] ”),
gemachtigde: mr. J.J. Lammers.

1.Samenvatting

1.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde c.s.] stucwerkzaamheden in onderaanneming verricht. Ter beoordeling ligt voor in hoeverre [gedaagde c.s.] de factuur van [eiser] van € 4.915,90 inclusief btw verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde c.s.] de factuur tot een bedrag van € 1.496,86 inclusief btw moet betalen.
1.2.
Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot zijn oordeel is gekomen (onder 5.). Eerst zal de kantonrechter het verloop van de procedure weergeven (onder 2.), de feiten uiteenzetten die tussen partijen niet ter discussie staan (onder 3.) en de vordering omschrijven (onder 4.).

2.Het verloop van de procedure

2.1.
[eiser] heeft [gedaagde c.s.] in deze procedure betrokken bij dagvaarding van 17 december 2024. [gedaagde c.s.] voert verweer, waartoe hij een conclusie van antwoord heeft ingediend. Vervolgens heeft [eiser] nadere producties ingediend. Op 22 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde c.s.] heeft daarbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen. Tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

3.De feiten

3.1.
Bij de beoordeling wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. [gedaagde c.s.] heeft in januari 2024 mondeling opdracht aan [eiser] verstrekt om in onderaanneming stucwerkzaamheden uit te voeren in een woning in [plaats] . De bewuste woning werd door [gedaagde c.s.] verbouwd in opdracht van de woningeigenaar. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] de stucwerkzaamheden op regiebasis zou verrichten tegen een uurtarief van € 45 exclusief btw.
[eiser] heeft een deel van de stucwerkzaamheden laten uitvoeren door een drietal anderen, namelijk de heren [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (hierna respectievelijk: “ [naam 1] ”, “ [naam 2] ” en “ [naam 3] ”). De stucwerkzaamheden zijn begonnen op 12 april 2024. Het laatste stucwerk is verricht op 1 mei 2024.
[eiser] heeft € 4.915,90 inclusief btw aan [gedaagde c.s.] gefactureerd voor gewerkte uren en gebruikt materiaal. [gedaagde c.s.] heeft de factuur niet betaald.

4.De vordering en het verweer

4.1.
[eiser] vordert (verkort weergegeven) veroordeling van [gedaagde c.s.] om hem € 4.915,90 te betalen, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.2.
[gedaagde c.s.] vraagt om de vordering af te wijzen voor zover die het bedrag van € 1.044 overstijgt.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde c.s.] gehouden is om zijn factuur van € 4.915,90 inclusief btw te voldoen. Daarbij zijn 70 arbeidsuren in rekening gebracht tegen een totaalbedrag van € 3.150 exclusief btw, plus materiaalkosten van € 1.360 exclusief btw.
5.2.
Daartegen voert [gedaagde c.s.] onder meer aan dat [eiser] geen recht heeft op meer dan een redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 BW, die bepaald moet worden op € 1.044 inclusief btw; dat een gedeelte van de gefactureerde uren niet daadwerkelijk gemaakt is; dat de door [eiser] ingeschakelde [naam 1] en [naam 2] geen vakbekwame stukadoors zijn en voor hen daarom geen uurloon van € 45 berekend mag worden; dat een deel van het gefactureerde materiaal niet daadwerkelijk gebruikt is en dat de voor het materiaal berekende prijzen te hoog zijn; en dat het werk gebrekkig is uitgevoerd.
[gedaagde c.s.] is een redelijke prijs verschuldigd
5.3.
De kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde c.s.] , net als partijen, als een overeenkomst van aanneming van werk.
5.4.
De kantonrechter stelt vast dat partijen geen vaste prijs voor het werk zijn overeengekomen. [gedaagde c.s.] is daarom een redelijke prijs voor het stucwerk verschuldigd als bedoeld in artikel 7:752 BW.
5.5.
Het is aan [eiser] om voldoende feiten te stellen waaruit volgt dat het door hem gevorderde bedrag een redelijke prijs betreft (zo volgt uit de hoofdregel van artikel 150 Rv).
De redelijke prijs wordt vastgesteld op € 2.496,86
5.6.
De kantonrechter stelt de redelijke prijs voor het stucwerk vast op € 2.496,86. Deze prijs is opgebouwd uit een bedrag van € 1.440 voor arbeidskosten en € 850,70 voor materiaalkosten, vermeerderd met 9% btw. Dit oordeel steunt op de volgende overwegingen (5.7 – 5.14).
Arbeidskosten
5.7.
Bij het bepalen van een redelijke prijs is ten eerste van belang om vast te stellen hoeveel arbeidsuren daadwerkelijk zijn gemaakt.
5.8.
[eiser] stelt dat hij, samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , 70 uren heeft gewerkt. Uit het betoog van [gedaagde c.s.] volgt dat volgens hem hooguit 41,75 uren zijn gewerkt.
5.9.
De kantonrechter stelt het aantal gewerkte uren vast op 41,75, zoals [gedaagde c.s.] heeft betoogd. Voor zover [gedaagde c.s.] de door [eiser] gestelde arbeidsuren heeft betwist, zijn die niet komen vast te staan.
5.9.1.
Het ligt op de weg van [eiser] om voldoende onderbouwd te stellen dat de door hem in rekening gebrachte uitvoeringskosten, waaronder de arbeidsuren, daadwerkelijk zijn gemaakt. Van [eiser] mag daarbij worden verlangd dat hij de gemaakte kosten op controleerbare wijze en aan de hand van een behoorlijke administratie verantwoordt.
5.9.2.
[gedaagde c.s.] heeft uitgebreid gemotiveerd waarom de urenspecificatie van [eiser] volgens hem niet klopt, waarbij hij per dag de aankomst-, schaft- en vertrektijden van hemzelf, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] heeft gespecificeerd. [1] [gedaagde c.s.] heeft zijn betoog onderbouwd aan de hand van WhatsApp-correspondentie en een schriftelijke verklaring van de woningeigenaar. [2]
5.9.3.
In het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde c.s.] , heeft [eiser] zijn stelling dat 70 arbeidsuren zijn gemaakt onvoldoende onderbouwd. [eiser] is niet concreet op de uiteenzetting van [gedaagde c.s.] ingegaan en hij heeft niet verduidelijkt waaruit de werkzaamheden die tijdens de betwiste uren zouden zijn verricht precies bestonden, hoewel hij daartoe tijdens de mondelinge behandeling ook nadrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Nu [eiser] op dit punt onvoldoende heeft gesteld, zal hij geen nadere gelegenheid krijgen om te bewijzen dat de betwiste uren daadwerkelijk zijn gemaakt.
5.10.
Aangezien de vast te stellen prijs redelijk moet zijn, moet naar het oordeel van de kantonrechter een correctie op de verschuldigde arbeidskosten worden gemaakt, in die zin dat [gedaagde c.s.] niet meer dan 32 uren hoeft te vergoeden.
5.10.1.
Een opdrachtgever mag er bij een werk in regie tegen een marktconform uurtarief op rekenen dat degenen door wie de opdrachtnemer de klus laat uitvoeren voor hun taak berekend zijn, zodat een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de opdracht wordt bevorderd.
5.10.2.
[eiser] heeft bij het sluiten van de aannemingsovereenkomst aan [gedaagde c.s.] de indicatie gegeven dat met de stucwerkzaamheden 24 tot 32 uren gemoeid zouden zijn, zo staat niet ter discussie. Naar het oordeel van de kantonrechter kan met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de forse overschrijding van dit ingeschatte aantal uren, er hoofdzakelijk aan te wijten is dat de efficiëntie en voortvarendheid waarmee [naam 1] en [naam 2] hun werkzaamheden hebben uitgevoerd, is achtergebleven bij wat [gedaagde c.s.] mocht verwachten. Kort nadat [naam 1] en [naam 2] samen met [eiser] aan de klus waren begonnen, heeft [gedaagde c.s.] tegen [eiser] gezegd dat zij in zijn optiek geen vakbekwame stukadoors waren, zo heeft [gedaagde c.s.] onweersproken aangevoerd. Op 29 april 2024 heeft [gedaagde c.s.] aan [eiser] bericht dat hij het uitgevoerde stucwerk samen met [naam 3] bij langs was gelopen, dat het stucwerk zwaar ondermaats was en dat alle muren die [eiser] door [naam 1] en [naam 2] had laten doen bijgewerkt moesten worden. [3] Niet ter discussie staat dat [naam 3] vervolgens kosteloos een flink aantal uren aan herstelwerkzaamheden heeft verricht (naar eigen zeggen van [eiser] gaat het om 9 uur). [eiser] heeft ter zitting bevestigd dat het herstel door [naam 3] betrekking had op het werk van [naam 1] en [naam 2] . Hier komt bij dat [gedaagde c.s.] het stucwerk heeft laten beoordelen door een deskundige, die heeft geconcludeerd dat de klus in 32 uren geklaard had moeten kunnen worden. [eiser] heeft die conclusie onvoldoende gemotiveerd weersproken. Hij heeft wel aangevoerd dat op diverse muren een bovengemiddelde laagdikte moest worden aangebracht. Maar hij heeft niet bestreden dat de deskundige bij zijn onderzoek rekening heeft gehouden met de benodigde laagdiktes. Het aantal gewerkte uren is naar het oordeel van de kantonrechter zodanig bovenmatig dat de correctie naar 32 uur moet worden toegepast.
5.11.
Niet ter discussie staat dat partijen hebben afgesproken dat de te werken uren moeten worden afgerekend tegen een uurtarief van € 45 exclusief btw.
5.12.
Gelet op het voorgaande komt de redelijke prijs voor het arbeidsloon uit op € 1.440 exclusief btw (32 uren tegen een uurtarief van € 45 exclusief btw).
Materiaalkosten
5.13.
[eiser] stelt dat hij € 1.360 exclusief btw aan materiaalkosten heeft gemaakt. Volgens [gedaagde c.s.] heeft [eiser] feitelijk slechts € 525,52 aan materiaalkosten gemaakt. Ter discussie staat zowel de hoeveelheid gebruikt materiaal als de door [eiser] berekende prijzen.
5.14.
De kantonrechter oordeelt dat de redelijke prijs voor de materiaalkosten uitkomt op € 850,70 exclusief btw.
5.14.1.
Daarbij is de kantonrechter wat betreft de hoeveelheid gebruikt materiaal uitgegaan van de specificatie van [gedaagde c.s.] . [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de door hem in rekening gebrachte materialen daadwerkelijk zijn gebruikt, voor zover [gedaagde c.s.] dat gebruik heeft betwist. [eiser] is namelijk niet concreet ingegaan op de specificatie van [gedaagde c.s.] en de toelichting daarop. [4]
5.14.2.
Bij de berekening van de verschuldigde materiaalkosten is de kantonrechter hoofdzakelijk uitgegaan van de prijzen die [eiser] heeft gehanteerd. [5] [gedaagde c.s.] voert weliswaar aan dat hij met [eiser] heeft afgesproken dat [eiser] de materialen tegen ‘gangbare prijzen’ in rekening zou brengen. Maar [gedaagde c.s.] heeft onvoldoende toegelicht waarom de door [eiser] gehanteerde prijzen niet gangbaar zouden zijn. Dat [gedaagde c.s.] de bewuste materialen, naar hij betoogt, tegen lagere prijzen had kunnen inkopen bij een groothandel, maakt niet zonder meer dat de prijzen die [eiser] heeft berekend niet als gangbaar en redelijk kunnen worden aangemerkt.
Wat betreft de gebruikte hoekstrippen wordt daarentegen uitgegaan van de lagere prijs uit de opgave van [gedaagde c.s.] . [eiser] is namelijk niet ingegaan op het standpunt van [gedaagde c.s.] dat aluminium hoekprofielen zijn gebruikt in plaats van de door hem in rekening gebrachte RVS-hoekprofielen.
5.14.3.
Met inachtneming van het voorgaande is [gedaagde c.s.] € 675 verschuldigd voor Gyproc Finesse (27 zakken x € 25), € 18,20 voor aluminium hoekprofielen (7 x € 2,60), € 52,50 voor Isocontact (1 emmer x € 52,50), € 57,50 voor Betoncontact (1 emmer x € 57,50) en € 47,50 voor gaasband plus afplaktape. Deze bedragen komen in totaal uit op € 850,70.
Er strekt € 1.000 in mindering op het door [gedaagde c.s.] verschuldigde bedrag vanwege gebreken
5.15.
De kantonrechter is, met [gedaagde c.s.] , van oordeel dat het afgeronde stucwerk gebrekkig is.
5.15.1.
[gedaagde c.s.] heeft aan de hand van het door hem ingebrachte deskundigenrapport onderbouwd gesteld dat de gestucte wanden gebreken vertonen. [6] De deskundige heeft in het rapport met behulp van foto’s beargumenteerd waarom de bewuste onderdelen van het stucwerk naar zijn mening niet deugdelijk zijn uitgevoerd. De bevindingen van de deskundige houden samengevat in dat de toog boven de muursparing tussen de woonkamer en de keuken niet netjes is uitgevoerd, dat op een van de muren vlekken zichtbaar zijn, dat de wand achter het aanrechtblad van de keuken niet vlak is, dat diverse wanden in de woonkamer en keuken verticaal niet loodrecht zijn gestukadoord, dat verschillende wanden horizontaal niet in de lijn van de gevelkozijnen zijn gestukadoord, dat er aan de keukenzijde van de muuropening naar de woonkamer een bolling in de wand zit, en dat de aangegeven maatvoering niet is aangehouden.
5.15.2.
[eiser] heeft de onderbouwde stellingen van [gedaagde c.s.] onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij is niet concreet op de gestelde gebreken ingegaan. Wel heeft [eiser] aangevoerd dat niet is afgesproken dat de muren waterpas zouden worden gestukadoord. Maar de bevindingen van de deskundige zijn niet gebaseerd op de aanname dat die afspraak zou zijn gemaakt. Verder heeft de deskundige, anders dan [eiser] suggereert, wel degelijk toegelicht wat de geldende normen zijn en dat de betreffende onderdelen van het stucwerk hiervan afwijken.
5.16.
[eiser] is vanwege de gebrekkige uitvoering van het werk tegenover [gedaagde c.s.] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde c.s.] heeft recht op vergoeding van de schade die hij door het tekortschieten van [eiser] heeft geleden (artikel 6:74 BW).
5.17.
De kantonrechter stelt de schade die [gedaagde c.s.] als gevolg van het tekortschieten van [eiser] heeft geleden vast op € 1.000. [gedaagde c.s.] begroot de kosten die gemaakt zouden moeten worden bij herstel van de gebreken op € 1.000 exclusief btw, onder verwijzing naar een schatting van de herstelkosten door de deskundige die hij heeft ingeschakeld. Die schatting komt de kantonrechter redelijk voor, gelet op de aard en omvang van de gebreken en op wat het uitgevoerde stucwerk aan arbeidsloon en materiaal heeft gekost. [gedaagde c.s.] heeft vanwege de gebreken aan het stucwerk een schikking getroffen met de woningeigenaar. Die houdt in dat [gedaagde c.s.] een korting van € 1.100,92 in mindering heeft gebracht op de prijs die hij voor het stucwerk heeft (door)berekend, zo heeft [gedaagde c.s.] onderbouwd en onweersproken gesteld.
5.18.
De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [gedaagde c.s.] dat hij zich beroept op verrekening van zijn schuld aan [eiser] met zijn schadevergoedingsvordering op [eiser] van € 1.000,00. [7]
5.19.
[gedaagde c.s.] beroep op verrekening slaagt. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde c.s.] op zijn minst € 1.000 aan inkomsten gederfd vanwege de gebrekkige uitvoering van het stucwerk. Op de door [gedaagde c.s.] aan [eiser] verschuldigde redelijke prijs strekt daarom € 1.000 exclusief btw in mindering. Het bedrag van € 1.000 exclusief btw dat op de vordering van [eiser] in mindering strekt wordt niet met btw verhoogd. De verrekenbare tegenvordering van [gedaagde c.s.] vloeit immers niet voort uit een feitelijk verrichte prestatie, maar uit een begroting van herstelkosten die niet daadwerkelijk zijn gemaakt.
Conclusie
5.20.
[gedaagde c.s.] moet [eiser] voor het stucwerk dus per saldo € 1.496,86 inclusief btw betalen. Dit bedrag is opgebouwd uit de redelijke prijs van € 2.496,86 met aftrek van het verrekende bedrag van € 1.000.
Wettelijke handelsrente
5.21.
De over de hoofdsom gevorderde wettelijke handelsrente zal worden toegewezen vanaf 8 juli 2024. Nu [eiser] niet heeft gesteld dat een uiterste dag van betaling is afgesproken, is de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgend op die waarop [gedaagde c.s.] de factuur heeft ontvangen (artikel 6:119a lid 2 sub a BW). De kantonrechter merkt 7 juni 2024 aan als de datum waarop [gedaagde c.s.] de factuur heeft ontvangen, aangezien [gedaagde c.s.] onweersproken heeft aangevoerd dat hij op die dag voor het eerst door de incassogemachtigde van [eiser] tot betaling werd aangemaand en hij voor die tijd geen factuur van [eiser] had ontvangen.
5.22.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde c.s.] dat hem een opschortingsrecht toekwam. Hij heeft namelijk onvoldoende gesteld op welke grond hij bevoegd zou zijn geweest om de betaling van de per saldo door hem verschuldigde hoofdsom op te schorten.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.23.
[eiser] vordert betaling van € 616,59 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.24.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 40. [eiser] heeft wegens de te late betaling door [gedaagde c.s.] recht op de vergoeding van € 40 zonder dat verzuim vereist is (artikel 6:96 lid 4 BW). Het meer gevorderde is niet toewijsbaar, omdat uit de stellingen van [eiser] niet kan worden afgeleid dat [gedaagde c.s.] in verzuim is geraakt.
Proceskosten
5.25.
De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt. Aan de ene kant is de vordering van [eiser] grotendeels afgewezen. Aan de andere kant heeft [eiser] wel moeten procederen om het toegewezen gedeelte betaald te krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om € 1.496,86 aan [eiser] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 8 juli 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde c.s.] om € 40 aan [eiser] te betalen ter vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
verklaart de onderdelen 6.1 en 6.2 van deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Berends, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2025. (HJB)

Voetnoten

1.Zie de randnummers 8 t/m 17 bij conclusie van antwoord, en de e-mail namens [gedaagde c.s.] van 5 augustus 2024 die onderdeel uitmaakt van de aangehaalde correspondentie tussen de gemachtigden, overgelegd als productie 3 bij dagvaarding.
2.Productie 6 bij dagvaarding en productie 1 bij conclusie van antwoord.
3.Zie productie 6 bij dagvaarding.
4.Zie met name de e-mail namens [gedaagde c.s.] van 5 augustus 2024 die onderdeel uitmaakt van de aangehaalde correspondentie tussen de gemachtigden, overgelegd als productie 3 bij dagvaarding, en de pagina’s 7 t/m 10 van het door [gedaagde c.s.] als productie 5 ingebrachte deskundigenrapport.
5.Zie de door [eiser] als productie 4 overgelegde specificatie bij zijn factuur
6.Zie productie 5 bij de conclusie van antwoord
7.Zie onderdeel 33 van de conclusie van antwoord