ECLI:NL:RBOVE:2025:3502

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
08.006301.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man die zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed op 30 december 2022 in Enschede met zijn auto over een voetgangersoversteekplaats en botste tegen een voetgangster, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen de verkeersregels heeft overtreden, maar ook de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl het slachtoffer in hulpeloze toestand achterbleef. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaren, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn alcoholproblematiek. De verdachte heeft eerder met justitie in aanraking gestaan, maar de rechtbank heeft ook zijn schuldbewuste houding en bereidheid tot behandeling meegewogen. De uitspraak is gedaan na een proces dat langer dan de redelijke termijn heeft geduurd, wat heeft geleid tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.006301.23 (P)
Datum vonnis: 2 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 februari 2025 en 19 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1(
primair)als bestuurder van een auto terwijl hij onder invloed was van alcohol, een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen,
(subsidiair)als bestuurder van een auto zodanig met zijn auto heeft gereden dat daardoor gevaar of hinder op de weg werd veroorzaakt of kon zijn ontstaan;
(meer subsidiair) een verkeersovertreding heeft begaan doordat verdachte als bestuurder van een personenauto een voetganger op een voetgangersoversteekplaats niet heeft laten voorgaan waarbij aan de voetganger letsel of schade is toegebracht;
feit 2: (primair)een auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol;
(subsidiair)een auto heeft bestuurd terwijl hij zoveel alcohol heeft gehad dat hij wist of moest vermoeden dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was;
feit 3:als bestuurder van een auto een ongeval heeft veroorzaakt en de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of moest vermoeden dat [slachtoffer] hierbij letsel heeft opgelopen en hij die [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres 2] , zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de straatverlichting in werking was en/of terwijl aan de achteruitkijkspiegel/binnenspiegel van zijn motorrijtuig pluche dobbelstenen hingen welke het zicht (deels) belemmerden, althans konden belemmeren,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de [adres 2] ) en/of naar het verkeer op de direct voor hem gelegen voetgangersoversteekplaats en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg en/of voornoemde voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen, een op die voetgangersoversteekplaats rijdende en/of gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde voetganger niet voor heeft laten gaan en/of
- zonder te remmen die voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met een op die voetgangersoversteekplaats bevindende voetganger, ten gevolge waarvan deze voetganger ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Enschede als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [adres 2] ,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en/of is blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de [adres 2] ) en/of naar het verkeer op de direct voor hem gelegen voetgangersoversteekplaats en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg en/of voornoemde voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen, een op die voetgangersoversteekplaats rijdende en/of gezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde voetganger niet voor heeft laten gaan en/of
- zonder te remmen die voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen, met een op die voetgangersoversteekplaats bevindende voetganger, ten gevolge waarvan deze voetganger ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Enschede als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [adres 2] , een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
2
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 955 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2022 te Enschede als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Enschede, op/aan de [adres 2] ,
op of omstreeks 30 december 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht
en/of die ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezen verklaring van het onder 1 primair,
2 primair en 3 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde is bewezen nu verdachte deze feiten heeft erkend. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat verdachte direct het besef had dat hij terug moest gaan en heeft gepoogd achteruit te rijden. Toen dit niet lukte is hij bij de eerstvolgende mogelijkheid omgekeerd en is teruggegaan naar de plaats van het ongeval.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1 en feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] , in onderling verband en samenhang te bezien.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 7 april 2023, dossierpagina’s 22 – 29 met bijlage brief MST dossierpagina’s 30 – 33;
3.
Het proces-verbaal PD onderzoek van 21 februari 2023, dossierpagina’s 7 – 21:
4.
Het proces-verbaal van rijden onder invloed van 6 april 2023, dossierpagina’s 49 – 53.
3.3.2
Feit 3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. De bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Op 30 december 2022 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto een ongeval veroorzaakt op de [adres 2] . Verdachte reed in zijn personenauto over voornoemde weg en is op de voetgangersoversteekplaats in aanrijding gekomen met de op dat moment aldaar overstekende voetgangster [slachtoffer] . [slachtoffer] is door de aanrijding met de auto van verdachte door de lucht gevlogen, is enkele meters verderop op de straat beland en heeft ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft na de aanrijding vaart geminderd en is vervolgens doorgereden. Verdachte wist dat hij iets had geraakt omdat hij een klap hoorde en zag dat de voorruit van zijn auto kapot was. Getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] zijn met hun auto achter de auto van verdachte aan gereden terwijl [getuige 1] telkens knipperde met het grootlicht van de auto om verdachte te laten stoppen. Verdachte is bij de eerstvolgende kruising met verkeerslichten gedraaid en teruggekeerd naar de plaats van het ongeval.
Wettelijk kader
Artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) behelst (onder meer) het verbod voor degene door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt om de plaats van het ongeval te verlaten, als een ander die bij dat ongeval betrokken is, gewond is geraakt en daardoor in hulpeloze toestand wordt achtergelaten.
Overwegingen
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte het verbod van artikel 7 WVW 1994 heeft overtreden. Hij heeft namelijk voetgangster [slachtoffer] aangereden, waarna verdachte is doorgereden en dus de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl [slachtoffer] op dat moment in een hulpeloze toestand verkeerde. Zij lag immers na het ongeval buiten kennis en met ernstig letsel op straat. Verdachte had zich hier bewust van moeten zijn, omdat verdachte na de klap wist dat hij iets of iemand had geraakt op het moment dat hij de voetgangersoversteekplaats passeerde.
Dat verdachte – al dan niet uit eigen beweging – kort na de aanrijding is teruggekeerd, maakt dit niet anders, omdat niet is gebleken dat het voor verdachte onmogelijk was om direct na de aanrijding te stoppen en – voor zover mogelijk – hulp te bieden aan [slachtoffer] .
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit onder 3 heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op
of omstreeks30 december 2022 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [adres 2]
, zeer, althansaanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl de straatverlichting in werking was
en/of terwijl aan de achteruitkijkspiegel/binnenspiegel van zijn motorrijtuig pluche dobbelstenen hingen welke het zicht (deels) belemmerden, althans konden belemmeren,
- niet of in onvoldoende mate heeft gekeken en
/ofis blijven kijken naar het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg (de [adres 2] ) en
/ofnaar het verkeer op de direct voor hem gelegen voetgangersoversteekplaats en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij genoemde weg en
/ofvoornoemde voetgangersoversteekplaats kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, zonder te stoppen, een op die voetgangersoversteekplaats lopende en
/ofgezien zijn, verdachtes, rijrichting dicht van rechts genaderd zijnde voetganger niet voor heeft laten gaan en
/of
- zonder te remmen die voetgangersoversteekplaats is op- en overgereden en
/of
-
is gebotst tegen althansin aanrijding is gekomen, met een op die voetgangersoversteekplaats bevindende voetganger, ten gevolge waarvan deze voetganger ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2 primair
hij op
of omstreeks30 december 2022 te Enschede, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 955 microgram
, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Enschede, op/aan de [adres 2] , op
of omstreeks30 december 2022 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander
(te weten [slachtoffer]
)letsel en/of schade was toegebracht en
/ofdie ander
(te weten [slachtoffer]
), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 176 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 primair en feit 2 primair sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van
feit 1 primairhet misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
en
feit 2 primairhet misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid onderdeel a en onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en daarnaast oplegging van een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al is ingehouden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat sprake is van een oud feit en heeft betoogd dat kan worden volstaan met een taakstraf van 240 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, als ook dat verdachte hieraan wil meewerken. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een eventueel op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Strafbare feiten
Verdachte heeft onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol een ernstig ongeval veroorzaakt. Verdachte is na het nuttigen van meer dan drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn auto gestapt en richting huis gereden. Zonder zich rekenschap te geven van andere verkeersdeelnemers of op enig moment vaart te minderen is verdachte op de [adres 2] , een hem welbekende verkeerssituatie, de voetgangersoversteekplaats opgereden waar op dat moment de zestigjarige voetgangster [slachtoffer] aan het oversteken was. Verdachte is met zijn auto zo hard tegen [slachtoffer] aangereden, dat zij door de lucht vloog en een aantal meter verderop op straat is beland. [slachtoffer] heeft ten gevolge van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen waarvan zij maanden na het ongeval nog de gevolgen ondervond. Bijzonder kwalijk is dat verdachte na de aanrijding met [slachtoffer] , in de wetenschap dat hij iets of iemand had geraakt, is doorgereden en [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten. Door in beschonken toestand met zijn auto aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte enorme risico’s genomen en hij mag van geluk spreken dat zijn gedrag niet nog verdergaande gevolgen heeft gehad. De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor de keuzes die hij voorafgaand aan en na dit ongeval heeft gemaakt en rekent hem dit aan.
Persoon van verdachte
Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 31 maart 2025 volgt dat verdachte eerder wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat deze veroordeling langer dan vijf jaren geleden heeft plaatsgevonden. De rechtbank neemt de proceshouding van verdachte en de schuldbewuste indruk die verdachte ter zitting heeft gemaakt eveneens in aanmerking.
Uit het reclasseringsrapport dat door Tactus verslavingszorg op 12 mei 2025 over verdachte is opgemaakt volgt dat verdachte bekend is met sombere gedachten en dat hij alcohol gebruikt om deze gedachten te dempen. Verdachte, die fulltime werkt, heeft behalve zijn werkgever geen steunend netwerk. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Risicofactoren worden met name gezien in het middelengebruik in combinatie met het psychosociaal functioneren van verdachte. Verdachte staat open voor ambulante behandeling op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren. Het advies is oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole en het deelnemen aan de begeleidingsmodule ‘Stap voor Stap’ om zo het recidiverisico te doen afnemen.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Verdachte is op 30 december 2022 door de politie verhoord en als verdachte aangemerkt, Ook heeft de politie op deze datum zijn rijbewijs ingevorderd. De rechtbank merkt die datum daarom aan als begin van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn.
Als uitgangspunt geldt dat het geding met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is gaan lopen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Hierbij kan worden gedacht aan de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Deze zaak heeft voor het eerst op zitting gestaan op 26 februari 2025 en is toen niet inhoudelijk behandeld omdat verdachte nog geen advocaat had. Op 2 juni 2025 wordt uitspraak gedaan. In dit geval heeft de behandeling van de zaak langer dan twee jaren geduurd, namelijk twee jaren en ruim vijf maanden. De redelijke termijn is dan ook met ruim vijf maanden overschreden. Hoewel verdachte deels de oorzaak is van de verdere vertraging, heeft het een lange periode geduurd voor de zaak voor het eerst op zitting is gekomen. De oorzaak voor de duur van dit strafproces lag aldus grotendeels buiten de invloedssfeer van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de termijnoverschrijding in dit geval een strafvermindering rechtvaardigt.
Overige strafmaatoverwegingen
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur en modaliteit van de aan verdachte op te leggen straf de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting als uitgangspunt genomen. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel van een slachtoffer en waarbij sprake is van de strafverzwarende omstandigheid van rijden onder invloed van alcohol met een promillage van meer dan 570 ug/l, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren. Daar komt in deze zaak als strafverzwarende omstandigheid bij dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten en het slachtoffer in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een dergelijke strafmodaliteit zal echter de noodzakelijk geachte hulpverlening op het gebied van middelenproblematiek en psychosociaal functioneren doorkruisen. Het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 180 uren passend en geboden. Gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze taakstraf matigen tot een taakstraf van 160 uren. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten te plegen zal de rechtbank ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van drie jaren opleggen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte hulp krijgt van de reclassering bij de aanpak van zijn alcoholproblematiek en het psychosociaal functioneren. De rechtbank zal daarom aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals in het reclasseringsrapport zijn geadviseerd, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, het meewerken aan de middelencontrole en binnen het toezicht meewerken aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaren moet worden opgelegd. De tijd waarin het rijbewijs van verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest wordt op de duur van de ontzegging in mindering gebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr en de artikelen
6, 7, 8 en 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van
feit 1 primairhet misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
en
feit 2 primairhet misdrijf: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3het misdrijf: overtreding van artikel 7, eerste lid onderdeel a en onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) maand;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus verslavingszorg, Raiffeisenstraat 75,
7514 AM in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich ambulant laat behandelen bij en door JusTact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- werkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt
verdachte binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
2 (twee) jaren;
- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994, afgetrokken wordt van de duur van de ontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Heblij, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2025.
Mr. Weeda is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022604540. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2025, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Ik reed in mijn auto op 30 december 2022 over de [adres 2] . Daar heb ik met mijn auto op de voetgangersoversteekplaats iets geraakt. Ik hoorde ineens een klap op de voorruit en ik zag dat de hele ruit kapot was. Ik wist wel dat ik iets had geraakt. Ik ben doorgereden. Ik ben daarna weer teruggereden.

2.

Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 7 april 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven op dossierpagina’s 22 – 29, met bijlage brief MST dossierpagina’s

30 – 33;

Op 30 december, ging ik lopend vanuit mijn woning te [plaats] , naar het winkelcentrum op [locatie] . Ik wou het zebrapad van de [adres 2] oversteken. Toen ik voor het zebrapad stond keek ik, voordat ik ging oversteken, naar links en naar rechts. Toen ik naar links keek zag ik de koplampen van een voertuig, bij de verkeerslichten op de t-splitsing met de [adres 3] . Op dat moment dacht ik dat ik genoeg tijd had om over te steken.
Toen ik bijna bij de middenberm aankwam lag ik plotseling op de grond met ontzettend veel pijn. Ik weet nog dat ik de eerste seconde mijn linkerarm probeerde op te tillen en dat dit niet lukte. Dokter [naam] van het MST vertelde mij dat ik onder narcose geopereerd was aan mijn linker bovenarm en mijn linker onderbeen. Van beide breuken heb ik foto's. Ik kon slecht ademhalen omdat mijn ribben zwaar gekneusd waren.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 30 december 2022, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven op dossierpagina’s 37 – 39:
Op vrijdag 30 december 2022 bevond ik mij op de [adres 2] . Ik zag dat er een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] voor ons reed in dezelfde richting. Ik zag dat we een zebrapad naderden, dit zebrapad ligt net na het Winkelcentrum [locatie] . Op het zebrapad zag ik een vrouw lopen. Ik zag dat de personenauto voor ons zonder snelheid te minderen het zebrapad opreed. Ik zag dat de vrouw inmiddels midden op het zebrapad liep. Ik zag dat de personenauto die voor ons reed de vrouw vol raakte met de voorkant van zijn personenauto. Ik zag de vrouw met een soort salto door de lucht vliegen door de klap van de aanrijding. Ik zag dat de vrouw een paar meter verder op de straat belandde. De personenauto die de vrouw had aangereden pas na 15 a 20 meter vaart minderde, maar daarna toch weer doorreed richting de [adres 4] . Mijn vriend [getuige 1] (de rechtbank leest: getuige [getuige 1] ) reed achter de personenauto aan terwijl hij steeds met zijn grootlicht knipperde. We wilden allebei dat de personenauto zou stoppen en niet weg zou rijden. De personenauto is bij de eerstvolgende kruising met verkeerslichten gedraaid en teruggereden richting de plek van de aanrijding.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022604540. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.