ECLI:NL:RBOVE:2025:3288

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
C/08/313260 / HA ZA 24-149
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis inzake warmtepompinstallatie en ventilatievoorzieningen

In dit eindvonnis oordeelt de rechtbank dat uit de nieuwe warmteverliesberekening volgt dat gedaagde niet tekortgeschoten is met de geleverde warmtepompinstallatie, zodat de vorderingen van eiser 2 op dit punt afgewezen worden. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis geoordeeld dat eiser 1 niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, terwijl de subsidiaire vordering van eiser 2 voor zover deze ziet op de ventilatie, toewijsbaar is. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om een herberekening te laten maken door hun eigen adviseurs, wat uiteindelijk is gebeurd. De nieuwe berekening toont aan dat de warmtepompinstallatie voldoende capaciteit heeft voor de woning van eiser 2, waardoor de vorderingen van eiser 2 tot vervanging van de warmtepomp worden afgewezen. Eiser 2 heeft ook kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade gevorderd, maar de rechtbank oordeelt dat de kosten voor het onderzoek naar de warmtepomp voor rekening van eiser 2 blijven, terwijl de kosten voor het onderzoek naar de ventilatie wel voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst een bedrag van € 968,00 toe aan eiser 2 voor deze kosten. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst met eiser 2 door binnen drie maanden ventilatie te leveren die voldoet aan de eisen uit de overeenkomst en het Bouwbesluit 2012. De rechtbank legt een dwangsom op voor het geval gedaagde hier niet aan voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd tussen eiser 2 en gedaagde, terwijl eiser 1 wordt veroordeeld tot betaling van een deel van de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/313260 / HA ZA 24-149
Vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2],
advocaat: mr. A.C. Winter,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. L.H. Muller.

1.Samenvatting

1.1.
In dit eindvonnis oordeelt de rechtbank dat uit de nieuwe warmteverliesberekening volgt dat [gedaagde] niet tekortgeschoten is met de geleverde warmtepompinstallatie, zodat de vorderingen van [eiser 2] op dit punt afgewezen worden. Verder oordeelt de rechtbank overeenkomstig het tussenvonnis.

2.De procedure

2.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 januari 2025;
- de akte van [gedaagde] van 26 februari 2025;
- de akte van [gedaagde] van 9 april 2025, die ook namens [eiser 2] is ingediend.
2.2.
Hierna is vonnis bepaald.

3.De verdere beoordeling

3.1.
In het tussenvonnis van 29 januari 2025 (hierna te noemen: het tussenvonnis) heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiser 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen en beslist dat de subsidiaire vordering van [eiser 2] voor zover deze ziet op de ventilatie, toewijsbaar is.
3.2.
Voor wat betreft de warmtepompinstallatie van [eiser 2] heeft de rechtbank in het tussenvonnis geoordeeld dat [eiser 2] alleen op het punt van de vereiste temperaturen in de hal en overloop een terechte klacht heeft op de warmteverliesberekening die [gedaagde] heeft overgelegd en dat voor de vraag of dit ertoe leidt dat de door [gedaagde] geleverde warmtepompinstallatie tekortschiet, een herberekening moet worden gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens de vraag aan de orde gesteld of daarom een deskundige zou moeten worden benoemd dan wel of partijen de herberekening door hun eigen adviseurs zouden willen laten maken en partijen in de gelegenheid gesteld zich over de wenselijkheid van een deskundigenbericht uit te laten.
3.3.
[gedaagde] heeft hierna per akte duidelijk gemaakt dat beide partijen er de voorkeur aan gaven om eigen adviseurs te vragen om een aangepaste warmteverliesberekening te maken. Uiteindelijk hebben partijen er in overleg voor gekozen dat (de deskundige van) [gedaagde] die berekening zou maken en hebben zij deze via een gezamenlijke akte in het geding gebracht.
3.4.
[gedaagde] stelt zich naar aanleiding van de nieuwe warmteverliesberekening op het standpunt dat de aan [eiser 2] geleverde warmtepompinstallatie ruim voldoende capaciteit heeft voor de woning van [eiser 2] en dat de vorderingen van [eiser 2] die zien op het herstel van de warmtepomp moeten worden afgewezen. [eiser 2] is het eens met de conclusie van [gedaagde] dat de warmtepompinstallatie voldoende capaciteit heeft en
refereert zich wat dit betreft aan het oordeel van de rechtbank.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van [eiser 2] die betrekking hebben op het vervangen van de warmtepompinstallatie inderdaad moeten worden afgewezen. Zij stelt vast dat in de aangepaste warmteverliesberekening, overeenkomstig het bepaalde in het tussenvonnis, 18°C is aangehouden als minimumtemperatuur voor de hal en overloop. [gedaagde] heeft toegelicht dat als gevolg daarvan de gehele warmteverliesberekening gewijzigd moest worden, omdat door de ruimtetemperatuurverhoging van de hal en overloop er bij de aangrenzende ruimtes minder warmteverlies is naar die hal en overloop. De uitkomst van de nieuwe berekening is dat de warmtepompinstallatie een vermogen moet hebben van 7.138 Watt. De aan [eiser 2] geleverde warmtepompinstallatie heeft een vermogen van 8.630 Watt, zodat deze voldoende vermogen heeft voor haar woning. De conclusie is dus dat de stelling van [eiser 2] dat [gedaagde] tekort is geschoten door een warmtepompinstallatie te leveren met te weinig vermogen, niet opgaat. Dit betekent dat er geen reden bestaat [eiser 2] te machtigen de aan hem geleverde warmtepompinstallatie te vervangen of [gedaagde] daartoe te veroordelen. Die vorderingen zullen dus worden afgewezen.
Kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade
3.6.
[eiser 2] heeft ook betaling gevorderd van een bedrag van € 6.050,00 aan redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid en schade. Ter onderbouwing van dat bedrag heeft zij verwezen naar de als producties 45 en 47 door haar overgelegde facturen. Die facturen hebben, zo begrijpt de rechtbank althans, betrekking op het deskundigenrapport van [naam] dat [eiser 2] als productie 27 heeft overgelegd en een aangepast rapport dat [eiser 2] als productie 23 heeft overgelegd. Het grootste deel van die rapporten ziet echter op het onderzoek dat is uitgevoerd naar de warmtepompinstallatie van [eiser 2]. De kosten van dat onderzoek dienen gelet op het voorgaande voor rekening van [eiser 2] te blijven. De rechtbank oordeelt immers dat [gedaagde] ten aanzien van de warmtepomp niet tekortgeschoten is jegens [eiser 2]. De kosten van [naam] die betrekking hebben op het onderzoek naar de ventilatie in de woning van [eiser 2] komen op grond van artikel 6:96 lid 2 sub BW wel voor vergoeding in aanmerking, omdat de rechtbank in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat [gedaagde] ten aanzien van de ventilatievoorzieningen wel tekortgeschoten is. Het gaat daarbij om de volgende kosten.
3.7.
De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de als productie 47 overgelegde factuur van € 968,00 betrekking heeft op onderzoekskosten ter zake van de ventilatie in de woning van [eiser 2], zodat zij ervan uitgaat dat dit niet het geval is. De op die factuur in rekening gebrachte kosten kunnen dus niet worden toegewezen. Op de als productie 45 overgelegde factuur is een bedrag van € 400,00 exclusief btw in rekening gebracht voor een ventilatieberekening en het toetsen van de ventilatie in de woning van [eiser 2]. Dat bedrag is wel toewijsbaar. Op de factuur in kwestie is ook een bedrag van
€ 400,00 exclusief btw in rekening gebracht voor de opname van installaties in de woning van [eiser 2] en een bedrag van € 3.000,00 exclusief btw voor kort gezegd het opstellen van het (eerste) onderzoeksrapport. Een deel van die kosten heeft betrekking op de ventilatie in de woning van [eiser 2]. De rechtbank schat dat dit in totaal een bedrag van € 400,00 exclusief btw betreft. In totaal zal dus € 800,00 exclusief btw, zijnde € 968,00 inclusief btw worden toegewezen aan [eiser 2] ter vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
Dwangsom
3.8.
De rechtbank ziet aanleiding de ter zake van de toewijsbare subsidiaire vordering van [eiser 2] gevorderde dwangsom ook toe te wijzen, maar zal deze matigen en maximeren op de in het dictum te noemen wijze. Nu de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot herstel en haar bezwaren tegen de dwangsom passeert, zal de rechtbank de hersteltermijn verlengen tot drie maanden. De rechtbank gaat ervan uit dat de vereiste werkzaamheden binnen deze termijn kunnen worden verricht.
Proceskosten
3.9.
Omdat de subsidiaire vordering van [eiser 2] tot het aanbrengen van voldoende ventilatie toewijsbaar is, bestaat aanleiding de proceskosten in de verhouding [eiser 2]/[gedaagde] te compenseren, in die zin dat [eiser 2] en [gedaagde] ieder hun eigen kosten dragen. Aangezien [eiser 1] jegens [gedaagde] echter als de in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, zal hij worden veroordeeld in de helft van de proceskosten van [gedaagde]. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.042,00
(2 punten × € 521,00)
Totaal
3.931,00
[eiser 1] zal dus worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.965,50 aan proceskosten. Hier komen de nakosten ter hoogte van een bedrag van € 178,00 nog bij, plus de standaard verhoging zoals vermeld in de beslissing.
3.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart [eiser 1] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de met [eiser 2] gesloten overeenkomst door binnen drie maanden na betekening van dit vonnis in/bij de woning aan de Weeversstraat 41 in Zwolle ventilatie te leveren en te plaatsen die voldoet aan de eisen uit de koop- en aannemingsovereenkomst en het Bouwbesluit 2012;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 2] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in r.o. 4.2 genoemde hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 986,00 aan [eiser 2];
4.5.
veroordeelt [eiser 1] tot betaling van de helft van de proceskosten van [gedaagde] plus de nakosten, zijnde een bedrag van € 2.143,50, te betalen binnen veertien dagen na vandaag, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening indien [eiser 1] niet binnen die termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 2.143,50 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
4.6.
compenseert de proceskosten tussen [eiser 2] en [gedaagde], in die zin dat zij ieder hun eigen kosten dragen;
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.