ECLI:NL:RBOVE:2025:3404

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
08.323423.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 14 februari 2024 vond er een verkeersongeval plaats op de Oude Rijksweg te Rouveen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Volkswagen ID.3, met een snelheid van 111 km/u de maximumsnelheid van 50 km/u fors overschreed. Dit leidde tot een aanrijding met een bedrijfsauto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hartinfarct. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, maar sprak hem vrij van het niet verlenen van voorrang aan het slachtoffer. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De uitspraak benadrukte de ernst van de verkeersovertreding en de gevolgen voor het slachtoffer, terwijl ook rekening werd gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.323423.24 (P)
Datum vonnis: 27 mei 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. T.H. Westerhof-Dijkstra, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door of namens [slachtoffer] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 februari 2024 in Rouveen als bestuurder van een personenauto door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (hierna “[slachtoffer]”) zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft overtreden waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander ontstond, dan wel dat verdachte gevaar/hinder op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 14 februari 2024 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), rijdende over de weg de Oude Rijksweg te Rouveen, gaande in de richting van Lichtmis, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte haast had en/of terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of terwijl het regende en/of het wegdek nat was en/of
terwijl hij de zijweg van de percelen Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m
478a-10 met de Oude Rijksweg naderde en/of terwijl een ander voertuig (personenauto) vanaf de Oude Rijksweg links wilde afslaan om zijn weg over de Oude Rijksweg in de richting Staphorst te vervolgen,
- niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- voornoemd T-aansluiting is benaderd met een gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Oude Rijksweg, een/meerdere voor hem rijdend(e) voertuig(en) is gaan inhalen en/of heeft ingehaald over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- niet heeft geremd en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of
- op de kruising of splitsing van die weg (Oude Rijksweg en Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10), een voor hem van rechts komende bestuurder van een personenauto geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto)

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 14 februari 2024 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als bestuurder van een voertuig (personenauto), rijdende over de weg de Oude Rijksweg te Rouveen, gaande in de richting van Lichtmis, terwijl hij de zijweg van de percelen Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10 met de Oude Rijksweg naderde en/of terwijl een ander voertuig (personenauto) vanaf de Oude Rijksweg links wilde afslaan om zijn weg over de Oude Rijksweg in de richting Staphorst te vervolgen,
- niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- voornoemd T-aansluiting is benaderd met een gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Oude Rijksweg, een/meerdere voor hem rijdend(e) voertuig(en) is gaan inhalen en/of heeft ingehaald over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- niet heeft geremd en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of
- op de kruising of splitsing van die weg (Oude Rijksweg en Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10), een voor hem van rechts komende bestuurder van een personenauto geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto)

en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 14 februari 2024 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als bestuurder van een voertuig (personenauto), rijdende over de weg de Oude Rijksweg te Rouveen, gaande in de richting van Lichtmis, terwijl hij de zijweg van de percelen Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10 met de Oude Rijksweg naderde en/of terwijl een ander voertuig (personenauto) vanaf de Oude Rijksweg links wilde afslaan om zijn weg over de Oude Rijksweg in de richting Staphorst te vervolgen,
- niet of onvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/of het overstekende verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- voornoemd T-aansluiting is benaderd met een gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Oude Rijksweg, een/meerdere voor hem rijdend(e) voertuig(en) is gaan inhalen en/of heeft ingehaald over de weghelft/rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- niet heeft geremd en/of zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of
- op de kruising of splitsing van die weg (Oude Rijksweg en Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10), een voor hem van rechts komende bestuurder van een personenauto geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig
(personenauto) en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onder het vijfde gedachtestreepje ten laste gelegde ‘geen voorrang verlenen aan de voor verdachte van rechts komende bestuurder’. Ten aanzien van dit onderdeel heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte roekeloos heeft gereden, waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan als gevolg waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Er is volgens de officier van justitie sprake van roekeloosheid omdat verdachte binnen de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt, met een snelheid van 111 kilometer per uur heeft gereden. Verdachte heeft daarmee de maximumsnelheid zeer fors overschreden. Bovendien heeft hij met die snelheid, in het donker, op een nat wegdek, twee auto’s ingehaald wat onder deze omstandigheden als gevaarlijk inhalen kan worden gezien. Verdachte heeft daarmee artikel 5a, eerste lid, onder b en g, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) geschonden. Nu de verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, is sprake van roekeloosheid.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat het proces-verbaal FO verkeer, waarin wordt gesteld dat verdachte met een snelheid van 111 kilometer per uur heeft gereden, meerdere gebreken kent en daarom niet bruikbaar is voor het bewijs.
Volgens de raadsvrouw is geen sprake van roekeloosheid of opzet en dient daarbij rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte voorrang had, dat hij heeft geprobeerd om te anticiperen door op het verkeer voor hem te letten en dat hij voor de botsing nog heeft geremd en een ontwijkende manoeuvre heeft uitgevoerd.
Daarnaast is niet vastgesteld dat sprake is van een causaal verband tussen de snelheidsovertreding en het inhalen enerzijds en het ongeluk anderzijds en staat evenmin vast dat er een causaal verband is tussen het ongeval en de hartaanval die [slachtoffer] heeft gekregen, nu deze blijkens de letselbeschrijving niet eenduidig aan het ongeval is toe te schrijven. Gelet hierop kan niet bewezen worden dat [slachtoffer] dit letsel heeft opgelopen ten gevolge van het ongeval.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. [1]
Op maandag 14 februari 2024 omstreeks 07:02 uur heeft op de Oude Rijksweg, binnen de bebouwde kom van Rouveen in de gemeente Staphorst, ter hoogte van de zijweg (dan wel uitrit) van de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10, een verkeersongeval plaatsgevonden. [2] De Oude Rijksweg is middels verkeersbord B1 aangeduid als voorrangsweg en de maximumsnelheid bedraagt daar 50 kilometer per uur. [3]
Verdachte reed als bestuurder van een (elektrische) personenauto Volkswagen ID.3 Pro 150 kw, met kenteken [kenteken 1] [4] over deze weg in de richting van de Lichtmis. [5] Volgens uitlezing en analyse van de Event Data Recorder (EDR) van de auto van verdachte reed hij de laatste vijf seconden voor het ongeval met een gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur. [6]
Uitlezing en analyse van de data van de mobiele telefoon van verdachte laten verder tussen 07:01:21 en 07:01:56 waardes van 25 meter per seconde tot bijna 32 meter per seconde zien, waarbij geldt dat 30 meter per seconde gelijk is aan 108 kilometer per uur. [7]
Kort voor het verkeersongeval, ter hoogte van de weg Groensland, heeft verdachte twee personenauto’s ingehaald. De bestuurders van deze auto’s, de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], hebben verklaard dat zij op dat moment met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur hebben gereden. [8] [9]
Toen verdachte de laatste auto had ingehaald, kwam er voor hem van rechts een bedrijfsauto Fiat Doblo, met kenteken [kenteken 2] de weg oprijden, die werd bestuurd door [slachtoffer]. [slachtoffer] kwam met zijn bedrijfsauto vanuit stilstand vanuit de zijweg van de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10 de Oude Rijksweg oprijden en wilde linksaf slaan. [10] [11]
Verdachte heeft verklaard dat het donker was, dat het regende en dat hij, voor zover hij kon inschatten, 80 à 90 kilometer per uur reed. Hij was op de Oude Rijksweg bekend en wist dat deze weg uitritten en zijwegen heeft en dat de maximumsnelheid op die weg 50 kilometer per uur is. Verdachte heeft verklaard dat hij met een te hoge snelheid heeft gereden omdat hij de trein wilde halen en dat hij er vanuit ging dat het verkeer uit de zijwegen en opritten wel voor hem zou stoppen omdat het een voorrangsweg is. Hij heeft daarbij wel geprobeerd om de uitritten en zijwegen voor zich in de gaten te houden en hij heeft daarbij gekeken of hier verkeer uit zou komen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij de voor zich rijdende auto’s pas heeft ingehaald nadat hij recht voor zich uit had gekeken op de weg en daarbij had gezien dat er geen tegenliggers op de linkerzijde van de weg aankwamen. Voordat hij inhaalde heeft hij niet gezien dat het [slachtoffer] met zijn bedrijfsauto vanuit de uitrit de weg op wilde rijden. Pas toen verdachte na de inhaalmanoeuvre op zijn eigen weghelft terug was, zag hij ineens de bedrijfsauto voor hem op de weg staan. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij remde en nog probeerde om uit te wijken door naar rechts te sturen, maar dat hij niet meer kon voorkomen dat hij tegen de bedrijfsauto aanbotste. [13]
De voorzijde van zijn auto botste vervolgens tegen de linker zijkant van de bedrijfsauto. De bedrijfsauto maakte een heftige voertuigrotatie linksom, slipte de rechter grasberm in en botste met de linker zijkant tegen een in de rechter grasberm staande boom. Na de botsing met de boom maakte de bedrijfsauto nogmaals een heftige voertuigrotatie rechtsom en kwam met de voorzijde op de rijbaan van de Oude Rijksweg en met de achterzijde in de rechter berm tot stilstand. De auto van verdachte reed de rechter grasberm in en botste tegen een in de rechter grasberm staande boom en kwam tot stilstand. [14]
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. Hij is naar het Isala ziekenhuis in Zwolle vervoerd. Uit de op 12 augustus 2023 door de forensisch arts T. Gelderman opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving blijkt dat in het ziekenhuis bij hartkatheterisatie een afgesloten kransslagader bij [slachtoffer] werd gezien op basis van dissectie (loslating van de binnenlaag van de kransslagader welke binnenlaag het bloedvat afsluit). [slachtoffer] werd met spoed geopereerd en tijdens de operatie werd een bypass aangelegd. Door de afsluiting van de kransslagader van het hart heeft [slachtoffer] een hartinfarct opgelopen ten gevolge waarvan hij nu een verminderde hartfunctie heeft. Er is geen kans op een verbetering van zijn hartfunctie. Daarnaast heeft [slachtoffer] onder meer gebroken ribben, een gedeeltelijke klaplong, breuken in rugwervels en een nierkneuzing opgelopen. [15]
Beoordeling
vrijspraak van het onderdeel ‘geen voorrang verlenen’
Daargelaten de vraag of de weg waaraan de percelen Oude Rijksweg 478A + 478A-1 tot en met 478A-10 liggen en waaruit [slachtoffer] kwam rijden, als zijweg van de Oude Rijksweg dan wel als uitrit moet worden aangemerkt, stelt de rechtbank vast dat de Oude Rijksweg waar verdachte op reed in ieder geval een voorrangsweg is ten opzichte van deze weg. De omstandigheid dat de wegbeheerder over de verkeerssituatie onduidelijkheid heeft gecreëerd door niet overal verkeersborden te plaatsen doet hier niet aan af.
Gelet hierop wordt verdachte vrijgesproken van het feit dat hij de van rechts komende [slachtoffer] geen voorrang heeft gegeven, zoals onder het vijfde gedachtestreepje ten laste is gelegd.
Schuld in de zin van het primair ten laste gelegde, causaal verband
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 van de WVW is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en de aanrijding. Daar is naar het oordeel van de rechtbank sprake van.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte bij het naderen van de plaats waar de aanrijding met [slachtoffer] heeft plaatsgevonden harder dan 100 kilometer per uur heeft gereden, zijnde meer dan het dubbele van de toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. In hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd, ziet de rechtbank geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het proces-verbaal FO verkeer en de rechtbank zal dit proces-verbaal daarom voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank stelt verder vast dat het ongeval is veroorzaakt door de forse overschrijding van de maximumsnelheid. Daartoe acht de rechtbank van belang dat uit de vermijdbaarheidsanalyse blijkt dat [slachtoffer] voldoende tijd zou hebben gehad om veilig links af te slaan als verdachte zich aan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur zou hebben gehouden. [16] [slachtoffer], die in principe voorrang aan verdachte moest verlenen, heeft door de hoge snelheid van verdachte echter niet tijdig op de situatie kunnen anticiperen. Als verdachte zich had gehouden aan de maximale snelheid, dan had [slachtoffer] langer de tijd gehad om verdachte waar te nemen en hem voorrang te verlenen.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Mate van schuld
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor aanmerkelijke schuld.
Uit het proces-verbaal FO verkeer Forensisch onderzoek plaats delict, en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 12 april 2025 blijkt dat de Oude Rijksweg een klinkerweg is met veel zijwegen en uitritten. Van dergelijke wegen is algemeen bekend dat deze uit verkeerstechnisch oogpunt gevaarlijk kunnen zijn. Deze wegen vergen daarom in de regel bijzondere oplettendheid/voorzichtigheid van de weggebruikers. Dit geldt ook ter plaatse van het ongeval waar binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt.
Verdachte was ter plaatse bekend. Hij reed meerdere keren per week over deze weg. Onder deze omstandigheden had van verdachte verwacht mogen worden dat hij zich aan de maximumsnelheid had gehouden om genoeg tijd te hebben om te kunnen anticiperen op eventueel kruisend verkeer vanuit de zijwegen en de opritten. Verdachte heeft dit niet gedaan. Integendeel. Hij heeft buitensporig hard gereden en de geldende maximumsnelheid met meer dan 100 procent overschreden. Dit omdat hij laat was en zijn trein wilde halen.
Daarnaast heeft hij kort voor het ongeval met deze snelheid twee auto’s ingehaald. Voordat hij zijn inhaalmanoeuvre inzette heeft hij, door zijn veel te hoge snelheid, niet gezien dat [slachtoffer] op dat moment van rechts de weg voor hem op wilde rijden. Verdachte heeft vlak voor de aanrijding nog wel geremd en naar rechts gestuurd, maar hij reed dusdanig hard dat hij nooit op tijd heeft kunnen remmen om het ongeval te voorkomen.
Verdachte heeft zich aldus zodanig gedragen dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Dat het slachtoffer in principe voorrang had moeten verlenen aan het verkeer op de Oude Rijksweg (zijnde een voorrangsweg) doet daaraan niet af.
Roekeloosheid
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de schuld van verdachte bestaat in roekeloosheid, zoals bedoeld in artikel 175, tweede lid, WVW, zoals de officier van justitie heeft betoogd. In dat geval zou sprake zijn van een zwaarder misdrijf en zou de wettelijke maximumstraf worden verhoogd van een jaar en zes maanden naar drie jaren.
Van roekeloosheid is sprake wanneer iemand opzettelijk in ernstige mate verkeersregels schendt en daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De wetgever heeft in dit verband een weggebruiker voor ogen gehad die zich door welbewuste schending van verkeersregels onverschillig toont tegenover het daardoor gecreëerde ernstige gevaar voor medeweggebruikers. De vraag is of daarvan sprake is in het geval van verdachte, waarin het verwijtbare rijgedrag in de kern is terug te voeren op een ernstige snelheidsovertreding, aangezien het inhalen op deze weg is toestaan en op zichzelf geen overtreding van de verkeerregels oplevert.
Het is niet uitgesloten dat een enkele verkeersovertreding roekeloos rijgedrag oplevert, maar die overtreding moet volgens de toelichting op de wet dan wel bestaan in een ‘samenstel van gedragingen’, dat uiting zal moeten geven aan de hiervoor genoemde onverschilligheid bij de overtreder. Het samenstel van gedragingen kan onder uitzonderlijke omstandigheden berusten op een ernstige snelheidsoverschrijding in een bijzonder gevaarlijke situatie. Hoewel ook in dit geval sprake is van een verkeerssituatie die om extra oplettendheid vraagt, is van een bijzondere situatie zoals hiervoor bedoeld naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
De omstandigheid dat verdachte op het moment dat hij zijn inhaalmanoeuvre inzette niet heeft gezien dat [slachtoffer] van rechts de weg op wilde rijden is hiervoor onvoldoende omdat dit rechtstreeks verband houdt met de snelheidsovertreding.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte ook in een ander opzicht onoplettend of onverschillig is geweest toen hij de auto’s inhaalde. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij heeft geprobeerd om de uitritten en zijwegen voor zich in de gaten te houden en dat hij heeft gekeken of hier verkeer uit zou komen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de voor zich rijdende auto’s pas heeft ingehaald nadat hij recht voor zich uit had gekeken op de weg en daarbij had gezien dat er geen tegenliggers op de linkerzijde van de weg aankwamen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan zijn verklaring te twijfelen.
Dat verdachte nadat hij had ingehaald niet meer tijdig kon remmen en het slachtoffer niet meer kon ontwijken, heeft evenmin voldoende zelfstandige betekenis. Ook dit hangt rechtstreeks samen met de snelheidsovertreding.
De overblijvende omstandigheid dat verdachte vlak voor het ongeval tweemaal de toegestane maximumsnelheid reed, acht de rechtbank zeer onvoorzichtig maar ontoereikend om te kunnen spreken van het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeerregels en dus onvoldoende om het rijgedrag van verdachte te kwalificeren als roekeloos. Verdachte wordt hiervan dan ook partieel vrijgesproken.
De rechtbank komt op basis van het bovenstaande wel tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt aan de hand van de op 12 augustus 2023 door de forensisch arts T. Gelderman opgemaakte en ondertekende letselbeschrijving vast dat door het verkeersongeval aanzienlijk letsel aan [slachtoffer] is toegebracht. Een kransslagader van het slachtoffer was afgesloten, waardoor hij een hartinfarct en een verminderde hartfunctie heeft opgelopen. Er is geen kans op verbetering van de hartfunctie. Gelet op het samenstel van het letsel zoals hiervoor is beschreven en gelet op het feit dat het hartletsel blijvend van aard is, is de rechtbank van oordeel dat dit letsel moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van causaliteit tussen het verkeersongeval en dit zware lichamelijke letsel, ook ten aanzien van het letsel aan het hart. In de letselbeschrijving staat dat zowel de cardioloog als de chirurg die na de aanrijding met spoed de operatie heeft uitgevoerd, hebben benoemd dat de afsluiting van de kransslagader het gevolg is van een trauma. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat dit trauma is veroorzaakt door het verkeersongeval.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 februari 2024 te Rouveen in de gemeente Staphorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), rijdende over de weg de Oude Rijksweg te Rouveen, gaande in de richting van Lichtmis,roekeloos, in elk gevalzeer,althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte haast had en/of terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/ofterwijl het regende en/ofhet wegdek nat was en/of
terwijl hij de zijweg van de percelen Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m
478a-10 met de Oude Rijksweg naderde en/ofterwijl een ander voertuig (personenauto) vanaf de Oude Rijksweg links wilde afslaan om zijn weg over de Oude Rijksweg in de richting Staphorst te vervolgen,
-niet ofonvoldoende heeft opgelet op het overige verkeer en/ofhet overstekende verkeer en/ofde verkeerssituatie ter plaatse en/of
- voornoemd T-aansluiting is benaderd meteen gemiddelde snelheid van 111 kilometer per uur, in elk geval meteen hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden wasen/of
- op de Oude Rijksweg, een/meerdere voor hem rijdend(e)voertuig(en)is gaan inhalen en/ofheeft ingehaald over de weghelft/rijstrookbestemd voor het tegemoetkomende verkeer en/of
- niet heeft geremd en/ofzijn snelheid nietof onvoldoendeheeft aangepast aan de verkeerssituatie en/of
- op de kruising of splitsing van die weg (Oude Rijksweg en Oude Rijksweg percelen 478a+ 478a-1 t/m 478a-10), een voor hem van rechts komende bestuurder van een personenautogeen voorrang heeft verleend, immers die bestuurderniet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen,
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letselof zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen verklaarde feit, waarbij de officier van justitie uitgaat van roekeloos rijgedrag, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij een eventuele veroordeling te volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, omdat verdachte bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zijn baan kwijt zou raken en daarmee ook de mogelijkheden om de schade te vergoeden.
De raadsvrouw heeft verder gewezen op het blanco strafblad van verdachte en zij heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke, medische en financiële omstandigheden van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op 14 februari 2024 een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt.
Verdachte kende de omgeving waar de aanrijding plaats vond. Hij kende de weg en wist dat er uitritten en zijwegen op de Oude Rijksweg uitkomen en dat de maximumsnelheid daar niet voor niets 50 kilometer per uur is. Desondanks heeft hij daar, terwijl het donker was en regende, met meer dan twee keer de toegestane maximumsnelheid gereden. Hoewel hij op deze weg voorrang had, heeft hij zodanig hard gereden dat het voor hem niet langer mogelijk was om tijdig te reageren in het geval een andere verkeersdeelnemer hem gelet op zijn snelheid die voorrang niet zou kunnen verlenen. Verdachte is daarmee ernstig tekort geschoten en heeft zich zeer onvoorzichtig gedragen.
Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het ongeval zeer ingrijpende gevolgen heeft voor [slachtoffer] en zijn familie. Hij heeft door het ongeval een blijvende forse beschadiging van zijn hart opgelopen die voor [slachtoffer] de nodige beperkingen in zijn dagelijks leven tot gevolg heeft.
De rechtbank houdt bij haar beslissing ook rekening met de omstandigheden dat het ongeval ook voor verdachte een ingrijpende gebeurtenis is geweest en dat hij deze gevolgen nooit heeft gewild. Verdachte zal verder moeten leven met het gegeven dat door zijn toedoen iemand onherstelbaar zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft inmiddels via de huisarts hulp gezocht om hiermee om te leren gaan.
Wat dit betreft kent deze strafzaak alleen maar verliezers. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het veroorzaakte leed en verdriet nooit ongedaan kunnen maken. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte de schade aan de leaseauto waarin hij reed zal moeten terugbetalen via zijn werkgever.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Als uitgangspunt voor een overtreding van artikel 6 WVW waarbij sprake is van een zeer hoge mate van schuld en waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, wordt een gevangenisstraf van vier maanden en een rijontzegging van twee jaren gehanteerd.
De rechtbank zal verdachte echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank houdt hierbij ook rekening met het feit dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank ziet in alle specifieke omstandigheden van dit geval aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op te leggen. Hieraan zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren verbinden, omdat voorkomen moet worden dat verdachte zich in de toekomst nogmaals hieraan schuldig zal maken.
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 200 uren op te leggen.
Verder legt de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke ontzegging van één jaar een proeftijd verbinden van drie jaren.
Hoewel de rechtbank er oog voor heeft dat deze rijontzegging gevolgen zal hebben voor (de invulling van) zijn baan, ziet de rechtbank gelet op de ernst van het feit geen aanleiding om anders te beslissen.
7. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl
het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd]) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur
van 2 (twee) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024070158-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal FO verkeer, Forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 61 en 62
3.Het proces-verbaal FO verkeer, Forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 63
4.Het proces-verbaal Digitaal onderzoek Volkswagen, dossierpagina 102
5.Het proces-verbaal FO verkeer, Forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 64
6.Het proces-verbaal Digitaal onderzoek Volkswagen, dossierpagina 108
7.Het proces-verbaal veiligstellen en onderzoek gegevens, dossierpagina 56
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], dossierpagina’s 12 en 13
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], dossierpagina’s 15
10.Het proces-verbaal FO verkeer, Forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 64 en 76
11.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer, dossierpagina 17
12.De door verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2025 afgelegde verklaring
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina 46
14.Het proces-verbaal FO verkeer, Forensisch onderzoek plaats delict, dossierpagina 64
15.Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage, opgemaakt door T. Gelderman, forensisch arts op 12 augustus 2024, pagina's 27 tot en met 31
16.Het proces-verbaal FO verkeer, vermijdbaarheidsanalyse, dossierpagina 91