In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 mei 2025 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen partij A en partij B, waarbij partij A vorderingen heeft ingesteld tegen partij B wegens gebrekkige uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat partij B een deel van de werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd, wat partij A het recht gaf om een deel van de aanneemsom op te schorten. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat partij A ten onrechte een ander deel van de aanneemsom onbetaald had gelaten. De rechtbank heeft de kosten van deskundigenrapporten voor rekening van partij B gesteld, omdat deze gebreken zijn vastgesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. Uiteindelijk is vastgesteld dat partij A nog een bedrag van € 6.053,08 aan partij B verschuldigd is, met rente, en dat partij B € 249,31 aan partij A moet betalen voor buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft ook de deskundigenkosten van € 16.563,38 aan partij A toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.