ECLI:NL:RBOVE:2025:3384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
08-274230-24 (hoofdzaak), 08-275152-24 (gevoegd), 08-222975-24 (gevoegd), 08-274800-24 (gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 13-jarige jongen voor mishandeling, vernieling en diefstal met geweld

Op 26 mei 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 13-jarige jongen veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De jongen is schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder het vernielen van een tuinhek, mishandeling met vuurwerk, en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongen samen met anderen betrokken was bij deze misdrijven, waarbij slachtoffers bedreigd en mishandeld zijn. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en schadevergoeding aan de slachtoffers. De uitspraak volgt op een zitting op 12 mei 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de jongen strafbaar geacht, waarbij rekening is gehouden met zijn jonge leeftijd en de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: ‌08-274230-24 (hoofdzaak), 08-275152-24 (gevoegd), 08-222975-24 (gevoegd), 08-274800-24 (gevoegd) (P)
Datum vonnis: 26 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres],

1.De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte]) opgeroepen om op 12 mei 2025 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welke strafbare feiten [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 12 mei 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman
mr. D.P. Poppe, advocaat in Zwolle, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, kunnen worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een diefstal met geweld. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan een vernieling en beschadiging. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een werkstraf voor de duur van 140 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden stellen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd.

2.De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer ‌08-274230-24 als feit 1, het feit van de zaak met parketnummer 08-275152-24 als feit 2, het feit van de zaak met parketnummer 08-222975-24 als feit 3 en het feit van de zaak met parketnummer 08-274800-24 als feit 4.
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 12 mei 2025, kort en bondig, op neer dat [verdachte]:
feit 1:op 20 februari 2024 in Steenwijk [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft mishandeld;
feit 2: op 27 april 2024 in Steenwijk een tuinhek van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 3: op 1 juli 2024 in Wolvega samen met anderen [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) met (dreiging met) geweld heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere goederen (
feit 3 primair), dan wel samen met anderen met (dreiging met) geweld meerdere goederen heeft weggenomen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (
feit 3 subsidiair);
feit 4: op 8 juni 2024 in Steenwijk samen met een ander een deur van [slachtoffer 5] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte], dat:
feit 1
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door in een (drukke) winkelstraat-(een) vuurwerk(pot) (schuin) neer te zetten en/of- (vervolgens) voornoemd vuurwerk af te steken (terwijl er mensen in de buurt lopen);
feit 2
hij op of omstreeks 27 april 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans inNederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (deel van) een tuinhek, in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3 primair
hij op of omstreeks 01 juli 2024 te Wolvega, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdereiPhone(s), powerbank(s), airpods, USB-C kabels, aansteker(s) en/of (de sleutel van)een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3], [slachtoffer 4]en/of een derde toebehoorde(n)door- die [slachtoffer 3] een of meermalen te slaan en/of te stompen,- aan die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “zakken leeg” en/of “pak ze”,althans woorden van gelijke strekking,- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn shirt ter hoogte van zijn borst en/of keel vast tepakken en/of- aan die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen “zakken leeg” en/of “pak ze”,althans woorden van gelijke strekking;
feit 3 subsidiair
hij op of omstreeks 01 juli 2024 te Wolvega, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meerdere iPhone(s), powerbank(s), airpods, USB-C kabels, aansteker(s) en/of (de sleutel van) een fatbike, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een derde toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 3] een of meermalen te slaan en/of te stompen en/of
- aan die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “zakken leeg” en/of “pak ze”, althans woorden van gelijke strekking;
- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn shirt ter hoogte van zijn borst en/of keel vast te pakken en/of
- aan die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen “zakken leeg” en/of “pak ze”, althans woorden van gelijke strekking;
feit 4
hij op of omstreeks 8 juni 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, althans inNederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk een deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of tendele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Van het onder feit 3 primair ten laste gelegde moet [verdachte] volgens de officier van justitie worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 tot een bewezenverklaring kan komen. Volgens de raadsman moet [verdachte] van het onder feit 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 februari 2024 (pagina’s 10 tot en met 13), inclusief de als bijlage gevoegde foto’s (pagina’s 14 tot en met 16).
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [2] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde. [verdachte] heeft dit feit bekend en door of namens hem is ter zitting ook geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 mei 2024 (pagina’s 5 tot en met 8).
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
Vrijspraak afpersing in vereniging
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] van het onder feit 3 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de goederen niet zijn afgegeven door [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], zoals vereist is voor een bewezenverklaring van afpersing, maar dat de goederen zijn afgepakt door [verdachte] of een medeverdachte. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van de onder feit 3 primair ten laste gelegde afpersing.
Diefstal met geweld in vereniging
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [3] tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 1 juli 2024 (pagina’s 6 tot en met 11);
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 1 juli 2024 (pagina’s 12 tot en met 16).
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde
[verdachte] heeft eveneens bekend het onder feit 4 ten laste gelegde feit te hebben gepleegd en door of namens hem is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [4] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit. De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 12 mei 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 9 juni 2024 (pagina’s 5 en 6), inclusief de als bijlage gevoegde foto’s (pagina’s 7 tot en met 16);
het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 5] van 5 juli 2024 (pagina’s 17 en 18).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij op 20 februari 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door in een (drukke) winkelstraat- een vuurwerkpot (schuin) neer te zetten en- vervolgens voornoemd vuurwerk af te steken (terwijl er mensen in de buurt liepen);
feit 2
hij op 27 april 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, opzettelijk en wederrechtelijk een (deel van) een tuinhek, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
feit 3 subsidiair
hij op 1 juli 2024 te Wolvega, tezamen en in vereniging met anderen,
een iPhone, powerbanks, airpods, USB-C-kabel, aansteker en (de sleutel van) een fatbike, die aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [slachtoffer 3] te slaan en,
- aan die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen “pak ze”, althans woorden van gelijke strekking,
- die [slachtoffer 4] met kracht bij zijn shirt ter hoogte van zijn keel vast te pakken en,
- aan die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen “zakken leeg”.
feit 4
hij op 8 juni 2024 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, die aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 300, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.De strafbaarheid van [verdachte]

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot werkstraf van 140 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en de bijzondere voorwaarde van meewerken aan onderzoek door Accare (en de uitkomst daarvan) worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdediging zich kan vinden in de eis van de officier van justitie. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de jonge leeftijd en draagkracht van [verdachte], het tijdsverloop en de door [verdachte] ondergane inverzekeringstelling.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. [verdachte] heeft tegen zowel een voordeur als een tuinhek getrapt, waardoor hier schade aan is toegebracht. Met het plegen van deze feiten heeft [verdachte] laten zien dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom. Daarnaast heeft [verdachte] een vuurwerkpot afgestoken. [slachtoffer 1] is door dit vuurwerk geraakt. Dit is voor haar heel beangstigend geweest en zij heeft hierdoor letsel opgelopen. Ook heeft [verdachte] samen met anderen meerdere spullen gestolen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Hierbij heeft [verdachte] [slachtoffer 3] tegen zijn kaak geslagen en dreigende woorden tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gezegd. Met dit gedrag heeft [verdachte] op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De spullen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn meegenomen en ze zijn – begrijpelijk - bang geweest. Het is vernederend hoe [verdachte] en de medeverdachten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben bejegend. Het is te danken aan henzelf dat ze niet nog meer spullen (de fatbike) zijn kwijtgeraakt. Naast de gevolgen voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], leidt zulk gedrag bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit alles rekent de rechtbank ook [verdachte] aan.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 13 november 2024, waaruit volgt dat aan [verdachte] in juni 2024 tweemaal een geldboete is opgelegd wegens baldadigheid. Dit betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft verder gekeken naar de inhoud van het rapport van de Raad van
24 februari 2025, waarin naar voren komt dat de Raad meerdere beschermende factoren in het leven van [verdachte] ziet. Zo staan [verdachte] en zijn ouders open voor hulpverlening. De gemeente is al jaren betrokken. Sinds een jaar is er ambulante begeleiding en sinds een halfjaar is er begeleiding van vrijwillige jeugdreclassering. [verdachte] wordt omschreven als een vriendelijke jongen. Hij verwacht een strafrechtelijk vervolg, omdat hij inziet dat hij de grens is overgegaan. Impulsiviteit en beïnvloedbaarheid vormen risicofactoren. [verdachte] gaat naar een basisschool voor speciaal onderwijs in [plaats 1]. Hier is [verdachte] vaak afwezig en als hij wel aanwezig is, valt hij regelmatig in slaap. [verdachte] was onderdeel van een groep jongeren in [plaats 2] die veel overlast veroorzaakte. [verdachte] was een van de leiders binnen deze groep en hij kan het voortouw nemen in antisociaal gedrag. De Raad is van mening dat een onvoorwaardelijke werkstraf passend is om [verdachte] de gevolgen van zijn gedrag te laten ervaren. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf, met de bijzondere voorwaarden van begeleiding door en een meldplicht bij Jeugdbescherming Overijssel, de medewerking aan ondersteuning of verwijzing door een andere hulpverleningsinstantie en het hebben van een passende dagbesteding. De Raad vindt het daarnaast wenselijk dat [verdachte] meewerkt aan psychologisch onderzoek (ingezet door de gemeente bij Accare) en dan te beoordelen welke hulp passend is.
Mediation
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het geslaagde mediationtraject dat heeft plaatsgevonden ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Uit de mediation-overeenkomst tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] blijkt dat het hen beiden heeft geholpen om met elkaar te spreken over de gebeurtenis en dat [verdachte] zijn spijt heeft betuigd aan [slachtoffer 1]. Dat siert [verdachte]. Daarnaast hebben de ouders van [verdachte] ter vergoeding van de immateriële schade € 100,-- betaald aan [slachtoffer 1].
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan houdt de rechtbank vervolgens rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd en met de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. De rechtbank houdt rekening met de zeer jonge leeftijd van [verdachte] en de voorzichtig positieve ontwikkeling die [verdachte] heeft doorgemaakt. [verdachte] gaat weer naar school en staat open voor hulpverlening. De reeks van strafbare feiten die [verdachte] heeft gepleegd zijn echter ernstig en rechtvaardigen een deels onvoorwaardelijke werkstraf. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten gaat plegen, zal de rechtbank de werkstraf deels in voorwaardelijke vorm opleggen. De rechtbank zal aan die voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de Raad die heeft geadviseerd, omdat [verdachte] begeleiding nodig heeft. Ook stelt de rechtbank het meewerken aan psychologisch onderzoek bij Accare (en de uitkomst van dit onderzoek, zoals een behandeling) als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 140 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden opleggen op de wijze zoals deze hierna in het dictum zijn geformuleerd.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 346,83, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Elephant-hoekstukken en schroeven voor houten tuinschermen: € 79,96;
  • Tuinhek recht grenen 180x80cm: € 139,96;
  • tuinpaal vierkant geïmpregneerd 6,8x6,8x180cm: € 80,91;
  • verzendkosten: € 209,90.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
J. van het Nederend heeft zich ten aanzien van feit 3 als wettelijk vertegenwoordiger (ouder) van de minderjarige [slachtoffer 3] namens hem als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Zij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 764,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • telefoon: € 224,--;
  • powerbank: € 15,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 525,- gevorderd.
7.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geheel toewijsbaar zijn, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente.
7.4
Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij [slachtoffer 2] moet volgens de raadsman in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
7.5
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het onder feit 2 bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
Voor deze schade zijn de wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] naar burgerlijk recht aansprakelijk. Bij de begroting van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid. In het licht van de door de benadeelde partij aangeleverde offerte en de schade zoals die uit het dossier naar voren komt, schat de rechtbank de schade naar redelijkheid op € 120,--. De rechtbank wijst de vordering toe voor een bedrag van in totaal € 120,--.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het onder feit 3 bewezen verklaarde handelen van [verdachte] de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schadeposten, die overigens niet door de raadsman zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn. De gevorderde materiële schadeposten zijn dus toewijsbaar voor een bedrag van in totaal € 239,--.
De wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] zijn voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
De immateriële schade
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft in beperkte gevallen recht op vergoeding van andere schade dan vermogensschade. Een van die in de wet limitatief opgesomde gevallen is wanneer er sprake is van lichamelijk letsel. Daarvan is in dit geval sprake. De benadeelde partij is tijdens de diefstal met geweld op zijn kaak geslagen en had hierdoor pijn aan zijn kaak. Om die reden kan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW aanspraak maken op smartengeld. De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen. De rechtbank houdt hierbij rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De rechtbank acht het, alles afwegend, billijk om de vordering voor wat betreft de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van €300,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het stafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij zal in het overige van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5
Aansprakelijkheid
Omdat [verdachte] ten tijde van het bewezenverklaarde strafbare feit de leeftijd van 14 jaren nog niet had bereikt, zijn op grond van de artikelen 6:164 en 6:169 van het BW en
artikel 51g, lid 4 Svde wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partijen rechtstreeks hebben geleden door de bewezenverklaarde strafbare feiten. Als aansprakelijke partij dienen de wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] daarom aan de benadeelde partijen bovengenoemde bedragen aan schadevergoeding te betalen.
De wettelijk vertegenwoordigers van [verdachte] worden tevens veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
7.6
Geen schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Zoals hiervoor is overwogen, zijn de wettelijk vertegenwoordigers aansprakelijk voor de schade die door [verdachte] aan een derde is toegebracht. Aan de wettelijk vertegenwoordigers kan geen schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f Sr worden opgelegd, omdat zij niet zijn aan te merken als verdachten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 subsidiair en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf:
mishandeling;
feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf,voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
70 (zeventig) dagen.
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
- bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte van
100 (honderd) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte (zich) gedurende de proeftijd:
  • zich op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zinvolle dagbesteding, vrijetijdsbesteding en/of schoolgang heeft;
  • meewerkt aan psychologisch onderzoek door Accare en het hieruit voortkomende behandeladvies.
- draagt aan Jeugdbescherming Overijssel (AST106), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2](feit 2)
toetot een bedrag van
€ 120,--;
  • veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 3]
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 3](feit 3)
toetot een bedrag van
€ 539,--;
  • veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte tot betaling aan de benadeelde
  • veroordeelt de wettelijk vertegenwoordigers van verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en
mr. D.E. Schaap, rechters, allen ook kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. M.G. Drent, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024085474. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024206596. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023437252. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024304241. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.