ECLI:NL:RBOVE:2025:3389

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
ak_24_2065
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsverlof en uitbetaling door UWV via werkgever

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 26 mei 2025, staat de uitbetaling van de WAZO-uitkering centraal. Eiser, die recent vader is geworden, is het niet eens met de wijze waarop het UWV de uitkering heeft uitgekeerd via zijn voormalig werkgever, Avanta Afbouw B.V. Eiser stelt dat het UWV de uitkering direct aan hem had moeten betalen. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft gehandeld door de uitkering aan de werkgever uit te betalen, omdat dit in overeenstemming is met de geldende CAO en het Ziekenreglement 2017. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is voor zover het zich richt op de uitbetaling via de werkgever. Daarnaast is het beroep niet-ontvankelijk voor zover het ziet op de weigering van het UWV om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, van het Ziekenreglement 2017. De rechtbank wijst erop dat het aan het UWV is om te onderzoeken of de werkgever de uitkering daadwerkelijk heeft betaald aan de werknemer, indien de werknemer dit ontkent. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van de proceskosten aan eiser, die in totaal € 1.814,- bedragen, en het griffierecht van € 51,- moet ook aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2065

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [gemachtigde 2]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Avanta Afbouw B.V. uit Almelo (de voormalig werkgever)
(gemachtigde: [gemachtigde 3]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de wijze van uitbetaling door het UWV van eisers uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO).
Eiser is het niet eens met wijze van uitbetaling van de WAZO-uitkering via zijn voormalig werkgever. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is voor zover het zich richt tegen de uitbetaling van de uitkering via de werkgever. Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het zich richt op de (fictieve) weigering van het UWV om toepassing te geven artikel 3, eerste lid van het Ziekenreglement 2017. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De voormalig werkgever heeft namens eiser een aanvraag ingediend voor een uitkering voor betaald ouderschapsverlof op grond van de WAZO met ingang van 8 juni 2023. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 8 augustus 2023 (primair besluit) ingewilligd. De uitbetaling van het geboorteverlof verloopt via de voormalig werkgever. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt in die zin dat hij stelt dat het UWV de WAZO-uitkering direct aan hem had dienen te uitbetalen. Met het bestreden besluit van 30 januari 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij het besluit van 8 augustus 2023 gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het UWV en de voormalig werkgever.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. Bij de beoordeling van het geschil gaat de rechtbank uit van de volgende tussen partijen niet betwiste feiten. Eiser is bij de voormalig werkgever in dienst geweest en op 16 juli 2023 uit dienst gegaan. Eiser is op 1 juni 2023 vader geworden. Eiser en zijn voormalig werkgever hebben afgesproken dat eiser na de geboorte verlof zou opnemen op grond van de WAZO. De voormalig werkgever heeft op verzoek van eiser de aanvraag op grond van de WAZO ingediend. Het UVW heeft de aanvraag toegekend en de uitkering aan de voormalig werkgever uitbetaald.
Het bestreden besluit
4. Het UWV heeft de aanvraag tot toekenning van een WAZO-uitkering met het primair besluit van 8 augustus 2023 ingewilligd en eiser met ingang van 8 juni 2023 betaald ouderschapsverlof toegekend. Dit ouderschapsverlof vangt aan op 8 juni 2023 en eindigt op 12 juli 2023. De uitbetaling van het geboorteverlof verloopt via de voormalig werkgever. Het is niet gebleken dat de voormalig werkgever heeft verzocht om direct aan eiser uit te betalen. Daarom is uitgegaan van de gegevens op de aanvraag. Het UWV gaat er vanuit dat de voormalig werkgever vervolgens over gaat tot uitbetaling. Deze stelt dat ook gedaan te hebben. Als eiser van mening is dat niet (volledig) betaald is, dan dient hij zich naar de mening van het UWV tot zijn voormalig werkgever te wenden. Het UWV volgt niet de vergelijking van eiser dat het UWV had moeten handelen zoals bij een dwangsom. Voorts stelt het UWV dat uit de overgelegde salarisstroken ook niet blijkt dat uitbetaling door de werkgever achterwege is gelaten.
Het UWV stelt dat het mag uitgaan van de gegevens die de werkgever verstrekt. Daarom had voor uitbetaling van de WAZO-uitkering niet eerst contact opgenomen hoeven te worden met eiser.
Beroepsgronden
5. Eiser stelt dat het UWV onjuist heeft gehandeld door de uitkering aan zijn voormalig werkgever uit te betalen. Het UWV had eiser in dat kader in bescherming moeten nemen. De aanvraag was zorgvuldiger behandeld als het bedrag aan eiser zou zijn overgemaakt.
Het UWV geeft ten onrechte aan juist te hebben gehandeld omdat de voormalig werkgever heeft gesteld dat de uitkering op haar rekening moet worden gestort. Zonder enige controle of contact met eiser, die recht heeft op deze uitkering, is overgegaan tot het uitbetalen daarvan op de rekening van de voormalig werkgever. Deze geeft vervolgens niet thuis bij eiser en wenst het bedrag niet over te maken. De salarisstroken zijn voor eiser niet inzichtelijk en er kan niet uit worden opgemaakt dat de werkgever de uitkering heeft overgemaakt. Eiser wordt door het handelen in een (privaatrechtelijk) onmogelijke situatie gemanoeuvreerd. De kosten om het geld te verhalen gaan oplopen tot hoger dan het bedrag waar eiser recht op heeft.
Verweer
6. Ter zitting heeft het UWV er op gewezen dat de CAO afbouw 2022-2023 (de CAO) van toepassing is. De CAO is algemeen verbindend verklaard. Uit artikel 32, tweede lid, van deze CAO volgt dat de uitbetaling van de uitkering via de werkgever verloopt. Aan artikel 2, tweede lid, van het Ziekenreglement 2017 is daarmee voldaan.
Het UWV stelt voorts dat als eiser zich had verzet tegen de uitbetaling via de werkgever voordat de uitbetaling daadwerkelijk had plaatsgevonden, het UWV daaraan gevolg had gegeven door de WAZO-uitkering aan eiser uit te betalen. Eiser heeft pas bezwaar gemaakt nadat er al daadwerkelijk was uitbetaald aan de werkgever.
Voorts stelt het UWV dat niet is komen vast te staan dat de werkgever de uitkering niet heeft betaald. Het UWV leest in artikel 3 van het Ziekenreglement 2017 geen onderzoeksplicht voor zichzelf. Er moet wel een onderbouwing worden geleverd dat door de werkgever niet is betaald, anders wordt immers tweemaal door het UWV betaald.
Oordeel van de rechtbank7.1 Op grond van artikel 2, tweede lid, van het Ziekenreglement 2017, voor zover thans van belang, betaalt het UWV de WAZO-uitkering aan de werkgever van de verzekerde ter doorbetaling aan de verzekerde indien dit door UWV met de werkgever is overeengekomen.
7.2
De CAO afbouw 2022-2023 is, voor zover voor de periode in deze zaak van belang, bij besluit van 28 februari 2022, gepubliceerd in de Staatscourant op 3 maart 2022, algemeen verbindend verklaard (Stcrt. 2022, 3951). Die AVV is gewijzigd bij besluit van 3 mei 2023, gepubliceerd in de Staatscourant op 9 mei 2023 (Stcrt 2023, 10680). Bij die wijziging is ook het bepaalde in artikel 32, tweede lid 2, van de CAO algemeen verbindend verklaard.
7.3
Artikel 32, tweede lid, van de CAO bepaalt dat vanaf 2 augustus 2022 de werknemer recht heeft op 9 weken betaald ouderschapsverlof. Tijdens die periode ontvangt de werknemer een uitkering van het UWV. De uitkering bedraagt 70% van zijn dagloon en is maximaal 70% van het maximum dagloon.
De uitkering dient achteraf, dus na de opname van het ouderschapsverlof, door de werkgever te worden aangevraagd. De werkgever kan hiertoe een door het UWV beschikbaar gesteld digitaal formulier invullen. De aanvraag moet betrekking hebben op een of meer hele weken. Bij toekenning betaalt het UWV binnen zes weken de uitkering aan de werkgever. De werkgever betaalt deze uitkering vervolgens uit aan de werknemer.
7.4
De rechtbank constateert dat uit artikel 32, tweede lid, van de CAO in samenhang met artikel 2, tweede lid, van het Ziekenreglement 2017 volgt dat het UWV de uitkering van eiser terecht heeft uitbetaald aan de werkgever.
Het beroep is in zoverre dan ook ongegrond.
8.1
Artikel 3, eerste lid, van het Ziekenreglement 2017 bepaalt dat ingeval over een tijdvak ziekengeld of WAZO-uitkering aan de werkgever is betaald en, nadat is vastgesteld dat de werkgever het ziekengeld of de WAZO-uitkering niet aan de verzekerde betaalt, over hetzelfde tijdvak ziekengeld of WAZO-uitkering aan de verzekerde wordt betaald, de betaling aan de werkgever als onverschuldigd geldt.
8.2
Dit artikel creëert voor het UWV een bevoegdheid om in weerwil van artikel 2, tweede lid, van het Ziekenreglement 2017 alsnog de uitkering aan de werknemer te betalen. Uit formulering van de bepaling volgt dat voor toepassing van dit artikel noodzakelijk is dat vastgesteld wordt dat aan de werknemer niet is betaald. Naar het oordeel van de rechtbank is het aan het UWV om te onderzoeken en mogelijk vast te stellen dat de werkgever de uitkering niet aan verzekerde heeft betaald, als verzekerde de ontvangst er van ontkent.
8.3
Het UWV heeft bij het bestreden besluit geweigerd om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, van het Ziekenreglement. Op grond van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht wordt dit met een besluit gelijkgesteld. Het beroepschrift moet daarom beschouwd wordt als een bezwaarschrift tegen die weigering. De rechtbank zal daarom het beroepschrift doorsturen aan het UWV ter behandeling als bezwaarschrift.
Het beroep is in zoverre daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond voor zover dit zich richt op de uitbetaling van de WAZO-uitkering via de voormalig werkgever en niet-ontvankelijk voor zover dit ziet op de weigering van het UWV om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, van het Ziekenreglement 2017. Gelet daarop bestaat reden om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn griffierecht. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover dit zich richt op de uitbetaling van de WAZO-uitkering via de voormalig werkgever;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover dit ziet op de weigering van het UWV om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, van het Ziekenreglement 2017.
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.J. Thurlings-Rassa, voorzitter, en
mr. A.T. de Kwaasteniet en mr. A.M.S. Kuipers, leden, in aanwezigheid van
mr.E.G.M. ten Kate, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

CAO Afbouw 2022-2023
Artikel 32 Ouderschapsverlof
2.Vanaf 2 augustus 2022 heeft de werknemer recht op 9 weken betaald ouderschapsverlof. Tijdens die periode ontvangt de werknemer een uitkering van het UWV. De uitkering bedraagt 70% van zijn dagloon en is maximaal 70% van het dagloon.
De uitkering dient achteraf, dus na de opname van het ouderschapsverlof, door de werkgever te worden aangevraagd. De werkgever kan hiertoe een door het UWV beschikbaar gesteld digitaal formulier invullen. De aanvraag moet betrekking hebben op een of meer hele weken. Bij toekenning betaalt het UWV binnen zes weken de uitkering aan de werkgever. De werkgever betaalt deze uitkering vervolgens uit aan de werknemer.
Ziekengeldreglement 2017
Artikel 2.
1. UWV betaalt het ziekengeld en de Wazo-uitkering aan de verzekerde.
2 Indien dit door UWV met de werkgever is overeengekomen betaalt UWV het ziekengeld en de Wazo-uitkering aan de werkgever van de verzekerde ter doorbetaling aan de verzekerde. Verzet de verzekerde zich tegen deze betalingswijze, dan wordt het ziekengeld en de Wazo-uitkering uitbetaald aan de verzekerde.
Artikel 3.
1. Ingeval over een tijdvak ziekengeld of Wazo-uitkering aan de werkgever is betaald en, nadat is vastgesteld dat de werkgever het ziekengeld of de Wazo-uitkering niet aan de verzekerde betaalt, over hetzelfde tijdvak ziekengeld of Wazo-uitkering aan de verzekerde wordt betaald, geldt de betaling aan de werkgever als onverschuldigd.
2 De werkgever betaalt het aan hem onverschuldigd betaalde bedrag terug binnen een door UWV te stellen termijn. Onverminderd het bepaalde in de vorige volzin kan UWV het onverschuldigd betaalde bedrag verrekenen met door hem aan de werkgever verschuldigde bedragen.