ECLI:NL:RBOVE:2025:3301

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
ak_25_634
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag duoscootmobiel op basis van medische noodzaak in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan Parkinson, een aanvraag ingediend voor een duo-scootmobiel op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen medische noodzaak voor de aanvraag was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 8 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat de arts onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie en dat de voorgestelde alternatieven, zoals een duwrolstoel en taxivervoer, niet adequaat zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de arts de medische situatie van eiseres goed heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen medische bezwaren zijn tegen het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi. Eiseres heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat zij geen gordel kan dragen, en de rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de gevaren van taxivervoer niet gevolgd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/634

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college),

gemachtigde: mr. L.J. Luigies.

Procesverloop

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een duo-scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 19 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de zoon van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres kampt vanwege Parkinson met aanvallen van overbeweeglijkheid. Haar zoon woont bij haar en verleent haar 24-uurs zorg. Hij brengt haar met een duwrolstoel naar afspraken zoals de huisarts of het ziekenhuis. In 2019 en 2021 is ook een duo-scootmobiel aangevraagd, maar dit is beide keren afgewezen. Eiseres maakte eerder gebruik van een scootmobiel, maar vanwege een toename van haar klachten en beperkingen kan zij die niet meer bedienen.
2.1
Haar zoon heeft in 2023 opnieuw een melding gedaan bij het sociaal wijkteam. Het college heeft naar aanleiding daarvan om medisch advies gevraagd bij JPH-consult. De arts is op 20 november 2023 op huisbezoek geweest bij eiseres en haar zoon. Het sociaal wijkteam heeft op 23 januari 2024 het rapport van de arts met de zoon van eiseres besproken. Hij heeft op 29 maart 2024 aangegeven dat hij een beslissing wil ontvangen.

Standpunt van het college

3. Het college heeft de aanvraag voor een duoscootmobiel afgewezen, omdat hiervoor geen medische noodzaak is. Hiervoor baseert het college zich op het advies van de arts van 28 november 2023. Eiseres kan wel in aanmerking komen voor een duwrolstoel met kantelverstelling en elektronische ondersteuning. Ook kan eiseres gebruik maken van individueel taxivervoer waarbij haar zoon haar mag begeleiden. Volgens het college is dit een adequate oplossing voor het vervoersprobleem en goedkoper dan een duoscootmobiel.

Standpunten van eiseres

4. Eiseres stelt dat de arts onvoldoende rekening heeft gehouden met de feiten en de omstandigheden. Het advies is gebaseerd op een aantal aannames die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Hiertoe voert zij aan dat taxivervoer niet mogelijk is omdat zij geen gordel kan dragen, vanwege een geïmplanteerd apparaat dat onder haar rechter sleutelbeen zit. Ook kan een gordel voor gevaarlijke situatie zorgen, omdat zij bij overbewegelijkheid bekneld kan raken. In het verleden is dat al eens gebeurd. Bovendien kan vervoer in de beperkte ruimte van een taxibus ook voor andere kwetsbare reizigers gevaar opleveren, als zij door een aanval tegen een ander aanvalt.
4.1.
Ook stelt eiseres dat de arts conclusies vermeldt, zonder te onderbouwen hoe hij tot die conclusies is gekomen. Ook had het college de nadien verkregen informatie van
4 december 2024 van de fysiotherapeut moeten voorleggen aan de arts. Volgens eiseres staat daarin dat zij zeer gestresst is wanneer zij ergens met de taxi of auto naar toe moet, wat haar overbewegelijkheid niet ten goede komten gevaarlijke situaties op kan leveren.
4.2.
Verder voert eiseres aan dat de voorgestelde duwrolstoel geen oplossing is, omdat de afstanden naar het ziekenhuis met een rolstoel anderhalf uur duren en fysiek te inspannend zijn voor haar en haar zoon. Daar komt bij dat zij met slecht weer nat en koud wordt terwijl zij kwetsbaar is. Met een duoscootmobiel is dat probleem er niet omdat zij en haar zoon dan in een cabine zitten. Mocht het dan toch mis dreigen te gaan dan kan haar zoon de duoscootmobiel aan de kant zetten, haar kalmeren en wachten tot de aanval over is.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen en licht dit als volgt toe. De wetgeving die voor deze uitspraak van belang is staat vermeld in de bijlage.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. Het stappenplan is gevolgd en het college mocht zich baseren op het adviesrapport van de arts, omdat dit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De arts heeft de medische aandoening van eiseres beoordeeld en beschreven, een huisbezoek afgelegd en vervolgens geconcludeerd dat er geen medische bezwaren zijn tegen het vervoer in een auto, taxi of rolstoeltaxi. Ook de perioden van overbeweeglijkheid zijn geen belemmering voor het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek blijkt dat de arts de feiten en omstandigheden goed in beeld had.
5.2.
Volgens eiseres kan zij geen gordel dragen. Deze beroepsgrond slaagt niet omdat dit enkel is gesteld en niet met medische informatie is onderbouwd. Volgens de arts is er geen medische beperking voor gebruik van een standaard driepuntsgordel. De zitplaats in een auto of taxi kan zo worden gekozen dat de autogordel over de linkerschouder naar beneden loopt in plaats van over de rechterschouder, zodat het implantaat wordt ontzien. Daarnaast kan in alle gevallen een gordelversteller en/of een dun kussentje onder de bovenste gordeldeel een uitkomst bieden. Bij vervoer in een rolstoeltaxi is wel van belang dat gebruik wordt gemaakt van een goede duwrolstoel met kantelverstelmogelijkheden, zoals ook eerder in 2019 is geadviseerd.
5.3.
Het standpunt van eiseres dat in een taxibus voor haarzelf en voor andere kwetsbare reizigers gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, volgt de rechtbank niet. Deze (eventuele) gevaarlijke situaties hoeven niet te ontstaan als zij gebruik gaat maken van het voorgestelde individuele taxivervoer waarbij haar zoon naast haar kan zitten en haar begeleidt, zoals door het college overtuigend is toegelicht.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college de nadien verkregen informatie van de fysiotherapeut van 4 december 2024 niet had hoeven voorleggen aan de arts van JPH. De betreffende e-mail gaf daar onvoldoende aanleiding toe en was na het rapport van de arts alleen uit zorgvuldigheid opgevraagd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2:
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart een bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:9:
Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden
Artikel 7:12, eerste lid:
De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Daarbij wordt, indien ingevolge artikel 7:3 van het horen is afgezien, tevens aangegeven op welke grond dat is geschied.
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.1:
Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2:
Dit artikel geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Artikel 2.3.5:
Op grond van het derde lid van dit artikel beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
In het vijfde lid, aanhef en onder a, van dit artikel is bepaald dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.