ECLI:NL:RBOVE:2025:3284

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/08/320720 / HA ZA 24/360
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en verdeling van de woning na beëindiging van een vennootschap onder firma

In deze zaak vorderen partijen, [partij A] en [partij B], de rechtbank om te oordelen over de ontruiming van een woning en de verdeling van de activa van hun vennootschap onder firma (vof) na de beëindiging van hun relatie. De woning, gezamenlijk gekocht voor € 405.000, is nu bewoond door [partij B], terwijl [partij A] de woning heeft verlaten. Beide partijen hebben elk ongeveer € 143.000 afgelost op de hypothecaire lening, maar er rust nog een hypotheek van circa € 135.195 op de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vof op 31 december 2023 is ontbonden en dat de vereffening nog niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vorderingen van [partij A] tot ontruiming van de woning afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [partij B] zonder recht in de woning verblijft. De rechtbank heeft [partij B] het recht gegeven om de woning nog zes maanden te gebruiken, terwijl [partij A] de mogelijkheid krijgt om de woning te verkopen indien [partij B] niet in staat is om de woning over te nemen. De rechtbank heeft ook de vereffening van de vof gelast en de verdeling van de activa, waarbij rekening moet worden gehouden met eventuele belastingclaims. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/320720 / HA ZA 24/360
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen ‘[partij A]’,
advocaat: mr. J. de Ruiter,
tegen
[partij B],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen ‘[partij B]’,
advocaat: mr. M.J.J.A. Ooms.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte wijziging eis;
- de aanvullende stukken die [partij B] op 10 januari 2025 in het geding heeft gebracht;
- de mondelinge behandeling van 21 januari 2025 en de daarvan door de griffier gemaakte aantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[partij A] en [partij B] zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres 1]. De woning is gekocht voor de koopprijs van
€ 405.000,00. [partij A] en [partij B] hebben ieder een bedrag van (circa) € 143.000,00 op de hypothecaire geldlening afgelost. Op de woning rust nu nog een hypotheek van circa
€ 135.195,00. De woning wordt thans door [partij B] bewoond, [partij A] heeft de woning verlaten.
2.2.
Partijen zijn een vennootschap onder firma aangegaan waarmee zij een hondenpensioen, genaamd “Dogresort”, exploiteerden. In de vennootschap zijn onder meer de gemeenschappelijke woning en de auto van [partij A] ingebracht.
2.3.
Partijen voerden daarnaast een gemeenschappelijke huishouding en hadden daartoe een samenlevingscontract opgesteld. Artikel 10 van dat contract bepaalt in het eerste lid onder meer:
“Ingeval de overeenkomst eindigt anders dan door overlijden van één van de partijen, heeft ieder van de partijen het recht zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat zij – met uitsluiting van de andere partij – nog zes (6) maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beiden bewoonde woning. De kantonrechter zal daarbij afwegen de belangen die partijen hebben om in de woning te blijven en de mogelijkheid andere woonruimte te vinden.”
2.4.
Het vijfde lid bepaalt:
“Uit geen van de regelingen inzake betaling als opgenomen in de leden 2 en 4 van dit artikel, kan te eniger tijd door één van de partijen het bestaan van een (onder)huurverhouding worden afgeleid.”
2.5.
Het samenlevingscontract is op 18 december 2023 beëindigd. De vennootschap onder firma is op 31 december 2023 gestaakt.
2.6.
[partij A] heeft de woning aan de [adres 2] verlaten.
2.7.
[partij A] heeft [partij B] eerder gedagvaard in kort geding. Bij vonnis van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 31 oktober 2024 zijn de vorderingen van [partij A] en de tegenvorderingen van [partij B] afgewezen. Het vonnis vermeldt voor zover hier van belang:
“[partij A] vordert in dit kort geding ontruiming van de woning. Ontruiming van de woning is in het algemeen niet een voor de hand liggende eerste stap om tot verdeling van het vermogen van de vof te komen. Onder de gegeven omstandigheden is de vordering tot ontruiming van de woning in dit stadium een te vergaande eis. [partij A] heeft niet weersproken dat [partij B] de hypotheekschuld maandelijks voldoet. Dat [partij B] de woning laat verloederen, heeft [partij B] betwist en [partij A] heeft die stelling niet nader onderbouwd. Daarnaast heeft [partij B] gesteld dat zij de woning wil overnemen. [partij B] heeft ter zitting concreet gemaakt dat zij daarover contact heeft met de bank en dat zij verwacht op korte termijn meer duidelijkheid over de financieringsmogelijkheden te krijgen. Zij heeft ter zitting beloofd dat zij er vaart in zal houden (…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[partij A] vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat [partij B] binnen twee maanden na het te wijzen vonnis de woning aan de [adres 1] dient te ontruimen en ontruimd te houden zodat de woning gereed kan worden gemaakt voor bezichtiging en verkoop;
II. te bepalen dat indien [partij B] niet voldoet aan de vordering onder I zij aan [partij A] een dwangsom is verschuldigd van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 200.000,00, althans een dwangsom in goede justitie te bepalen;
III. [partij A] machtigt om mede voor rekening van [partij B] alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de onroerende zaak aan de [adres 1] zodat de woning ter verkoop kan worden aangeboden en kan worden verkocht;
IV. [partij A] machtigt tot het te gelde maken van de woning en te bepalen dat het vonnis in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [partij B] om de woning te verkopen;
V. bepaalt dat de beslissing van de rechtbank in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht vereiste levering van de onroerende zaak en de aflossing van de hypotheekschuld noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [partij B];
VI. bepaalt dat [partij B] binnen twee weken na het te wijzen vonnis dient te overleggen alle bankafschriften van de VOF en afschriften van alle betaalde facturen;
VII. bepaalt dat voor iedere dag dat [partij B] niet voldoet aan hetgeen onder VIII is gevorderd [partij B] aan [partij A] een dwangsom is verschuldigd van
€ 5.000,00 per dag met een maximum van € 200.000,00, althans een dwangsom in goede justitie te bepalen;
VIII. bepaalt dat partijen dienen over te gaan tot de verdeling/verrekening van de gemeenschappelijke vermogensbestanddelen;
IX. [partij B] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[partij B] voert verweer. Tevens vordert [partij B] in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat [partij B] tenminste gedurende zes maanden na de vereffening/liquidatie van de VOF danwel tenminste gedurende zes maanden na het te wijzen vonnis gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de gemeenschappelijke woning, met uitsluiting van [partij A];
II. bepaalt dat de VOF moet worden vereffend en verdeeld na de definitieve afronding van de jaarstukken 2023 met medeneming van eventuele belastingclaims;
III. bepaalt dat [partij B] een vordering heeft op [partij A] ter hoogte van de helft van alle kosten die na beëindiging van de VOF ten aanzien van de VOF door haar zijn voldaan en [partij A] derhalve de helft van deze kosten nog bij de vereffening/deverdeling van de VOF aan [partij B] dient te voldoen;
IV. bepaalt dat [partij A] een bedrag van € 986,60 aan [partij B] moet voldoen terzake de operatiekosten van [naam 1] en [naam 2].
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie worden vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk behandeld.
Inleidende opmerkingen
4.2.
Een vennootschap onder firma is een bij overeenkomst aangegane rechtsverhouding strekkende tot het uitoefenen van een bedrijf onder gemeenschappelijke naam in een duurzaam samenwerkingsverband. De beëindiging van een vennootschap onder firma (hierna ‘vof’) wordt ingeluid door de ontbinding ervan. Vanaf het moment van ontbinding strekt de rechtsverhouding binnen de vof nog slechts tot vereffening (‘liquidatie’) van de vennootschapsaangelegenheden: lopende zaken moeten worden afgewikkeld, schulden betaald, vorderingen geïnd en zo nodig (of wenselijk) worden activa van de vennootschap te gelde gemaakt. Daarna vindt de verdeling plaats van het resterende vennootschapsvermogen onder de deelgenoten. Pas daarna is de vennootschap beëindigd en is zij opgehouden te bestaan.
4.3.
Een vof-akte ontbreekt in deze zaak en over mondelinge afspraken tussen de vennoten is niets gesteld. Dat betekent dat de rechtbank het moet doen met het wettelijk kader dat in dit geval over meerdere wetboeken is verspreid: ontbinding is geregeld in boek 7A BW (de artikelen 7A:1684-7A:1688 BW). Vereffening en verdeling worden beheerst door de bepalingen van titel 7 van boek 3 BW. Aan de bijzondere aspecten van beëindiging van een vof zijn bovendien de artikelen 30-34 van het Wetboek van Koophandel (WvK) gewijd.
4.4.
Voorwaarde om tot verdeling te komen, is dat de vennootschap is ontbonden. Voor het instellen van een vordering tot verdeling is echter niet vereist dat de vereffening reeds is begonnen of voltooid. Een vordering tot verdeling kan immers te allen tijde (vgl. 3:178 lid 1 BW) worden ingesteld, dus ook reeds tijdens of vóór de vereffening (zie in gelijke zin Asser/Van Olffen 7-VII 2022/337 en Mohr & Meijers, Van personenvennootschappen 2022, par 7.6.3.).
4.5.
Er bestaat dus verschil tussen de ontbinding, vereffening, verdeling en beëindiging van een vennootschap. Op deze aspecten wordt hieronder nader ingegaan.
Ontbinding van de vof
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de rechtsbetrekking van een vof verplicht tot een gedurige samenwerking. Vastgesteld kan in ieder geval worden dat daarvan met ingang van 31 december 2023 in de visie van beide partijen geen sprake meer is. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de vof per die datum ontbonden is. Of dat al dan niet met wederzijds goedvinden is gebeurd is niet ter zake dienend voor de beoordeling van het geschil en de rechtbank laat dat dus in het midden.
Vereffening
4.7.
De ontbinding van de vof heeft tot gevolg dat de verplichting tot inbreng voor beiden is komen te vervallen en dat het vermogen van de vof moet worden vereffend. De lopende zaken moeten worden afgewikkeld zodat de boedel in een toestand wordt gebracht waarin deze kan worden verdeeld. Tussen partijen staat vast dat deze vereffening tot op heden nog niet plaatsgevonden.
4.8.
[partij B] heeft aangevoerd dat de vof op dit moment nog niet kan worden vereffend omdat de definitieve eindbelans nog niet is opgemaakt en alle vermogensbestanddelen nog niet op juiste waarde zijn getaxeerd. Er moeten volgens De Roij nog vele boekingen te worden verricht van bedrijfskosten die door [partij B] in privé zijn betaald en nog door de vof moeten worden vergoed. Ook moeten er nog decarlaties van de boekhouder over de jaren 2022, 2023 en 2024 worden voldaan die nog in de boekhouding van de vof moeten worden verwerkt.
4.9.
Partijen dienen evenwel tot vereffening en verdeling van de vof over te gaan. De daartoe strekkende vordering wordt daarom toegewezen (de rechtbank komt hier uitgebreider op terug in rov. 4.23.). Het spreekt voor zich dat alle baten en lasten die zien op de vennootschap, waaronder eventuele latente belastingclaims, in die vereffening moeten worden betrokken. Daarbij geldt dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop het vermogen wordt vereffend en in het bijzonder niet of dat al dan niet op basis van een slot- of eindbalans moet geschieden. In het kader van de vereffening moeten de zaken van de vof worden afgewikkeld en eventuele schuldeisers worden voldaan. Op de voet van artikel 32 lid 1 van het WvK moeten de vennoten de vennootschap in haar naam vereffenen. De waarde van de vof moet worden bepaald op het moment van de ontbinding, in dit geval derhalve per 31 december 2023 (de peildatum).
Verdeling
4.10.
Hetgeen na vereffening van het vennootschappelijk vermogen overblijft, moet tussen partijen worden verdeeld. Artikel 3:185 BW bepaalt dat de rechter de wijze van verdeling kan vaststellen daarbij rekening houdend met de billijkheid, alsmede met de belangen van partijen en met het algemene belang. Als uitgangspunt geldt verder dat om de waarde van de bij de verdeling van de tot de vof behorende vermogensbestanddelen te bepalen in beginsel moet worden uitgegaan van de waarde ten tijde van de verdeling, tenzij door partijen anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voortvloeit. Partijen zijn geen peildatum overeengekomen. Zoals hiervoor werd overwogen geldt als peildatum voor de waardering van de diverse vermogensbestanddelen van de vof de datum van ontbinding daarvan (31 december 2023).
De woning
4.11.
Tot de vermogensbestanddelen van de vof behoort in ieder geval de woning aan de [adres 2]. Niet in geschil is dat de woning partijen gezamenlijk in eigendom toebehoort zodat de (over)waarde van de woning bij helfte tussen partijen moet worden verdeeld. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met het feit dat beide partijen een bedrag van (circa) € 143.000,00 in de woning hebben ingebracht.
4.12.
[partij B] wenst die woning over te nemen en [partij A] vervolgens uit te kopen maar daartoe moet eerst de vereffening van de vof zijn voltooid, aldus [partij B]. Volgens [partij B] is er nu sprake van een huurovereenkomst met [partij A] voor wat betreft het gebruik en het genot van de woning. Die huurovereenkomst (voor onbepaalde tijd) kan niet zomaar beëindigd worden. Over de verdeling van het woning kan niet afzonderlijk worden beslist, het vermogen van de vof dient in zijn geheel te worden afgewikkeld.
4.13.
[partij A] brengt daar tegenin dat zij [partij B] meermalen heeft gevraagd om met een voorstel te komen om tot overname van de woning te komen maar dat [partij B] nooit enig voorstel heeft gedaan. Uit niets blijkt dat [partij B] doende is met het verkrijgen van financiering van de woning. [partij B] heeft geweigerd om een makelaar/taxateur tot de woning toe te laten. Volgens [partij A] tracht [partij B] enkel tijd te winnen zodat zij in de woning kan blijven wonen.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat de waarde van de woning tussen partijen niet vaststaat. Evenmin staat het voor de rechtbank vast dat [partij B] de woning kan overnemen. De rechtbank zal reeds om die reden niet de verdeling van de woning vaststellen maar zal in plaats daarvan de wijze van verdeling gelasten.
4.15.
De rechtbank zal bepalen dat [partij A] binnen vier weken na heden een makelaar/taxateur opdracht zal verstrekken om de waarde van de woning per 31 december 2023 te taxeren. De taxatie zal worden verricht door een door [partij A] aan te wijzen makelaar. De kosten van de taxatie komen voor rekening van partijen, in die zin dat ieder van hen de helft van deze kosten voor zijn rekening neemt.
4.16.
Nadat de woning is getaxeerd zal [partij B] binnen twee maanden na de datum van de taxatie een passende financiering trachten te krijgen om de woning over te kunnen nemen tegen de getaxeerde waarde, in die zin dat de financiering [partij B] in staat moet stellen de helft van de overwaarde per datum overdracht aan [partij A] te voldoen en [partij A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, alsmede zorg te dragen voor het goederenrechtelijke transport van de woning.
4.17.
Indien uiterlijk na ommekomst van de voormelde termijn van twee maanden blijkt dat [partij B] de woning niet kan overnemen zal de rechtbank [partij A] machtigen alle handelingen te verrichten om de woning te koop aan te bieden aan een derde waarbij zij zo spoedig mogelijk een opdracht tot verkoop dient te geven aan een makelaar in onroerend goed. De vraagprijs zal door de makelaar moeten zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning met inachtneming van de onderhoudstoestand van de woning. [partij A] zal in dit geval voor wat betreft de overdrachtsdatum rekening moeten houden met hetgeen hierna in rov. 4.20. wordt overwogen.
4.18.
Na de verkoop en levering van de woning wordt na aflossing van de hypothecaire geldlening en betaling van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering, valt de (eventuele) opbrengst in het vermogen van de vof. De woning is immers in de vof ingebracht. Pas daarna kan de eindbalans worden opgesteld en het te verdelen vermogen worden verdeeld waarbij (uiteraard) ook rekening moet worden gehouden met de inbreng van beide partijen in de woning en de vof.
Ontruiming woning door [partij B]
4.19.
[partij A] vordert dat [partij B] de woning ontruimt terwijl [partij B] vordert te bepalen dat zij nog gedurende zes maanden gerechtigd is tot het voortgezet gebruik van de woning.
4.20.
De rechtbank zal deze vordering van [partij A] afwijzen. Gesteld noch gebleken is dat [partij B] zonder recht of titel in de woning verblijft. Waar [partij A] haar vordering baseert op de stelling dat [partij B] zich door huiselijk geweld, dreiging met geweld en (andere) intimidatie het exclusieve gebruik van de woning heeft toegeëigend geldt dat dit echter niet is komen vast te staan nu [partij B] dit allemaal heeft weersproken en [partij A] haar stelling niet verder heeft onderbouwd. Verder staat tussen partijen vast dat zij niet de in artikel 10 van hun samenlevingscontract gestipuleerde wijze van handelen (via de kantonrechter) naar de letter hebben gevolgd. De rechtbank legt die bepaling in die zin uit dat daaronder redelijkerwijs ook geacht moet worden te zijn begrepen de situatie waarin partijen hun geschil aan de rechtbank hebben voorgelegd. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de op dit artikel gebaseerde tegenvordering van [partij B] om haar het voortgezet gebruik voor de duur van zes maanden na het vonnis van deze rechtbank toe te kennen, toe te wijzen. Dit past ook bij de situatie waarin [partij B], zoals hiervoor beslist, de kans krijgt om uit te zoeken of zij in staat is om de woning over te nemen.
De kosten voor de operatie van [naam 1] en [naam 2]
4.21.
[partij B] vordert dat de rechtbank zal bepalen dat [partij A] een bedrag van
€ 986,60 aan [partij B] moet voldoen voor de operatiekosten van de honden [naam 1] en [naam 2]. De rechtbank zal deze vordering afwijzen omdat niet blijkt dat de honden gemeenschappelijk eigendom van partijen waren danwel in de vof zijn ingebracht nu dit door [partij A] gemotiveerd is betwist en vervolgens niet nader door [partij B] is onderbouwd. De kosten van de operatie ad € 986,60 zijn evenmin door [partij B] onderbouwd.
De grasmaaier en het hekwerk
4.22.
De vordering met betrekking tot de grasmaaier en het hekwerk is door [partij A] ingetrokken zodat die vordering geen beoordeling behoeft.
Verdeling van de overige goederen van de vof
4.23.
Hiervoor is al besproken hoe de woning vereffend moet worden en vervolgens verdeeld. Beide partijen hebben gevorderd dat ook de overige activa (de roerende zaken en de liquide middelen) en passiva van de vof worden vereffend en vervolgens verdeeld. Verschil tussen partijen is dat dit volgens [partij B] pas kan na het definitief afronden van de jaarstukken 2023. Uit het debat tussen partijen is gebleken dat de accountant van de v.o.f. de werkzaamheden aan de jaarstukken over 2023 en de eindbalans van de v.o.f. heeft gestaakt in afwachting van betaling (vooraf) voor de met die werkzaamheden gemoeid zijnde tijd. Het gaat, blijkens productie 6 van [partij B], om circa € 4.000,-. Bij de afronding van die stukken zal de accountant, zo blijkt uit voornoemde productie, ook een standpunt innemen over de vraag welke aanvullende kosten [partij B] terecht op de balans van de v.o.f. kan zetten. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om te bepalen dat de route waarop partijen zullen kunnen komen tot verdeling van de overige goederen van de v.o.f. de volgende is. Partijen dienen ieder voor de helft bij vooruitbetaling aan de accountant het door hem gevraagde voorschot voor het opmaken van de jaarstukken 2023 en de eindbalans te voldoen. Wanneer die stukken definitief worden, dienen partijen de baten en schulden van de v.o.f. ieder voor 50% voor hun rekening te nemen. De rechtbank merkt daarbij op deze werkwijze meebrengt dat de verkoop van de gezamenlijke woning moet worden afgewacht, zoals in rov. 4.18. overwogen. De rechtbank zal de hierop ziende vorderingen in de hiervoor bedoelde zin toewijzen.
Vordering overleggen bankafschriften en facturen
4.24.
[partij A] vordert ex art. 843a Rv overlegging bankafschriften en alle betaalde facturen. Bij de beoordeling van deze vordering neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat artikel 843a Rv niet ziet op een algemeen recht op inzage, afschrift of uittreksel. Een vordering op grond van voornoemd artikel kan slechts worden toegewezen indien voldaan is aan de in het eerste lid van dat artikel genoemde cumulatieve voorwaarden. Daarnaast geldt dat als aan de in artikel 843a Rv genoemde voorwaarden is voldaan, de vordering volgens het vierde lid van deze bepaling toch moet worden afgewezen als daarvoor gewichtige redenen bestaan of als een behoorlijke rechtsgang ook gewaarborgd is zonder verschaffing van de gevraagde gegevens.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat [partij A], als vennoot van de v.o.f. een vanzelfsprekend belang heeft bij – op zijn minst – inzage in administratieve stukken die op de v.o.f. betrekking hebben. Toch zal de rechtbank deze vordering afwijzen, omdat niet blijkt wat het belang is bij de afzonderlijke veroordeling van [partij B] in verband met deze stukken. Het is immers niet in geschil dat deze stukken aan de accountant zullen worden verstrekt in het kader van de door hem te verrichten werkzaamheden, en dat de accountant naar beide vennoten toe concepten zal verstekken van de door hem op te stellen stukken en, naar mag worden aangenomen, de stukken waarop hij zich in dat kader baseert. Het valt niet in te zien wat het afzonderlijke belang is dat [partij A] bij deze stand van zaken nog heeft bij haar vordering op dit punt.
Proceskosten
4.26.
In wezen vloeit deze zaak voort uit het beëindigen van de affectieve relatie van partijen. De rechtbank zal daarom de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt ten aanzien van de verdeling van de woning aan de [adres 2] het volgde:
toedeling woning aan [partij B] of verkoop aan derde
5.2.
bepaalt omtrent de toedeling of verkoop van de woning het volgende:
-
[partij A] geeft binnen vier weken na heden een door haar aan te wijzen makelaar/taxateur de opdracht om de woning (bindend) te taxeren en de waarde op 31 december 2023 te bepalen waarbij [partij B] gehouden is haar volledige medewerking aan de taxatie te verlenen;
- de kosten voor de taxatie worden door partijen bij helfte gedragen;
- [partij B] wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee maanden na datum van de taxatie een passende financiering te verkrijgen om de woning over te kunnen nemen tegen de getaxeerde waarde, in die zin dat [partij B] op het moment van overname van de woning, aan [partij A] de helft van de overwaarde voldoet en [partij A] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, alsmede zorg te dragen voor de notariële levering van de woning;
- indien na ommekomst van de voormelde termijn van twee maanden blijkt dat [partij B] de woning niet kan overnemen zal [partij A] een opdracht tot verkoop geven aan een door haar aan te wijzen makelaar in onroerend goed waarbij onderdeel van de opdracht is de woning te verkopen tegen een marktconforme koopprijs, mede gelet op de staat van onderhoud van de woning;
- [partij B] is gehouden – indien en voor zover [partij B] de woning niet binnen de daarvoor gestelde termijn kan overnemen – aan de verkoop en de daaropvolgende overdracht en notariële levering mee te werken, daartoe zijn partijen over en weer gehouden om hun medewerking te verlenen aan alle daartoe benodigde handelingen;
- partijen zullen de verkoopopbrengst van de echtelijke woning na aflossing van de hypothecaire geldlening en betaling van de makelaarskosten, kosten van de notaris en overige kosten ter zake van de verkoop en levering bij helfte delen;
en voor het geval [partij B] haar medewerking tot verkoop en levering van de woning door [partij A] weigert
5.3.
machtigt [partij A] tot het te gelde maken van de woning;
5.4.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring van [partij B] om de woning te verkopen;
5.5.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor eigendomsoverdracht vereiste levering van de woning en de aflossing van de hypotheekschuld noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [partij B];
in alle gevallen
5.6.
bepaalt dat [partij B] voor een periode van zes maanden na de datum van dit vonnis gerechtigd is het gebruik van de woning voort te zetten;
5.7.
gelast de vereffening van de vennootschap onder firma en de verdeling van het vermogen van die vennootschap met medeneming van eventuele belastingclaims;
5.8.
bepaalt dat partijen, nadat de woning is verdeeld, over gaan tot de verdeling dan wel verrekening van de (overige) gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, en daarbij hetgeen is overwogen in rov. 4.23. in acht dienen te nemen;
5.9.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.11.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025. (JBd)