Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A1] ,
2.
[partij A2],
1.De procedure
- de akte van [Partij A] van 8 januari 2025;
- de akte van [partij B] van 8 januari 2025;
2.De feiten
3.De standpunten van partijen
4.De verdere beoordeling
ofbij deze werkzaamheden sprake is van tekortkomingen. Het partijdebat geeft daarover geen uitsluitsel omdat partijen over en weer gemotiveerde standpunten hebben ingenomen. De rechtbank voegt daaraan toe dat de meest fundamentele vraag die partijen verdeeld houdt – en ten aanzien waarvan de eigen deskundigen van partijen diametraal tegenover elkaar staan – is of (deugdelijke) nakoming door [partij B] al dan niet blijvend onmogelijk is.
- te onderbouwen of de door hem gevorderde bedragen (al dan niet gedeeltelijk) vallen onder de overeengekomen vaste aanneemsom. Indien hiervan volgens [partij B] sprake is dan dient hij aan te geven op welke termijn in de termijnregeling, zoals overgelegd als productie 2 bij dagvaarding, het gevorderde bedrag ziet en dient [partij B] te onderbouwen in hoeverre het gevorderde bedrag opeisbaar is gelet op de stand van het werk;
- te onderbouwen in hoeverre de door hem gevorderde bedragen zien op meerwerk. Waar dat het geval is dient [partij B] , gelet op het verweer van [Partij A] en in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 1 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:989), te onderbouwen:
5.De beslissing
woensdag 18 juni 2025om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,