ECLI:NL:RBOVE:2025:3544

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
08.147702.24 en 08.000673.23 (vordering tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 54-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. De verdachte is schuldig bevonden aan de handel in cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie en handel in cocaïne. De zaak kwam aan het licht na een observatie op 6 maart 2024, waarbij de verdachte werd gezien terwijl hij een geldbedrag overhandigde aan een bestuurder van een auto, wat door de politie werd geïnterpreteerd als een drugsdeal. Bij de daaropvolgende aanhouding en doorzoeking van de woning van de verdachte werden verschillende hoeveelheden cocaïne en druggerelateerde voorwerpen aangetroffen, waaronder weegschalen en versnijdingsmiddelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet, en dat de bewezen feiten voldoende grond bieden voor de opgelegde straf. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de impact van zijn handelen op de volksgezondheid. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen geldbedrag van € 970,00 verbeurd, omdat dit uit de strafbare feiten was verkregen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.147702.24 en 08.000673.23 (vordering tul) (P)
Datum vonnis: 3 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 mei 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C.R. Gijsen, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 maart 2024 te Deventer:
feit 1:opzettelijk 0,78 gram cocaïne heeft gedeald;
feit 2:(primair) voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de productie en handel in cocaïne, dan wel (subsidiair) opzettelijk 16,73 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Deventer
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 0,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Deventer
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van cocaïne,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) 970 euro,
- ( ongeveer) 16,73 gram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- meerdere gevouwen envelopjes (in verschillende kleuren en teksten),
- meerdere zakjes met versnijdingsmiddelen,
- twee weegschalen,
- twee geprepareerde kokers;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 maart 2024 te Deventer
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,73 gram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het dealen van cocaïne (feit 1) en het plegen van voorbereidingshandelingen (feit 2 primair). Wel kan volgens de raadsman bewezen worden dat verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Feiten en omstandigheden
Op 6 maart 2024 fietst verdachte op de Zandpoort te Deventer. Verbalisant [verbalisant 1] herkent verdachte ambtshalve als een persoon die in het verleden heeft gedeald. De verbalisanten zien dat verdachte van zijn fiets stapt en loopt richting een personenauto met kenteken [kenteken] . Ter hoogte van de bestuurderszijde van de auto maakt hij contact met de bestuurder. Verdachte geeft een briefje van 50 euro aan de bestuurder, waarop hij een briefje van 20 euro terugkrijgt. De politie vermoedt dat sprake is van een drugsdeal en houdt verdachte en de bestuurder van de auto staande. In de auto wordt een wikkel met de opdruk ‘American Gangster’ aangetroffen. De bestuurder van de auto – getuige [getuige] – verklaart dat hij de wikkel met cocaïne heeft gekocht van verdachte. Hij heeft daarvoor 30 euro betaald. Daarop is verdachte aangehouden. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) wijst uit dat de wikkel met daarin poeder cocaïne bevatte. Het totaal gewogen netto gewicht bedraagt 0,78 gram.
Diezelfde dag wordt de woning van verdachte aan de [adres 2] doorzocht.
In de schuur naast de woning treft de politie twee weegschalen, twee kokers, twee bakjes, meerdere zakjes met versnijdingsmiddel en gevouwen envelopjes (met de opdruk ‘American Gangster’) aan. Uit het door het NFI verrichte onderzoek blijkt dat de bakjes met daarin poeder, bolletjes en brokjes cocaïne bevatten. Het totaal gewogen netto gewicht bedraagt 5,71 gram.
Tijdens de insluitingfouillering treft de politie in de broekzak van verdachte 970,00 euro contant geld aan. In zijn jaszak worden veertien gripzakjes met daarin kleine zwarte envelopjes aangetroffen. Uit het door het NFI verrichte onderzoek blijkt dat de envelopjes met daarin poeder, cocaïne bevatten. Het totaal gewogen netto gewicht bedraagt 11,02 gram.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van 0,78 gram cocaïne (feit 1) en het plegen van voorbereidingshandelingen (feit 2 primair). Zij overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Verdachte ontkent dat hij drugs heeft verkocht aan getuige [getuige] . Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste dag 170 euro van [getuige] heeft gekregen, hetgeen ook zou blijken uit de afgelegde verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris ongeloofwaardig. Vlak na de staande houding heeft de getuige een voor zichzelf belastende verklaring afgelegd bij de politie door te verklaren dat hij cocaïne heeft gekocht bij verdachte en daarvoor 30 euro heeft betaald. Deze verklaring past ook bij de geldoverdracht die door de verbalisanten is waargenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal ten aanzien van deze geldoverdracht. Daar komt bij dat getuige [getuige] een wikkel heeft met de opdruk
‘American Gangster’. Deze opdruk is exact gelijk aan de opdruk op de wikkels die in de schuur bij de woning van verdachte zijn aangetroffen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde dealen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte op 6 maart 2024 voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot de productie en handel in cocaïne. Onder verdachte is een grote hoeveelheid contant geld in diverse coupures (totaal 970 euro) en een hoeveelheid cocaïne (11,02 gram) in beslag genomen. In de schuur naast zijn woning is ook cocaïne (5,71 gram) aangetroffen en meerdere druggerelateerde goederen, waaronder een grote hoeveelheid envelopjes. De rechtbank is van oordeel dat het aantreffen van deze goederen niet anders kan worden uitgelegd dan dat zij dienden als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet (OW). De verklaring van verdachte, namelijk dat deze goederen in zijn woning zijn blijven liggen na een vorige huiszoeking, acht de rechtbank onaannemelijk. De politie neemt bij een doorzoeking op basis van de OW immers alle drugs en druggerelateerde goederen in beslag. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 6 maart 2024 te Deventer
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
0,78 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 6 maart 2024 te Deventer
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten
- een geldbedrag van 970 euro,
- 16,73 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- meerdere gevouwen envelopjes (in verschillende kleuren en teksten),
- meerdere zakjes met versnijdingsmiddelen,
- twee weegschalen,
- twee geprepareerde kokers.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 10a OW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 primair
het misdrijf:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 120 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en de omvang van de taakstraf te matigen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 6 maart 2024 schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie en handel in cocaïne. Daarmee heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat cocaïne een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid. Bovendien gaat de verspreiding van en de handel in harddrugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor en heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank neemt verder het strafblad van verdachte van 8 april 2025 in aanmerking, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, ook voor drugsfeiten. Ten tijde van het plegen van onderhavige feiten, liep verdachte bovendien in een proeftijd met betrekking tot Opiumwetfeiten. Dit heeft verdachte er geenszins van weerhouden opnieuw in drugs te handelen. De rechtbank zal hiermee in het nadeel van verdachte in de strafmaat rekening houden. Verdachte was een gewaarschuwd man en hij moet weten dat zijn handelen niet wordt getolereerd.
Voor wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met het over verdachte opgemaakte Reclasseringsrapport van 3 oktober 2024. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte risico’s zijn op het gebied van huisvesting, werk, inkomen en middelengebruik. Voornoemde factoren hebben geleid tot het delictgedrag en verhogen het risico op recidive. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu sprake is van een lopende proeftijd (met bijzondere voorwaarden) in de zaak met parketnummer 08.000673.23.
Uit de e-mail van de reclassering van 19 mei 2025 blijkt dat verdachte in het kader van die zaak eind 2024 is opgenomen in de [locatie] . In maart 2025 is verdachte doorgestroomd naar de open fase van de kliniek in [adres 1] en hij staat sinds kort op een wachtlijst voor begeleid wonen. De reclassering schrijft dat het hulpverleningstraject goed verloopt, dat er geen overtredingen hebben plaatsgevonden en dat tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf het behandelingstraject zal doen stagneren.
Alles afwegende, acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden. De rechtbank zal een taakstraf van 120 uren afleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Om recht te doen aan de ernst van de strafbare feiten, maar ook om verdachte een waarschuwing te geven voor de toekomst, zal de rechtbank hem daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.4
Het in beslag genomen voorwerp
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen geldbedrag van € 970,00 zal worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 970,00 moet worden verbeurd verklaard, omdat het aan verdachte toebehoort en het uit de strafbare feiten is verkregen.

7.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging inzake parketnummer 08.000673.23 af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat het onwenselijk is dat de begeleiding en behandeling van de verdachte wordt doorkruist door een hernieuwde vrijheidsbeneming, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 Wetboek van Strafrecht (Sr).

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf:
een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering twee uren per dag aftrek plaatsvindt;

het in beslag genomen voorwerp

-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen geldbedrag, te weten € 970,00 (beslaglijst onder 2);
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.000673.23
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. A.N. Neumann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024105058. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2

1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 6 maart 2024, p. 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik heb zojuist 1 wikkel/ponypack cocaïne gekocht van de andere meneer die naast mijn auto stond. (…) Ik heb 30 euro betaald. (…) Hij heet [verdachte] . (…)

2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 6 maart 2024, p. 12, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik zag dat de man, naar later bleek getuige [getuige] , een briefje van 50 euro aan [verdachte] gaf. (…) Ik zag dat [verdachte] een briefje van 20 euro teruggaf aan [getuige] . (…)

3. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 6 maart 2024, p. 10, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Hierop trof verbalisant [verbalisant 4] , in het blauwe trainingsjas dat de verdachte aan had, in de rechter jaszak een gripzakje met daarin kleine zwarte envelopjes aan. Verbalisant [verbalisant 4] vroeg aan de verdachte wat er in deze envelopes zat. Wij verbalisanten hoorden de de verdachte zei: "Dat is Coke". (…) Verbalisant [verbalisant 3] , heeft het geld wat er uit de insluitingsfouillering en wat verdachte zelf uit zijn broek haalde geteld (…).Dit waren 17 briefjes van 50 euro, 1 briefje van 100 euro en 1 briefje van 20 euro aan. Verbalisant [verbalisant 3] , heeft het gripzakje met daarin de envelopjes geopend en deze envelopjes geteld, dit waren er 14. (…)

4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 6 maart 2024, p. 14, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Op woensdag 06 maart 2024 (…) bevond ik mij op de Zandpoort te Deventer (…) Op genoemde tijd en locatie zag ik een mij ambtsbekende persoon, [verdachte] , welke in het verleden in harddrugs had gedeald. Ik zag dat [verdachte] (…) fietste. Ik zag dat [verdachte] in de richting van de personenauto liep. (…) Ik zag dat [verdachte] (…) iets van de bestuurder aanpakte. Ik zag dat [verdachte] op zijn beurt iets aan de bestuurder gaf. Dit alles ging snel/vloeiend en werd door mij herkend als zijnde een "drugs" overdracht / deal. (…) Hierop werd door ons besloten om zowel de bestuurder als [verdachte] op basis van de opiumwet staande gehouden. Ik (…) zag dat de bestuurder achter de passagiersstoel een zwart kleurig gevouwen pakketje pakte en aan mij overhandigde. (…) Ik zag dat de wikkel de opdruk American Gangster had. (…)

5. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 13 maart 2024, p. 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Op woensdag 6 maart 2024 (…) doorzoeken van de woning aan de [adres 2] . (…) In de schuur (…) genoemde drugs gerelateerde artikelen betroffen: (…) honderdtallen papiertjes gevouwen in de vorm van kleine envelopjes (…) voorzien van de opdruk ‘american gangster’ (…) twee kleine weegschalen (…) twee kokers voorzien van een verwijderbare bodem (…) meerdere zakjes met vermoedelijk versnijdingsmiddel (…) twee transparante bakjes waarvan de inhoud een wit poeder betrof. Tevens lagen er ook meerdere witgekleurde bolletjes en brokjes in. (…)

6. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 2 april 2024, p. 40-42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Sealbagnummer [nummer 1]
Netto gewicht 11,02 gram
Monster SIN AARC9640NL
SIN originele partij AAQY8654NL
Sealbagnummer [nummer 2]
Netto gewicht 0,78 gram
SIN originele partij AAQY8655NL
Sealbagnummer [nummer 3]
Netto gewicht 0,33 gram
SIN originele partij AAQY8652NL
Sealbagnummer [nummer 4]
Netto gewicht 5,38 gram

7. Geschriften, te weten rapporten opgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut van 3 april 2024, p. 45-48, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Kenmerk AARC9640NL
Omschrijving 11,02 gram
Conclusie bevat cocaïne
Kenmerk AAQY8654NL
Omschrijving 0,78 gram
Conclusie bevat cocaïne
Kenmerk AAQY8655NL
Omschrijving 0,33 gram
Conclusie bevat cocaïne
Kenmerk AAQY8652NL
Omschrijving 5,38 gram
Conclusie bevat cocaïne

8.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 77, 85, 86, 87.

Plaats Zandpoort (…) Deventer
Datum 6 maart 2024
Bijzonderheden 1 wikkel opdruk american gangster
Sealbagnummer [nummer 2]
Plaats Deventer
Datum 6 maart 2024
Omstandigheden bij verdachte aangetroffen
Aantal 14 stuks
Sealbagnummer [nummer 1]
Plaats Deventer
Datum 6 maart 2024
Omstandigheden aangetroffen in een schuur in een doosje van koffiemolen
Totale hoeveelheid 1,09 g
Merk/type Pony Pack American Gangster
Sealbagnummer [nummer 3]
Totale hoeveelheid 15,4 g
Merk/type Pure Cocaine
Sealbagnummer [nummer 4]