3.3Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op maandag 14 februari 2024 omstreeks 07:02 uur heeft op de Oude Rijksweg, binnen de bebouwde kom van Rouveen in de gemeente Staphorst, ter hoogte van de zijweg (dan wel uitrit) van de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10, een verkeersongeval plaatsgevonden.De Oude Rijksweg is middels verkeersbord B1 aangeduid als voorrangsweg en de maximumsnelheid bedraagt daar 50 kilometer per uur.
Verdachte reed als bestuurder van een (elektrische) personenauto Volkswagen ID.3 Pro 150 kw, met kenteken [kenteken 1]over deze weg in de richting van de Lichtmis.Volgens uitlezing en analyse van de Event Data Recorder (EDR) van de auto van verdachte reed hij de laatste vijf seconden voor het ongeval met een gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur.
Uitlezing en analyse van de data van de mobiele telefoon van verdachte laten verder tussen 07:01:21 en 07:01:56 waardes van 25 meter per seconde tot bijna 32 meter per seconde zien, waarbij geldt dat 30 meter per seconde gelijk is aan 108 kilometer per uur.
Kort voor het verkeersongeval, ter hoogte van de weg Groensland, heeft verdachte twee personenauto’s ingehaald. De bestuurders van deze auto’s, de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], hebben verklaard dat zij op dat moment met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur hebben gereden.
Toen verdachte de laatste auto had ingehaald, kwam er voor hem van rechts een bedrijfsauto Fiat Doblo, met kenteken [kenteken 2] de weg oprijden, die werd bestuurd door [slachtoffer]. [slachtoffer] kwam met zijn bedrijfsauto vanuit stilstand vanuit de zijweg van de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10 de Oude Rijksweg oprijden en wilde linksaf slaan.
Verdachte heeft verklaard dat het donker was, dat het regende en dat hij, voor zover hij kon inschatten, 80 à 90 kilometer per uur reed. Hij was op de Oude Rijksweg bekend en wist dat deze weg uitritten en zijwegen heeft en dat de maximumsnelheid op die weg 50 kilometer per uur is. Verdachte heeft verklaard dat hij met een te hoge snelheid heeft gereden omdat hij de trein wilde halen en dat hij er vanuit ging dat het verkeer uit de zijwegen en opritten wel voor hem zou stoppen omdat het een voorrangsweg is. Hij heeft daarbij wel geprobeerd om de uitritten en zijwegen voor zich in de gaten te houden en hij heeft daarbij gekeken of hier verkeer uit zou komen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de voor zich rijdende auto’s pas heeft ingehaald nadat hij recht voor zich uit had gekeken op de weg en daarbij had gezien dat er geen tegenliggers op de linkerzijde van de weg aankwamen. Voordat hij inhaalde heeft hij niet gezien dat het [slachtoffer] met zijn bedrijfsauto vanuit de uitrit de weg op wilde rijden. Pas toen verdachte na de inhaalmanoeuvre op zijn eigen weghelft terug was, zag hij ineens de bedrijfsauto voor hem op de weg staan.
Verdachte heeft verklaard dat hij remde en nog probeerde om uit te wijken door naar rechts te sturen, maar dat hij niet meer kon voorkomen dat hij tegen de bedrijfsauto aanbotste.
De voorzijde van zijn auto botste vervolgens tegen de linker zijkant van de bedrijfsauto. De bedrijfsauto maakte een heftige voertuigrotatie linksom, slipte de rechter grasberm in en botste met de linker zijkant tegen een in de rechter grasberm staande boom. Na de botsing met de boom maakte de bedrijfsauto nogmaals een heftige voertuigrotatie rechtsom en kwam met de voorzijde op de rijbaan van de Oude Rijksweg en met de achterzijde in de rechter berm tot stilstand. De auto van verdachte reed de rechter grasberm in en botste tegen een in de rechter grasberm staande boom en kwam tot stilstand.
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. Hij is naar het Isala ziekenhuis in Zwolle vervoerd. Uit de op 12 augustus 2023 door de forensisch arts T. Gelderman opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving blijkt dat in het ziekenhuis bij hartkatheterisatie een afgesloten kransslagader bij [slachtoffer] werd gezien op basis van dissectie (loslating van de binnenlaag van de kransslagader welke binnenlaag het bloedvat afsluit). [slachtoffer] werd met spoed geopereerd en tijdens de operatie werd een bypass aangelegd. Door de afsluiting van de kransslagader van het hart heeft [slachtoffer] een hartinfarct opgelopen ten gevolge waarvan hij nu een verminderde hartfunctie heeft. Er is geen kans op een verbetering van zijn hartfunctie. Daarnaast heeft [slachtoffer] onder meer gebroken ribben, een gedeeltelijke klaplong, breuken in rugwervels en een nierkneuzing opgelopen.
vrijspraak van het onderdeel ‘geen voorrang verlenen’
Daargelaten de vraag of de weg waaraan de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10 liggen en waaruit [slachtoffer] kwam rijden, als zijweg van de Oude Rijksweg dan wel als uitrit moet worden aangemerkt, stelt de rechtbank vast dat de Oude Rijksweg waar verdachte op reed in ieder geval een voorrangsweg is ten opzichte van deze weg. De omstandigheid dat de wegbeheerder over de verkeerssituatie onduidelijkheid heeft gecreëerd door niet overal verkeersborden te plaatsen doet hier niet aan af.
Gelet hierop wordt verdachte vrijgesproken van het feit dat hij de van rechts komende [slachtoffer] geen voorrang heeft gegeven, zoals onder het vijfde gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde, causaal verband
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 van de WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en de aanrijding. Daar is naar het oordeel van de rechtbank sprake van.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte bij het naderen van de plaats waar de aanrijding met [slachtoffer] heeft plaatsgevonden harder dan 100 kilometer per uur heeft gereden, zijnde meer dan het dubbele van de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. In hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd, ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het proces-verbaal FO verkeer en de rechtbank zal dit proces-verbaal daarom voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank stelt verder vast dat het ongeval is veroorzaakt door de forse overschrijding van de maximumsnelheid. Daartoe acht de rechtbank van belang dat uit de vermijdbaarheidsanalyse blijkt dat [slachtoffer] voldoende tijd zou hebben gehad om veilig links af te slaan als verdachte zich aan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur zou hebben gehouden.[slachtoffer], die in principe voorrang aan verdachte moest verlenen, heeft door de hoge snelheid van verdachte echter niet tijdig op de situatie kunnen anticiperen. Als verdachte zich had gehouden aan de maximale snelheid, dan had [slachtoffer] langer de tijd gehad om verdachte waar te nemen en hem voorrang te verlenen.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor aanmerkelijke schuld.
Uit het proces-verbaal FO verkeer Forensisch onderzoek plaats delict, en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 12 april 2025 blijkt dat de Oude Rijksweg een klinkerweg is met veel zijwegen en uitritten. Van dergelijke wegen is algemeen bekend dat deze uit verkeerstechnisch oogpunt gevaarlijk kunnen zijn. Deze wegen vergen daarom in de regel bijzondere oplettendheid/voorzichtigheid van de weggebruikers. Dit geldt ook ter plaatse van het ongeval waar binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt.
Verdachte was ter plaatse bekend. Hij reed meerdere keren per week over deze weg. Onder deze omstandigheden had van verdachte verwacht mogen worden dat hij zich aan de maximumsnelheid had gehouden om genoeg tijd te hebben om te kunnen anticiperen op eventueel kruisend verkeer vanuit de zijwegen en de opritten. Verdachte heeft dit niet gedaan. Integendeel. Hij heeft buitensporig hard gereden en de geldende maximumsnelheid met meer dan 100 procent overschreden. Dit omdat hij laat was en zijn trein wilde halen.
Daarnaast heeft hij kort voor het ongeval met deze snelheid twee auto’s ingehaald. Voordat hij zijn inhaalmanoeuvre inzette heeft hij, door zijn veel te hoge snelheid, niet gezien dat [slachtoffer] op dat moment van rechts de weg voor hem op wilde rijden. Verdachte heeft vlak voor de aanrijding nog wel geremd en naar rechts gestuurd, maar hij reed dusdanig hard dat hij nooit op tijd heeft kunnen remmen om het ongeval te voorkomen.
Verdachte heeft zich aldus zodanig gedragen dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dat het slachtoffer in principe voorrang had moeten verlenen aan het verkeer op de Oude Rijksweg (zijnde een voorrangsweg) doet daaraan niet af.
Roekeloosheid
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de schuld van verdachte bestaat in roekeloosheid, zoals bedoeld in artikel 175, tweede lid, WVW, zoals de officier van justitie heeft betoogd. In dat geval zou sprake zijn van een zwaarder misdrijf en zou de wettelijke maximumstraf worden verhoogd van een jaar en zes maanden naar drie jaren.
Van roekeloosheid is sprake wanneer iemand opzettelijk in ernstige mate verkeersregels schendt en daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De wetgever heeft in dit verband een weggebruiker voor ogen gehad die zich door welbewuste schending van verkeersregels onverschillig toont tegenover het daardoor gecreëerde ernstige gevaar voor medeweggebruikers. De vraag is of daarvan sprake is in het geval van verdachte, waarin het verwijtbare rijgedrag in de kern is terug te voeren op een ernstige snelheidsovertreding, aangezien het inhalen op deze weg is toestaan en op zichzelf geen overtreding van de verkeerregels oplevert.
Het is niet uitgesloten dat een enkele verkeersovertreding roekeloos rijgedrag oplevert, maar die overtreding moet volgens de toelichting op de wet dan wel bestaan in een ‘samenstel van gedragingen’, dat uiting zal moeten geven aan de hiervoor genoemde onverschilligheid bij de overtreder. Het samenstel van gedragingen kan onder uitzonderlijke omstandigheden berusten op een ernstige snelheidsoverschrijding in een bijzonder gevaarlijke situatie. Hoewel ook in dit geval sprake is van een verkeerssituatie die om extra oplettendheid vraagt, is van een bijzondere situatie zoals hiervoor bedoeld naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De omstandigheid dat verdachte op het moment dat hij zijn inhaalmanoeuvre inzette niet heeft gezien dat [slachtoffer] van rechts de weg op wilde rijden is hiervoor onvoldoende omdat dit rechtstreeks verband houdt met de snelheidsovertreding.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte ook in een ander opzicht onoplettend of onverschillig is geweest toen hij de auto’s inhaalde. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij heeft geprobeerd om de uitritten en zijwegen voor zich in de gaten te houden en dat hij heeft gekeken of hier verkeer uit zou komen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de voor zich rijdende auto’s pas heeft ingehaald nadat hij recht voor zich uit had gekeken op de weg en daarbij had gezien dat er geen tegenliggers op de linkerzijde van de weg aankwamen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan zijn verklaring te twijfelen.
Dat verdachte nadat hij had ingehaald niet meer tijdig kon remmen en het slachtoffer niet meer kon ontwijken, heeft evenmin voldoende zelfstandige betekenis. Ook dit hangt rechtstreeks samen met de snelheidsovertreding.
De overblijvende omstandigheid dat verdachte vlak voor het ongeval tweemaal de toegestane maximumsnelheid reed, acht de rechtbank zeer onvoorzichtig maar ontoereikend om te kunnen spreken van het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeerregels en dus onvoldoende om het rijgedrag van verdachte te kwalificeren als roekeloos. Verdachte wordt hiervan dan ook partieel vrijgesproken.
De rechtbank komt op basis van het bovenstaande wel tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt aan de hand van de op 12 augustus 2023 door de forensisch arts T. Gelderman opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving vast dat door het verkeersongeval aanzienlijk letsel aan [slachtoffer] is toegebracht. Een kransslagader van het slachtoffer was afgesloten, waardoor hij een hartinfarct en een verminderde hartfunctie heeft opgelopen. Er is geen kans op verbetering van de hartfunctie. Gelet op het samenstel van het letsel zoals hiervoor is beschreven en gelet op het feit dat het hartletsel blijvend van aard is, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van causaliteit tussen het verkeersongeval en dit zware lichamelijke letsel, ook ten aanzien van het letsel aan het hart. In de letselbeschrijving staat dat zowel de cardioloog als de chirurg die na de aanrijding met spoed de operatie heeft uitgevoerd, hebben benoemd dat de afsluiting van de kransslagader het gevolg is van een trauma. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat dit trauma is veroorzaakt door het verkeersongeval.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.