ECLI:NL:RBOVE:2025:3510

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
08-952936-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van een betrokkene met een complexe psychiatrische achtergrond

Op 2 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, geboren in 1947, die sinds 3 mei 2018 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging met twee jaren verlengd. De aanleiding voor deze verlenging was de vordering van het Openbaar Ministerie, die op 26 maart 2025 werd ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 19 mei 2025, waar zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van de betrokkene aanwezig waren. De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot verlenging af te wijzen, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid eisten dat de maatregel werd verlengd. De rechtbank heeft daarbij de rapportages van deskundigen en de kliniek in overweging genomen, waaruit bleek dat de betrokkene nog steeds een hoog recidiverisico vertoonde en dat er onvoldoende vooruitgang was geboekt in zijn behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een gestructureerde omgeving functioneert, maar dat er nog steeds behoefte is aan begeleiding en toezicht. De beslissing om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen is genomen om de veiligheid van de samenleving te waarborgen en om de betrokkene de kans te geven om verder te werken aan zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952936-17
Datum uitspraak: 2 juni 2025
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de [locatie 1] in [plaats],
hierna te noemen: betrokkene.

1.De aanleiding

Betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 mei 2018 ter beschikking gesteld, waarbij betreffende het gedrag van betrokkene voorwaarden zijn gesteld, na bewezenverklaring van de misdrijven:
  • opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
  • opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
  • bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 3 mei 2018. Bij beslissing van 24 december 2019 heeft deze rechtbank alsnog de verpleging van overheidswege bevolen. Deze beslissing is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing van 16 april 2020 bevestigd.
De terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank op 10 juni 2024, waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaren werd verlengd.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 21 november 2024 deze beslissing vernietigd en de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd.
De terbeschikkingstelling eindigt, behoudens nadere voorziening, op 13 mei 2025.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennis genomen van de op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) overgelegde stukken, te weten:
  • het verlengingsadvies van de [locatie 1] (hierna: de kliniek) van 14 maart 2025, opgemaakt en ondertekend door J. Tamminga, verpleegkundig specialist GGZ en regiebehandelaar, F. Corsten, behandelend psychiater, en S. Wopereis, Gz-psycholoog en plaatsvervangend hoofd instelling;
  • de pro Justitia rapportage van W.J.P. Gaertner, Gz-psycholoog, van 14 maart 2025;
  • het weigerrapport TBS-verlenging van I. Maksimovic, psychiater, van 27 februari 2025.

3.De procedure

Het Openbaar Ministerie heeft op 26 maart 2025 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaren.
Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 19 mei 2025. De rechtbank heeft op de openbare terechtzitting gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amsterdam;
  • de officier van justitie;
  • J. Tamminga, voornoemd, als deskundige;
  • W.J.P. Gaertner, voornoemd, als deskundige (via een directe beeld- en geluidverbinding met de rechtbank).
De officier van justitie heeft ter zitting zijn vordering gewijzigd, in die zin dat hij verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar vordert, zodat gemonitord kan worden hoe het met betrokkene gaat.
De raadsvrouw van betrokkene heeft primair verzocht de vordering tot verlenging af te wijzen, omdat niet wordt voldaan aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat noch de veiligheid van anderen, noch de algemene veiligheid eist dat de maatregel terbeschikkingstelling wordt verlengd. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van een stoornis en dat niet blijkt van een gerichte en doeltreffende therapie die rechtvaardigt dat de maatregel terbeschikkingstelling wordt verlengd. Betrokkene heeft geen strafbare feiten gepleegd tijdens zijn onttrekkingen, waaruit blijkt dat het recidiverisico laag is. Verder brengt ook de somatische toestand van betrokkene met zich dat er niet langer sprake is van recidivegevaar. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. De raadsvrouw heeft meer subsidiair verzocht om de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar, om het traject van betrokkene binnen één jaar opnieuw te kunnen toetsen.

4.De beoordeling

De vordering is op 26 maart 2025 ingediend. Dit is tijdig.
De rechtbank dient op grond van het bepaalde in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen het over betrokkene opgemaakt advies van de kliniek, de pro Justitia rapportage en de toelichting van de deskundige ter zitting in aanmerking.
Het verlengingsadvies van de kliniek
Het rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis cluster C. In spanningsvolle situaties treedt er bij betrokkene regressie op naar een kinderlijk niveau, waarbij afhankelijkheid en paranoïde redeneringen opvallen. Bij betrokkene uit zich dit in vijandigheid en wantrouwend gedrag naar zijn omgeving. Betrokkene functioneert op een laagbegaafd/beneden gemiddeld intelligentieniveau. Daarnaast is er sprake van een stoornis in alcoholgebruik, matig, in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving. Betrokkene functioneert op een laagbegaafd/beneden gemiddeld intelligentieniveau.
Betrokkene heeft vanaf 15 januari 2021 tot en met 20 november 2024 verbleven op de doorstroomafdeling [locatie 2], waar hij zorg en begeleiding ontving en redelijk stabiel functioneerde. Vanwege het stabiele functioneren van betrokkene is in september 2024 besloten opnieuw onbegeleid verlof voor betrokkene aan te vragen, nadat zijn verlofmachtiging op 2 januari 2024 werd ingetrokken omdat betrokkene meer dan 24 uur ongeoorloofd afwezig is geweest. In oktober 2024 is de machtiging voor begeleid verlof verleend. Betrokkene is vervolgens op 20 november 2024 op de uitstroomafdeling [locatie 3] geplaatst, waar hij kon starten met de begeleide verloven. Op momenten waarop de spanning voor betrokkene oploopt, vertoont hij soms verbaal agressief gedrag. Hoewel hij hierop goed is aan te spreken, blijkt duidelijk dat hij ook in de toekomst behoefte heeft aan structurele nabijheid en ondersteuning. Betrokkene volgt beeldende therapie en werkt op de boerderij van de kliniek. Hij verricht zijn werkzaamheden zelfstandig en maakt contact met medepatiënten. Na een periode van stabiel functioneren en oefenen met verlof in de omgeving van de kliniek werd er op 20 januari 2025 een dubbel begeleid verlof ingepland, waarbij betrokkene samen met zijn zus en begeleiding naar een restaurant ging. Betrokkene heeft zich tijdens het verlof onttrokken aan het toezicht. Tijdens deze onttrekking heeft betrokkene in het ziekenhuis gelegen, waar bleek dat hij opnieuw een herseninfarct heeft gehad. Op 22 januari 2025 is betrokkene – tegen het medisch advies in – vertrokken uit het ziekenhuis. Betrokkene is vervolgens op 23 januari 2025 aangehouden en op 24 januari 2025 teruggekeerd naar de kliniek, waar hij in afdelingsarrest is geplaatst op de doorstroomafdeling [locatie 4]. Betrokkene heeft onvoldoende kunnen profiteren van de stappen die de kliniek voor ogen had en hem geboden zijn. Het risico op recidive wordt buiten de kliniek als onverminderd hoog ingeschat. De machtiging begeleid verlof is ingetrokken en betrokkene is besproken in het overleg ‘Uitstroomtrajecten’. De kliniek schat niet in dat betrokkene in een andere kliniek op korte termijn zal kunnen toewerken naar verlof, gelet op de terugkerende onttrekkingen en het niet afgenomen recidiverisico.
Betrokkene houdt zich binnen de kliniek over het algemeen goed aan de regels, de voorwaarden en de gemaakte afspraken. Betrokkene is positief in het contact met zijn medepatiënten en het behandelteam. Betrokkene heeft veel baat bij de geboden structuur en begeleiding in de kliniek.
Bij onduidelijkheid en/of miscommunicatie kunnen de emoties bij betrokkene hoog oplopen, waardoor hij overgaat tot verbale uitingen. Tijdens situaties van wantrouwen en stress kan betrokkene vijandig gedrag vertonen richting medepatiënten en kan hij geagiteerd reageren en schreeuwen. Betrokkene wordt hierin begrensd, waarbij externe structuur en nabijheid van belang zijn. Als er tijdens een conflictsituatie niet wordt ingegrepen, is betrokkene niet in staat om een dergelijk conflict zelf op te lossen en kan er een handgemeen ontstaan. Betrokkene kan dan moeilijk reflecteren op zijn gedrag en heeft weinig tot geen probleeminzicht. Verder is betrokkene geneigd om zijn indexdelict te bagatelliseren en heeft hij moeite om naar zijn eigen aandeel te kijken.
De kliniek kan – mede gelet op de somatische situatie van betrokkene – moeilijk een inschatting maken van het uitstroomperspectief. Pas op het moment dat betrokkene bedlegerig zal zijn, zal het risico op recidive en delictgedrag afnemen. De huidige risicotaxatie wijst uit dat er een hoog risico is op recidive. Betrokkene zal naar verwachting altijd een vorm van ondersteuning en structuur behoeven. In de huidige situatie is volgens de kliniek een verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling dan ook vereist. De kliniek adviseert om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaar.
De deskundige ter zitting
Op zitting heeft deskundige Tamminga het advies gehandhaafd en in aanvulling op het rapport naar voren gebracht dat betrokkene verblijft in een omgeving waar begrip is voor zijn gedrag. Het verlof van betrokkene is na de laatste onttrekking ingetrokken en er is op dit moment geen vertrouwen in de betrokkene vanuit de kliniek.
De verwachting is dat de kliniek vooralsnog geen nieuwe aanvraag voor verlof zal indienen. Een aanvraag in de toekomst wordt niet volledig uitgesloten, maar daarop is nu nog geen zicht.
De pro Justitia rapportage
Het rapport van de psycholoog houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Binnen de persoonlijkheid van betrokkene lijkt sprake te zijn van een afhankelijke en vermijdende opstelling, waarin hij een ander nodig heeft om hem identiteit, stabiliteit en bestaansrecht te geven. Betrokkene kan moeilijke situaties niet overzien en is geneigd deze te vermijden of impulsief te reageren. Betrokkene functioneert op zwakbegaafd intellectueel niveau, waardoor hij de consequenties van zijn keuzes niet kan overzien. Een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en vermijdende kenmerken lijkt een passende diagnose te zijn. Verder wordt gezien dat sprake is van een alcoholprobleem. In welke mate dit een rol speelt is echter niet duidelijk geworden, wel kan, op basis van de geraadpleegde informatie, worden gesteld dat er een risico is op terugval in alcoholgebruik.
Betrokkene is een zeer kwetsbare man, die de structuren van de kliniek en van het behandelteam nodig heeft om stabiel te kunnen functioneren. Als er sprake is van onzekerheden, onduidelijkheden of een voor hem te onbekende omgeving, lijkt betrokkene te destabiliseren en neemt impulsiviteit de overhand, waardoor betrokkene zich niet staande kan houden en terugvalt in oud gedrag. Als betrokkene het meerdere weken zonder de structuur en steun van de kliniek moet doen, zal hij terugvallen in alcoholgebruik, met mogelijk delictgedrag tot gevolg. Op het moment dat vrijheden en verantwoordelijkheden toenemen kan betrokkene zich niet afspraakbetrouwbaar tonen. Betrokkene heeft nauwelijks inzicht in zijn problematiek, de risico’s en de noodzaak van de behandeling en begeleiding. Betrokkene zal dan ook de rest van zijn leven aangewezen zijn op begeleiding en toezicht, die vooralsnog niet kan worden vormgegeven buiten het kader van de terbeschikkingstelling. Het verblijf binnen de huidige afdeling van de kliniek past het best binnen het risicomanagement. Bij een beëindiging van de terbeschikkingstelling schat de psycholoog het risico op gewelddadig gedrag en het recidiverisico in als hoog. Er is daarnaast geen aanleiding om aan te nemen dat de psychiatrische problematiek van betrokkene binnen een jaar dermate is behandeld dat aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan worden gedacht. De psycholoog adviseert dan ook om de duur van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren.
De deskundige ter zitting
Op zitting heeft deskundige Gaertner het advies gehandhaafd en in aanvulling op het rapport naar voren gebracht dat betrokkene spanning ervaart bij het bespreken van bepaalde onderwerpen met betrekking tot de behandeling. Tijdens het gesprek leidt deze spanning ertoe dat betrokkene boos het gesprek verlaat en aangeeft niet langer in gesprek te willen gaan.
De situatie is erg ingewikkeld, nu betrokkene zich meerdere keren niet afspraakbetrouwbaar heeft getoond door zijn onttrekkingen. Als de terbeschikkingstelling zou worden beëindigd zou betrokkene direct overvraagd worden.
De pro Justitia rapportage
De terbeschikkinggestelde heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het psychiatrisch onderzoek, waardoor de onderzoeker zich onthoudt van beantwoording van de vraagstelling.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt verlengd. Op grond van hetgeen in de rapportage van de kliniek en de pro Justitia rapportage is vermeld en door de deskundigen ter zitting is toegelicht, stelt de rechtbank vast dat er sprake is van stoornissen bij betrokkene en dat sprake is van recidiverisico. Uit voornoemde rapporten volgt dat betrokkene onvoldoende heeft kunnen profiteren van de stappen die de kliniek voor ogen had en die betrokkene geboden zijn. Het risico op recidive wordt buiten de kliniek derhalve als onverminderd hoog ingeschat. Betrokkene is in 2021 gediagnosticeerd met darmkanker, waarvoor hij niet wil worden behandeld. Dat betrokkene momenteel in een somatische toestand verkeert, brengt niet met zich mee dat het recidiverisico niet (meer) aanwezig is. Aan de criteria voor de verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de maatregel is opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene binnen het kader van de gestructureerde setting van de terbeschikkingstelling goed functioneert. De kliniek geeft te kennen dat betrokkene positief is in het contact met zijn medepatiënten en het behandelteam en dat hij veel baat heeft bij de geboden structuur en begeleiding in de kliniek. Bij onduidelijkheid en/of miscommunicatie kan de emotie bij betrokkene oplopen, waardoor hij overgaat tot verbale uitingen. Externe structuur en nabijheid zijn dan van belang om betrokkene te begrenzen. Zonder hulpverlening en toezicht zal betrokkene naar verwachting snel tot delictgedrag komen.
De rechtbank stelt vast dat er geen gronden aanwezig zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege rechtvaardigen, gelet op het advies van de kliniek, de pro Justitia rapportages en het verhandelde ter zitting. De rechtbank zal het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen dan ook afwijzen.
De rechtbank ziet verder onvoldoende grond voor een verlengingstermijn van een jaar, zoals door de raadsvrouw van betrokkene meer subsidiair is bepleit. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat, als aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging met een jaar, de terbeschikkingstelling in beginsel verlengd moet worden met een termijn van twee jaren. De gezondheidstoestand van betrokkene doet de rechtbank niet van dit uitgangspunt afwijken, nu het risico op recidive en delictgedrag vermoedelijk pas zal wegvallen op het moment dat betrokkene bedlegerig is.
Op dit moment is het nog onduidelijk hoe het ziekteverloop van betrokkene zich verder zal ontwikkelen. Uit de onderhavige rapporten en het verhandelde ter zitting blijkt dat betrokkene aangewezen zal blijven op begeleiding en toezicht, die vooralsnog niet kan worden vormgegeven buiten het kader van de terbeschikkingstelling. Ook is geen aanleiding om aan te nemen dat de psychiatrische problematiek van betrokkene binnen een jaar dermate is behandeld dat aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan worden gedacht. De rechtbank stelt bovendien vast dat de verlengingszittingen veel spanningen oproepen bij betrokkene. Een verlenging met een jaar zou die spanning weer eerder kunnen doen oplopen en zou bij betrokkene mogelijk ook ‘valse verwachtingen’ kunnen scheppen. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom met twee jaren verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank verlengt de terbeschikkingstelling met bevel verpleging van
[betrokkene]met twee jaren.
Aldus gegeven door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van E. Bauhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2025.