ECLI:NL:RBOVE:2025:3398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
11627469 \ CV EXPL 25-1128
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van achterstallige huur in kort geding

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en gedaagde, [gedaagde]. Eisers vorderden betaling van achterstallige huur en ontruiming van een bedrijfsruimte die door gedaagde werd gehuurd. De procedure is gestart met een dagvaarding op 29 april 2025, waarbij gedaagde niet op de zitting is verschenen, waardoor verstek is verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 mei 2025 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij het spoedeisend belang van de vorderingen heeft onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en zich niet aan de bestemming van het gehuurde heeft gehouden. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers toegewezen, met inachtneming van een gematigde dwangsom voor het geval gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. Gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de bedrijfsruimte, betaling van achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11627469 \ CV EXPL 25-1128
Vonnis in kort geding van 27 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],2. [eiser 2],

beiden wonende in [woonplaats 1],
eisende partijen, hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. R.F.A. Rorink,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam
[bedrijf],
wonende en zaakdoende in [woonplaats 2],
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[eisers] is deze procedure gestart met de betekende dagvaarding van 29 april 2025, waarbij [eisers] vorderingen heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen. [eisers] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog een aan mr. Rorink gerichte e-mail van [gedaagde] in het geding gebracht, waaruit blijkt dat zij niet op de zitting zal verschijnen.
1.2.
De vorderingen zijn behandeld op de mondelinge behandeling van 20 mei 2025. [eisers] is verschenen, bijgestaan door mr. Rorink. [gedaagde] is niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
[eisers] heeft zijn standpunt kort toegelicht. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van een bedrijfspand aan de [adres 1].
2.2.
[eisers] heeft dit pand per december 2011 verhuurd aan de heer en mevrouw [naam]. [gedaagde] heeft de huurovereenkomst met ingang van 28 december 2019 door middel van indeplaatsstelling van [naam] overgenomen. [eisers] en [gedaagde] zijn daartoe op 27 december 2019 een toevoeging op de huurovereenkomst overeengekomen.
2.3.
In de huurovereenkomst staat onder andere:
“(…)
1.3.
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als
IJssalon.
1.4.
Het is huurder niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven dan omschreven in 1.3.
(…)”
2.4.
In 2024 bedroeg de huurprijs € 1.684,34 per maand.
2.5.
[gedaagde] heeft een achterstand laten ontstaan in de huurbetalingen. Zij heeft de huur van april 2020 en de huur vanaf november 2024 tot op heden niet betaald. Ook heeft [gedaagde] zich, in strijd met de bestemming van het gehuurde, bij de gemeente ingeschreven als wonend op het adres [adres 2].

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
[eisers] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om:
I. binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de bedrijfsruimte met onroerende aanhorigheden aan de [adres 1] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
II. een bedrag van € 10.551,38 aan huurachterstand te betalen, en om de huurpenningen tot de dag van ontruiming van het gehuurde, althans de dag waarop de huurovereenkomst een einde heeft genomen, te betalen;
III. een bedrag van € 880,51 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
IV. zich binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis bij de gemeente uit te schrijven van het adres [adres 2] en zich uitgeschreven te houden, zulks op straffe van verbeurte van een boete aan [eisers] te grootte van 2.500,00 ineens, alsmede aansluitend nog eens € 100,00 per dag – een gedeelte van een dag te zien als een dag – waarop de overtreding voortduurt, tot nog eens € 10.000,00;
V. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
3.3.
[eisers] heeft het spoedeisend belang bij de vorderingen voldoende onderbouwd. [eisers] heeft gesteld dat de huurachterstand steeds verder oploopt. [gedaagde] heeft sinds november 2024 geen huur meer betaald en de ijssalon is ook niet meer in bedrijf. [eisers] heeft – als voormalig ondernemer – geen pensioen opgebouwd en is voor zijn levensonderhoud afhankelijk van de huurbetalingen. Verder wordt het gehuurde in strijd met de bestemming gebruikt, aldus [eisers].
3.4.
De vorderingen komen de kantonrechter vooralsnog niet onrechtmatig of ongegrond voor. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst door de huur niet te betalen en zich op het adres van het gehuurde in te schrijven. De vorderingen behoren daarom te worden toegewezen, met dien verstande dat de vordering tot betaling van de huurprijs zal worden toegewezen tot de dag van ontruiming van het gehuurde. Verder zal de kantonrechter de gevorderde dwangsom (de kantonrechter vat de vordering tot betaling van de boete op als een vordering tot betaling van een dwangsom ineens, nu in de dagvaarding is vermeld dat in deze procedure geen boetes worden gevorderd) matigen tot een bedrag van € 1.000,00 ineens, indien [gedaagde] zich niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis bij de gemeente heeft uitgeschreven van het adres [adres 2], te vermeerderen met € 50,00 per dag of dagdeel waarmee zij daarna in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van nog eens € 5.000,00.
3.5.
De kantonrechter zal bepalen dat [gedaagde] de veroordelingen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zal moeten nakomen. Vanwege het tegen [gedaagde] verleende verstek, ontvangt zij namelijk niet een afschrift van dit vonnis van de rechtbank.
3.6.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten komen voor toewijzing in aanmerking, nu [eisers] voldoende heeft onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en de gevorderde kosten overeenkomen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
3.7.
[gedaagde] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [eisers] betalen. Deze worden begroot op:
kosten dagvaarding € 148,90
griffierecht € 257,00
salaris gemachtigde € 543,00
nakosten
€ 135,00
totaal € 1.083,90

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte met onroerende aanhorigheden aan de [adres 1] te ontruimen, in goede staat op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 10.551,38 aan achterstallige huur aan [eisers] te betalen, alsmede om de huur vanaf mei 2025 tot aan de dag van ontruiming van het gehuurde aan [eisers] te betalen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om een bedrag van € 880,51 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eisers] te betalen;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om zich binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis bij de gemeente uit te schrijven van het adres [adres 2] en zich uitgeschreven te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 ineens indien [gedaagde] op de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling heeft voldaan, telkens te vermeerderen met € 50,00 per dag of dagdeel waarmee zij in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van nog eens € 5.000,00;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.083,90;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.(SB)