ECLI:NL:RBOVE:2025:3286

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/08/322053 / HA ZA 24-392
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkomingen in de levering van warmtepompen en boilers tussen Procalor B.V. en DWM c.s.

In deze zaak vordert Procalor B.V. betaling van onbetaalde facturen voor de levering van warmtepompen en boilers aan DWM c.s. DWM c.s. hebben tegenvorderingen ingesteld en stellen dat Procalor tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde producten niet aan de overeenkomst voldoen. De rechtbank heeft op 21 mei 2025 een tussenvonnis gewezen waarin zij oordeelt dat Procalor op één onderdeel tekortgeschoten is, maar dat verder debat tussen partijen nodig is. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich bij akte uit te laten over de gevolgen van deze tekortkoming en de vraag of de ontbinding van de overeenkomst door DWM c.s. gerechtvaardigd is. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/322053 / HA ZA 24-392
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap PROCALOR B.V.,
te Veghel,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Procalor,
advocaat: mr. T.J. Teggelaar,
tegen

1.de besloten vennootschap DE WARMTE MAATSCHAPPIJ B.V.,

te Oldenzaal,
hierna te noemen: DWM,
2. de besloten vennootschap
DWM ONTWIKKELING B.V.,
te Oldenzaal,
hierna te noemen: DWM Ontwikkeling,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: DWM c.s.,
advocaat: mr. H.J.D. ter Waarbeek.

1.De zaak in het kort

1.1.
Procalor heeft in het kader van een samenwerking en op grond van een mondelinge overeenkomst warmtepompen, boilers en toebehoren aan DWM c.s. geleverd. De facturen van Procalor zijn onbetaald gebleven. Procalor vordert in deze procedure betaling van haar facturen met rente, de buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van DWM c.s. in de proceskosten.
1.2.
DWM c.s. hebben tegenvorderingen ingesteld (een eis in reconventie). Volgens DWM c.s. is Procalor tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de geleverde warmtepompen en boilers niet aan de overeenkomst beantwoorden. Daarom hebben zij de overeenkomst ontbonden en hoeven zij de facturen van Procalor niet te betalen. Daarnaast zullen DWM c.s. de warmtepompen en boilers van Procalor moeten verwijderen en zullen zij nieuwe moeten aanschaffen en installeren. Deze schade zal Procalor moeten vergoeden, stellen DWM c.s.
1.3.
De rechtbank wijst een tussenvonnis. De rechtbank is van oordeel dat drie van de vier door DWM c.s. gestelde tekortkomingen niet terecht zijn, maar dat Procalor op één onderdeel wel tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst. Daarover vindt de rechtbank verder debat tussen partijen echter nodig. Partijen mogen zich nog bij akte uitlaten. Dit verkort weergegeven oordeel zal hieronder nog nader worden gemotiveerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 30 september 2024,
- de akte overlegging producties van Procalor,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de akte overlegging producties van DWM c.s.,
- de brief van de griffie waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bepaald,
- de mondelinge behandeling van 4 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van beide partijen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn rond maart 2021 mondeling een samenwerking aangegaan voor het project genaamd [adres 1] / [adres 2] te Hilversum (hierna te noemen: het Project). Het Project zag op de ontwikkeling van betaalbare en duurzame oplossingen voor het aardgas vrij maken van bestaande rijtjes- en portiekwoningen van woningcorporaties.
3.2.
Bij de uitvoering van het Project trad Procalor op als leverancier, DWM als exploitant van warmtenetten en DWM Ontwikkeling als partij die de warmtenetten realiseert en onderhoudt. Deze constructie was noodzakelijk om in aanmerking te komen voor de subsidie voor duurzame energie en energiebesparing.
3.3.
Ten behoeve van het Project heeft Procalor een warmtepomp van het type ProGH8 als prototype aan DWM c.s. ter beschikking gesteld. Dit prototype is in het bijzijn van Procalor door DWM getest. DWM c.s. hebben het prototype goedgekeurd onder de voorwaarde dat de boiler uit de warmtepomp zou worden verwijderd. DWM c.s. hebben hierna warmtepompen, boilers en toebehoren bij Procalor besteld.
3.4.
Op 3 november 2022 stuurde dhr. [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1] ) van Procalor een e-mail aan dhr. [naam 2] (hierna te noemen: [naam 2] ) van DWM c.s. met de volgende tekst:

(…). Bijgevoegd de tekening van de boiler zoals door mij goedgekeurd.
  • Afmetingen 1280 x 470 mm
  • 1,5 kW elektrische heater
  • Dwarsdoorstroming van koud naar warm met 1/2” man
  • Aansluiting verwarming aan een zijde met 3/4” man
  • Thermometer verwarmingselement uit het centrum geplaatst
  • Thermometerbuis tank op 3/4 en halverwege tank
  • Uitgang warmtapwater boven
  • Ingang koudtapwater onderzijde aan ander kant boiler
  • Liggend op steunen
  • 50mm PU isolatie
  • Plaats voor ontluchter boven op tank
  • Plaats voor overdruk boven op tank
  • Aftap onder aan kraan
  • 3/4” magnesiumstaaf in tank (moet boven in tank) (…).
3.5.
Bij e-mail van 2 maart 2023 heeft Procalor een offerte voor 45 warmtepompen van het type ProGH8 en 45 boilers van het type ProHB120 toegestuurd.
3.6.
Bij e-mail van 2 maart 2023 schrijft [naam 1] aan [naam 2] onder meer het volgende:

(…). Intussen zijn er voor de verschillende types boiler een aantal belangrijke eisen bijgekomen. Zo moet voor Hilversum de boiler horizontaal liggend geplaatst worden met dwarsdoorstroming van het warmtapwater en mag de verticale boiler niet hoger zijn dan ca. 1 meter om boven de boosterunit geplaatst te worden. Ook moeten de aansluitpunten van de leidingen bij voorkeur aan de achterzijde van de verticale boiler liggen zodat ze niet in het zicht liggen en zodat ze beperkt ruimte kunnen innemen. Ook moet de verticale boiler geschikt zijn voor muurmontage en vloerplaatsing. Onderstaand de prijzen van de complete boiler met A-label, eisen van DWM en thermisch element, thermometer en dompelbuis, magnesiumstaaf, verwarmingsspiraal, aftapkraan, automatische ontluchter, overdrukventiel.”
3.7.
Bij e-mail van 6 maart 2023 heeft [naam 1] namens Procalor aan [naam 2] van DWM c.s. een aangepaste tekening van het prototype van de warmtepomp toegestuurd met de volgende tekst:

(…). Onderstaand de versie 3.0 tekening van de boosterunit.
  • De bediening is op de servicedeur aan de voorzijde.
  • De noodstop aan de rechter zijde van de unit.
  • De drukmeter van het cv-systeem is in de kast opgenomen.
  • De wateraansluitingen zijn allemaal aan de rechter zijde.
  • De data en voedingskabels zijn met stekkers op de kast aangesloten.
  • Twee zijden van de kast zijn vrij als ook de bovenzijde van de kast.
  • Afmetingen zijn 500 x 600 x 1400mm. (…).
3.8.
DWM c.s. hebben 18 warmtepompen van het type ProGH8 en een hoeveelheid boilers van het type ProAH19 van Procalor afgenomen.
3.9.
Op 5 oktober 2023 is door partijen een energieanalyse opgesteld. Daarin is onder andere het volgende opgenomen:

(…). Wanneer de boiler geheel leeg is en gevuld is met koud water van 16 graden duurt het 40 minuten voordat de boiler weer helemaal op een temperatuur van 55 graden is. De boiler heeft wanneer deze geheel gevuld is met koud water na 20 minuten gemiddeld al een watertemperatuur van 37 graden waarmee je kunt douchen. Dit betekent dat je in het totaal een douchetijd hebt van ca. 45 minuten wanneer de booster warmtepomp van 8 kW de boiler tijdens het douchen in de tussentijd opwarmt. (…).
3.10.
Op 19 oktober 2023 heeft [naam 1] een rapportage opgesteld ten behoeve van de verleende subsidie. Deze rapportage stuurde [naam 1] per e-mail aan [naam 2] met als titel “
A.1.10 Ontwerp decentrale pompunits en A.1.11 Evaluatie prototypes”. In deze rapportage is onder andere het volgende bepaald:

(…). Het prototype geeft teveel resonatie van de warmtepomp naar de beplating van de omkasting. (…). Voor de nieuwe serie moet de beplating standaard voorzien zijn van geluidsisolatie.”
3.11.
Procalor heeft voor in totaal € 190.302,75 aan facturen aan DWM voor de geleverde warmtepompen met toebehoren toegestuurd:
[afbeelding]
3.12.
Procalor heeft voor in totaal € 144.495,05 aan facturen aan DWM Ontwikkeling voor de geleverde boilers met toebehoren toegestuurd:
[afbeelding]
3.13.
DWM c.s. hebben de facturen van Procalor niet betaald. Op 26 juni 2024 en op 10 juli 2024 hebben gesprekken tussen partijen plaatsgevonden waarin de door DWM c.s. gestelde gebreken ter sprake kwamen, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid.
3.14.
Omstreeks juli 2024 hebben partijen een bespreking gehad waarbij [naam 2] heeft aangegeven dat de warmtepompen de maximale geluidsproductie overschreden. Bij e-mail van 15 juli 2024 heeft [naam 1] [naam 2] kort gezegd bericht dat de warmtepompen wel voldoen aan de maximale geluidsproductie.
3.15.
Bij e-mail van 17 juli 2024 heeft [naam 2] per e-mail gereageerd dat de warmtepompen niet voldoen aan de overeenkomst, omdat de maximale geluidsproductie van 30 dB wordt overschreden. Daarbij verwijst [naam 2] naar een geluidsrapport van [bedrijf] .
3.16.
Op 19 juli 2024 heeft [naam 2] Procalor in gebreke gesteld.
3.17.
Bij brief van 1 augustus 2024 heeft (de advocaat van) Procalor DWM c.s. gesommeerd tot betaling en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de warmtepompen conform de overeenkomst zijn geleverd.
3.18.
Op 27 augustus 2024 heeft (de advocaat van) DWM op de sommatie van Procalor gereageerd. DWM stelde zich daarbij op het standpunt dat er is overeengekomen dat de warmtepompen niet meer dan 30 dB geluid zouden produceren op grond van het testrapport d.d. 18 november 2021 en de stickers die Procalor op de warmtepompen heeft geplakt. DWM stelde zich in deze brief daarnaast op het standpunt dat de geleverde boilers ook niet aan de overeenkomst beantwoorden, omdat deze niet liggend gemonteerd kunnen worden.
3.19.
Bij brief van 30 augustus 2024 heeft (de advocaat van) Procalor gereageerd dat partijen niet zijn overeengekomen dat de warmtepompen maximaal 30 dB geluid zouden produceren en dat de boilers liggend gemonteerd moeten kunnen worden.
3.20.
Bij brief van 11 september 2024 heeft de (advocaat van) DWM de overeenkomst tussen partijen ontbonden.
3.21.
Bij e-mail van 18 september 2024 heeft Procalor zich op het standpunt gesteld dat de ontbinding door DWM c.s. niet terecht is.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Procalor vordert – samengevat – betaling van haar facturen wegens door haar geleverde warmtepompen, boilers en appendages, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert Procalor betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van DMW c.s. in de proceskosten.
4.2.
DWM c.s. voeren verweer. DWM c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Procalor, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Procalor, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Procalor in de kosten van deze procedure.
4.3.
DWM c.s. voeren het volgende aan. De door Procalor geleverde warmtepompen en boilers beantwoorden niet aan de overeenkomst en zijn onbruikbaar voor het Project. De warmtepompen beschikken niet over een CE-keurmerk en produceren meer dan 30 dB geluid terwijl dit als maximale geluidsproductie is overeengekomen. De geleverde boilers zijn niet geschikt om liggend geplaatst te worden, terwijl dit wel is overeengekomen. Ook zijn de boilers niet geschikt om de overeengekomen douchetijd mee te realiseren. DWM c.s. hebben op grond daarvan de overeenkomst met Procalor ontbonden. DWM c.s. hoeven daarom de facturen van Procalor niet te betalen en Procalor is gehouden de schade die DWM c.s. lijden te vergoeden.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
DWM c.s. vorderen – samengevat – primair een verklaring voor recht dat zij de overeenkomst met Procalor rechtsgeldig hebben ontbonden, althans (subsidiair) de overeenkomst tussen hen en Procalor te ontbinden. Daarnaast vorderen DWM c.s. een verklaring voor recht dat zij zijn bevrijd om de facturen van Procalor te betalen en dat Procalor verplicht is om de door DWM c.s. geleden schade te vergoeden, nader op te maken bij staat, met veroordeling van Procalor in de proceskosten.
4.6.
Procalor voert verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie en in reconventie
5.1.
Vanwege de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
DWM c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat Procalor is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, dat zij daarom terecht de ontbinding van de overeenkomst hebben ingeroepen, met als gevolg dat zij de facturen van Procalor niet hoeven te betalen. Hiertoe hebben DWM c.s. kort gezegd aangevoerd dat de warmtepompen en de boilers niet aan de overeenkomst beantwoorden.
5.3.
Volgens DWM c.s. beantwoorden de warmtepompen en boilers in de volgende opzichten niet aan de overeenkomst:
  • i) De boilers kunnen niet horizontaal worden gemonteerd;
  • ii) De boilers kunnen de overeengekomen doucheduur niet bieden;
  • iii) De warmtepompen produceren teveel geluid;
  • iv) De warmtepompen beschikken niet over een CE-certificering.
De rechtbank zal hieronder nagaan in hoeverre er op deze door DWM c.s. gestelde punten sprake van is dat de geleverde warmtepompen en boilers niet aan de overeenkomst beantwoorden, te beginnen bij de boilers.
De positie van de boilers
5.4.
DWM c.s. hebben zich ten aanzien van de boilers op het standpunt gesteld dat Procalor is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de boilers niet horizontaal kunnen worden gemonteerd en de minimale doucheduur niet wordt behaald.
5.5.
De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de stelling dat de boilers niet horizontaal kunnen worden gemonteerd rusten ook hier op DWM c.s. omdat Procalor dit gemotiveerd heeft weersproken. Procalor heeft immers gesteld dat de boilers wel horizontaal kunnen worden gemonteerd door deze op te hangen of op een voetstuk te plaatsen. DWM c.s. hebben hun stelling dat de boilers niet horizontaal kunnen worden gemonteerd niet nader onderbouwd met stukken of rapporten.
5.6.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat DWM c.s. in het licht van de gemotiveerde betwisting door Procalor onvoldoende hebben gesteld dat de boilers niet horizontaal kunnen worden gemonteerd. Van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Procalor door boilers te leveren die niet horizontaal kunnen worden gemonteerd is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De doucheduur
5.7.
DWM c.s. stellen zich vervolgens op het standpunt dat de boilers niet aan de overeenkomst beantwoorden, omdat deze onvoldoende capaciteit hebben om de overeengekomen minimale doucheduur te behalen. Daarbij verwijzen DWM c.s. naar de energieanalyse waarin Procalor uitlatingen heeft gedaan over de douchecapaciteit.
5.8.
Procalor stelt dat dit niet ligt aan de boilers die zij heeft geleverd, maar aan het niet correct installeren daarvan door DWM c.s. Dat ligt er met name in dat de booster niet optimaal werkt vanwege het incorrect in- en uitvloeien van de koppeling. Bovendien is de maximale doucheduur volgens Procalor afhankelijk van allerlei factoren, waaronder het type douchekop, de watertemperatuur en de vraag of elders in de woning warm water wordt gebruikt. Van een concrete garantie van Procalor met betrekking tot de minimale doucheduur is daarom geen sprake.
5.9.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben DWM c.s. onvoldoende onderbouwd dat er een minimale doucheduur is overeengekomen en dat de gewenste capaciteit niet wordt gehaald bij deugdelijke werking van de booster. Zij hebben geen stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van hun stellingen en uit de energieanalyse blijkt niet dat Procalor heeft gegarandeerd dat er 45 minuten kan worden gedoucht door gebruik van de boiler. Procalor heeft slechts een indicatie gegeven, maar partijen zijn ten aanzien van de minimale doucheduur niets concreets overeengekomen. Zoals door Procalor onweersproken is gesteld, is het verstrekken van een dergelijke garantie ook niet mogelijk, omdat dit afhankelijk is van meerdere factoren. Door DWM c.s. is niet gesteld dat de boiler als zodanig niet werkt of niet geschikt is voor normaal gebruik. Dat zulks het geval is, is ook anderszins niet gebleken.
5.10.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat DWM c.s. onvoldoende hebben gesteld dat Procalor een minimale doucheduur heeft gegarandeerd en dat deze niet wordt gehaald bij deugdelijke werking van de booster. Procalor is daarom niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. DWM c.s. hebben de overeenkomst met Procalor tot levering van boilers daarom ten onrechte ontbonden. Nu er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Procalor, zal de vordering van Procalor tot betaling van de facturen met betrekking tot de boilers worden toegewezen.
Het geluid van de warmtepompen
5.11.
Voor wat betreft de warmtepompen zal de rechtbank zal allereerst beoordelen of Procalor is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat de warmtepompen een geluid produceren van meer dan 30 dB. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is.
5.12.
DWM c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat de verplichting om een warmtepomp te leveren die minder dan 30 dB aan geluid produceert volgt uit het testrapport van 18 november 2021 (het SGS-rapport), waarin de specificaties van de warmtepomp zijn opgenomen. In dit rapport is onder andere opgenomen dat de warmtepompen niet meer dan 30 dB geluid zouden maken. DWM c.s. zijn akkoord gegaan met warmtepompen met deze specificaties. Daarnaast blijkt deze afspraak uit het feit dat er een sticker is bevestigd op de warmtepomp waarop een maximumgeluid van 30 dB staat aangeduid.
5.13.
Procalor stelt zich op het standpunt dat partijen niet zijn overeengekomen dat de warmtepompen maximaal 30 dB aan geluid zouden produceren. Dat blijkt niet uit het SGS-rapport of de sticker en dat zou ook niet logisch zijn, aangezien voor bestaande woningen een eis geldt van 40 dB in plaats van 30 dB. Bovendien is de wijze waarop de geluidsproductie is gemeten onduidelijk en niet te controleren.
5.14.
De rechtbank is van oordeel dat het SGS-testrapport op zichzelf beschouwd onvoldoende is om aan te nemen dat dat partijen zijn overeengekomen dat de warmtepompen niet meer dan 30 dB geluid mochten produceren. Het SGS-testrapport had als doel om andere specificaties te testen dan het geluid. Dat blijkt uit het feit dat het geluid niet zelfstandig getest is en dat het geluid niet als testresultaat is gepresenteerd. Daarnaast is de rechtbank met Procalor van oordeel dat het resultaat van het geluid ook kan worden opgevat als meting buiten de woningen.
5.15.
Ook de op de warmtepompen bevestigde sticker leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot de gevolgtrekking dat partijen zijn overeengekomen dat de warmtepompen niet meer dan 30 dB geluid mogen produceren. Het is onduidelijk hoe de sticker geïnterpreteerd moet worden. DWM c.s. stellen dat de sticker betrekking heeft op geluidsmetingen in de woning, maar Procalar betwist dat en stelt dat het gaat om een geluidmeting buiten de woning.
5.16.
Naar het oordeel van de rechtbank konden de op de units aangebrachte stickers ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen bij DWM c.s. hebben gewekt dat de warmtepompen niet meer dan 30 dB geluid produceren. DWM c.s. hebben deze stickers pas gezien nadat zij de warmtepompen bij Procalor hadden besteld. De rechtbank laat overigens in het midden of het raadzaam is om een dergelijke onduidelijke sticker te plaatsen als het geluidsniveau ook boven de 30 dB kan uitkomen, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet zo dat het enkel aanbrengen van een dergelijke sticker de conclusie kan dragen dat Procalor zich heeft jegens DWM c.s. heeft verbonden om een warmtepomp te leveren die niet meer dan 30 dB geluid produceert. Dat geldt temeer nu de sticker is aangebracht nadat DWM c.s. de order had geplaatst.
5.17.
DWM c.s. mochten er naar het oordeel van de rechtbank dan ook voorshands niet redelijkerwijze vanuit gaan dat de warmtepompen maximaal 30 dB aan geluid zouden produceren. Als dit voor DWM c.s. van doorslaggevende betekenis was geweest, dan hadden DWM c.s. dat uitdrukkelijk en ondubbelzinnig aan Procalor moeten laten weten of daar uitdrukkelijk naar moeten vragen. Dit geldt temeer nu tussen partijen vast staat dat DWM c.s. betrokken waren bij elke stap in de productie van de warmtepompen en zij zelfs goedkeuring aan Procalor hebben gegeven om in die lijn een definitieve warmtepomp samen te stellen, steeds zonder op enig moment uitdrukkelijk eisen te stellen aan het geluid.
5.18.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat DWM c.s. onvoldoende hebben onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat de warmtepompen een geluid van maximaal 30 dB mochten produceren. Procalor is daarom niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door warmtepompen te leveren die deze geluidsnorm overschrijden. Hierin is dus geen grond gelegen voor de door DWM c.s. ingeroepen ontbinding van de overeenkomst.
CE-certificering van de warmtepompen
5.19.
DWM c.s. hebben ook aangevoerd dat de warmtepompen niet beschikken over een CE-certificering, en dat zij dit op grond van de overeenkomst wel mochten verwachten. De rechtbank moet beoordelen of de door Procalor geleverde warmtepompen beantwoorden aan de tussen partijen gesloten overeenkomst. De rechtbank stelt voorop dat vaststaat dat partijen de overeenkomst mondeling zijn aangegaan. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de stelling dat Procalor verplicht was om zorg te dragen voor warmtepompen met CE-certificering ligt op DWM c.s. omdat Procalor dit gemotiveerd heeft betwist.
5.20.
Tussen partijen staat vast dat de geleverde warmtepompen niet beschikken over een CE-certificering. De verplichting om voor een certificering zorg te dragen rust op grond van Richtlijn 2014/30/EU (van 26 februari 2024 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking)) op de fabrikant van de producten. Ter zitting heeft Procalor erkend dat zij te beschouwen is als de fabrikant van de warmtepompen. Uit de omstandigheden van dit geval blijkt niet dat DWM c.s. hebben beoogd om de op Procalor rustende wettelijke verplichting om als fabrikant zorg te dragen voor CE-certificering contractueel naar zich toe te trekken. Ook de subsidieaanvraag biedt geen aanwijzingen dat DWM c.s. zich, naast Procalor, als medeverantwoordelijken voor de CE-certificering zagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wettelijke verplichting om zorg te dragen voor CE-certificering van de door haar geleverde warmtepompen (enkel) op Procalor rust.
5.21.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat Procalor dus niet heeft zorggedragen voor de benodigde CE-certificering, terwijl zij dat op grond van de hiervoor vermelde regelgeving wel verplicht was, en DWM c.s. gelet daarop van Procalor mochten verwachten dat zij haar verplichtingen als fabrikant in verband met de levering van de warmtepompen zou naleven en de geleverde warmtepompen dan ook over een CE-certificering zouden beschikken. Dat betekent dat DWM c.s. zich in beginsel terecht op het standpunt stellen dat Procalor is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst door warmtepompen te leveren die niet over CE-certificering beschikken.
5.22.
De rechtbank is echter van oordeel dat het debat tussen partijen over wat de verdere gevolgen van deze tekortkoming zijn nog onvoldoende voldragen is en dat zij nadere toelichting verlangt van partijen over de vraag wat de verdere gevolgen van dit tekortschieten zijn voor de door Procalor gevorderde betaling van haar facturen en de door DWM c.s. ingeroepen ontbinding. De rechtbank verzoekt partijen zich in dit verband in ieder geval uit te laten over de vraag of sprake is van verzuim en of de door DWM c.s. ingeroepen ontbinding gerechtvaardigd is door de aan de orde zijnde tekortkoming. Daarbij wijst de rechtbank partijen erop dat zij voorshands van oordeel is dat sprake is van een koopovereenkomst tussen partijen, maar dat partijen bij hun nadere uitlating ook de vraag naar de kwalificatie van hun overeenkomst mogen betrekken, indien zij zich op het standpunt stellen dat sprake is van een overeenkomst van andere aard. De rechtbank zal partijen beiden een termijn van vier weken geven voor het (gelijktijdig) nemen van een akte op dit punt, waarna partijen op een termijn van twee weken op elkaars akten mogen reageren.
5.23.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
i
n conventie en in reconventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 18 juni 2025voor het nemen van een akte door beide partijen over wat is vermeld in rechtsoverweging 5.22, waarna zij op de rol van twee weken daarna (
woensdag 2 juli 2025) in reactie op elkaars akte een antwoordakte kunnen nemen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025. (EA)