ECLI:NL:RBOVE:2025:3571

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3210
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging benoeming lid Adviescommissie Toegankelijkheid gemeente Enschede

Deze uitspraak betreft de beëindiging van de benoeming van eiser als lid van de Adviescommissie Toegankelijkheid van de gemeente Enschede. Eiser was op 7 juni 2022 benoemd, maar het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft op 6 september 2022 zijn lidmaatschap beëindigd wegens onvoldoende functioneren. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college onvoldoende gemotiveerd was in zijn besluit. Op 10 juli 2024 heeft het college een nieuw besluit genomen, waarin de beëindiging van het lidmaatschap werd gehandhaafd met een nieuwe motivering. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de houding en het gedrag van eiser tot ernstige samenwerkingsproblemen hebben geleid. De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3210

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede (het college).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de benoeming van eiser als lid van de Adviescommissie Toegankelijkheid van de gemeente Enschede (hierna: de adviescommissie). Bij eerdere uitspraak van 19 februari 2024 [1] heeft de rechtbank het besluit naar aanleiding van het bezwaar van eiser vernietigd omdat het onvoldoende gemotiveerd / zorgvuldig was. Op 10 juli 2024 heeft het college een nieuw besluit op bezwaar genomen (hierna: het bestreden besluit) waarin de beëindiging van het lidmaatschap gehandhaafd blijft met een nieuwe motivering. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college, gelet op alle feiten en omstandigheden, eisers lidmaatschap van de adviescommissie heeft kunnen beëindigen. Ook heeft het college het bestreden besluit, met inachtneming van de eerdere uitspraak van de rechtbank, alsnog voldoende gemotiveerd. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser is op 7 juni 2022 benoemd als lid van de adviescommissie.
2.1.
Op 29 augustus 2022 heeft het college van de adviescommissie het verzoek ontvangen om de benoeming van eiser als lid van de adviescommissie in te trekken.
2.2.
Met het primaire besluit van 6 september 2022 heeft het college aan dit verzoek gevolg gegeven en het lidmaatschap van eiser beëindigd wegens onvoldoende functioneren.
2.3.
Met het besluit op bezwaar van 26 april 2023 heeft het college de beëindiging van het lidmaatschap in stand gelaten, onder wijziging van de grondslag daarvoor.
2.4.
Bij uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank dit besluit van 26 april 2023 vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
2.5.
Met het bestreden besluit van 10 juli 2024 heeft het college opnieuw de beëindiging van het lidmaatschap van eiser gehandhaafd onder aanvulling van de motivering.
2.6.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.7.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij was eiser aanwezig en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit waarbij de beëindiging van eisers lidmaatschap van de adviescommissie in stand is gebleven. Zij doet dat aan de hand van de uitspraak van 19 februari 2024 en aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Bij de uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat uit het nieuwe besluit naar voren dient te komen:
  • op grond van welke feiten het college tot de conclusie is gekomen dat een succesvolle werkrelatie met eiser niet mogelijk is;
  • of en, zo ja, hoe het college zelf de relevante feiten heeft vastgesteld en beoordeeld;
  • of in voldoende mate rekening is gehouden met het gegeven dat eiser nog maar kort werkzaamheden verrichtte als lid van de adviescommissie, dat hij in deze periode herstellend was van een fietsongeval en dat hij ten gevolge van een beperking moeite heeft met het opvangen van signalen.
3.2.
Hierna wordt getoetst of het bestreden besluit voldoet aan bovengenoemde punten. Daaraan voorafgaand beoordeelt de rechtbank nog een procedurele beroepsgrond (besluit te laat genomen) die eiser heeft aangevoerd.
Besluit te laat genomen
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit te laat genomen is door het college. Op 20 juni 2024 heeft eiser het college gebeld om te vragen naar het opnieuw te nemen besluit. De reactie was dat men dit bleek te zijn vergeten. Het duurde vervolgens nog tot 13 juli 2024 voordat hij het besluit van de gemeente kreeg. Eiser is van mening dat hij daarom recht heeft op een vergoeding.
4.1.
De rechtbank overweegt dat het college op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) binnen zes weken moet beslissen op een bezwaar. Na de uitspraak van 19 februari 2024 had het college dus nog zes weken om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Het college heeft dit besluit pas genomen op 10 juli 2024, dat is buiten de termijn.
4.2.
Echter, naar het oordeel van de rechtbank, bestaat hiervoor geen recht op een vergoeding voor eiser. Eiser had gelet op het bepaalde in artikel 4:17, derde lid van de Awb, de mogelijkheid om een schriftelijke ingebrekestelling in te dienen waarin hij het college erop wijst dat de beslistermijn is verstreken. Dat heeft hij niet gedaan. Alleen aan de hand van een ingebrekestelling had eiser aanspraak kunnen maken op een vergoeding in verband met het te laat genomen bestreden besluit.
Feiten die hebben geleid tot beëindiging van het lidmaatschap
5. Bij de uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank ten eerste vastgesteld dat uit het bestreden besluit naar voren dient te komen op grond van welke feiten het college tot de conclusie is gekomen dat een succesvolle werkrelatie met eiser niet mogelijk is. Hierna wordt door de rechtbank beoordeeld in hoeverre het bestreden besluit daaraan voldoet.
5.1.
In het memo van 24 juni 2024 dat het college aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd staat dat er geen sprake was van een vruchtbare samenwerking met de overige leden van de adviescommissie door communicatieproblemen voortkomend uit de beperking van eiser. Naar de mening van het college beschikt eiser over weinig incasseringsvermogen en heeft hij de neiging zijn gelijk te willen krijgen, met conflicten tot gevolg. Het college ziet geen mogelijkheden om maatregelen te nemen waarmee eiser met zijn gedrag, ook al komt dat voort uit zijn beperking, kan functioneren in een adviescommissie waarvan de leden hebben aangegeven dat zij geen kans zien op een goede samenwerking. Daarbij is relevant dat de adviescommissie bestaat uit vrijwilligers zonder specifieke deskundigheid op het gebied van omgang met eisers beperking. Ook hebben sommige leden aangegeven dat ze stoppen met hun werk voor de adviescommissie in het geval eiser lid blijft. Het college noemt de volgende feiten die hebben geleid tot de beëindiging van het lidmaatschap.
  • De voorzitter kent eiser uit een eerdere samenwerking. Van hieruit weet zij dat er problemen zijn op het gebied van communicatie, het gaat dan om schelden, schreeuwen en bedreigen. Zij had vooraf al twijfels over het gedrag van eiser.
  • Op informele bijeenkomsten voert eiser het hoogste woord, spreekt negatief over de gemeente, toont grenzeloos gedrag en heeft geen gevoel voor verhoudingen.
  • Er waren klachten van kandidaat-leden over ongenuanceerd taalgebruik en een dwingende houding.
  • De voorzitter van de adviescommissie is privé benaderd door eiser, terwijl zij heeft aangegeven dat ze dat niet wilde.
  • Bij het schouwen van terrassen heeft eiser zich ongepast uitgelaten tegen de secretaris. Eiser ging in op de brandveiligheid, maar dat was op dat moment geen te beoordelen onderwerp. Eiser heeft deze beperking van de adviestaak niet willen accepteren en heeft nadien tegen de secretaris geschreeuwd aan de telefoon.
5.2.
Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvolledig is voor wat betreft de feiten. Tijdens de schouw heeft eiser meerdere risico’s gezien op het gebied van vluchtmogelijkheden, zo was het doek van de terrasoverdekking gemaakt van een brandgevaarlijke stof. Eiser heeft de secretaris hierop gewezen en haar verantwoordelijk gehouden voor het risico dat zijn gehandicapte vriendin iets zou overkomen bij brand, maar dit was niet bedoeld als een dreigement. Als er beter gecommuniceerd was, had voorkomen kunnen worden dat het lidmaatschap van eiser moest worden beëindigd. De voorzitter of secretaris hadden met eiser in gesprek kunnen gaan. Daarnaast is er geen sprake geweest van hoor en wederhoor. Ook heeft het college geen bewijs overgelegd; het betreft enkel het relaas van de secretaris, burgemeester en loco burgemeester
.Verder hebben de leden gestemd over het lidmaatschap van eiser terwijl dit niet in de Regeling staat. Daarbij heeft eiser nooit een eerlijke kans gehad om volwaardig lid te zijn van de adviescommissie. Er is sprake van strijd met het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (het VN-verdrag Handicap) en van stigmatisering en discriminatie. Zo heeft de voorzitter zijn deelname nog voorafgaand aan zijn lidmaatschap ingekleurd door onthullingen over zijn gedrag. Het college is dan ook vooringenomen geweest in zijn besluitvorming. Volgens eiser wordt zijn gedrag onterecht als boosheid vertaald.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit verschillende concrete feiten benoemd worden die voor de voorzitter van de adviescommissie aanleiding zijn geweest om (namens de adviescommissie) het college te verzoeken eisers lidmaatschap te beëindigen. Het college heeft op grond van deze concrete feiten in het besluit geconcludeerd dat door de wijze van communiceren van eiser geen sprake was van een vruchtbare samenwerking in de commissie.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat eiser deze feiten deels heeft betwist en/of genuanceerd heeft wat er is gebeurd. Hij ontkent echter niet dat de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, hij heeft er alleen een andere visie op. Zo kan bepaald gedrag voor eiser niet voelen als boosheid of een dreigement, maar kan dat wel bij anderen zo overkomen. Met betrekking tot het “schouwincident” heeft de secretaris van de adviescommissie de opmerkingen van eiser bijvoorbeeld als zeer intimiderend kunnen beschouwen. Daarnaast heeft eiser ook niet bestreden dat de adviescommissie niet met hem verder wilde.
5.5.
Voor de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de houding en het gedrag van eiser al in de opstartfase van de adviescommissie tot ernstige samenwerkingsproblemen hebben geleid. Het telefoongesprek met de secretaris kon voor de voorzitter van de adviescommissie vanuit haar verantwoordelijkheid voor het goede functioneren van de adviescommissie aanleiding zijn om te verzoeken tot beëindiging van het lidmaatschap van eiser. Of de adviescommissie al dan niet formeel kon stemmen over de beëindiging van het lidmaatschap acht de rechtbank minder relevant.
5.6.
De rechtbank volgt eiser ook niet in het standpunt dat er sprake is van stigmatisering, discriminatie of strijd met het VN-verdrag Handicap. In het bestreden besluit heeft zij geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het standpunt dat het college vooringenomen is geweest in zijn besluitvorming, zoals eiser heeft gesteld.
De eigen oordeelsvorming door het college
6. Bij de uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank ten tweede vastgesteld dat uit het bestreden besluit naar voren dient te komen of en zo ja hoe het college zelf de relevante feiten heeft vastgesteld en beoordeeld. Hierna wordt door de rechtbank beoordeeld in hoeverre het bestreden besluit daaraan voldoet.
6.1.
Uit het memo dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt blijkt dat de adviescommissie in beginsel gaat over haar eigen samenstelling, alleen de voorzitter is aangesteld door de gemeente zelf. De feiten zijn onder andere vastgesteld door de voorzitter en door de secretaris van de adviescommissie. Ook andere (kandidaat)leden hebben hun klachten geuit over het gedrag van eiser. Uiteindelijk heeft de voorzitter van de adviescommissie aan het college verzocht om het lidmaatschap van eiser te beëindigen.
6.2.
Op grond van artikel 6, vierde lid aanhef en onder a, van de Regeling Adviescommissie Toegankelijkheid (hierna: de Regeling) kan het college het lidmaatschap van een lid tussentijds beëindigen op verzoek van de voorzitter.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat het college op basis van het opgestelde memo in het nieuwe besluit, anders dan in het besluit van 26 april 2023, wel zelf de feiten heeft beoordeeld zoals die door de voorzitter van de adviescommissie aan haar verzoek ten grondslag zijn gelegd en op grond daarvan de conclusie heeft getrokken dat voortzetting van het lidmaatschap van de adviescommissie van eiser geen reële optie meer was.
Rekening houden met de specifieke omstandigheden
7. Bij de uitspraak van 19 februari 2024 heeft de rechtbank ten derde vastgesteld dat uit het bestreden besluit naar voren dient te komen of in voldoende mate rekening is gehouden met het gegeven dat eiser nog maar kort werkzaamheden verrichtte als lid van de adviescommissie, dat hij in deze periode herstellend was van een fietsongeval en dat hij ten gevolge van een beperking moeite heeft met het opvangen van signalen.
7.1.
In het bestreden besluit wordt benoemd dat eiser maar kort formeel lid is geweest, maar dat de problemen zich al voordeden voorafgaand aan zijn benoeming. De voorzitter had namelijk al eerder samengewerkt met eiser, onderkende het risico op problematisch gedrag maar wilde het toch proberen. Ook waren er informele bijeenkomsten voorafgaand aan de benoeming waar zich problemen voordeden. Wat betreft het fietsongeval van eiser wordt aangegeven dat dit niet de oorzaak is geweest van zijn gedrag omdat het gedrag voorafgaand aan het ongeval al onacceptabel was. Wellicht was eiser overprikkeld door het ongeval, maar dat wil niet zeggen dat zijn gedrag daarmee verontschuldigd kan worden; bepaald gedrag is nooit acceptabel. Ten aanzien van de beperking van eiser heeft het college aangegeven dat de wijze waarop eiser communiceert hiermee te maken heeft. De voorzitter van de adviescommissie heeft eiser om deze reden voorgesteld om begeleiding te accepteren maar eiser heeft dit zelf geweigerd.
7.2.
De rechtbank is niet gebleken dat onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheden zoals benoemd in rechtsoverweging 7. Ondanks het feit dat eiser slechts voor een korte periode lid is geweest van de adviescommissie heeft het college kunnen vaststellen dat de problemen zich al voordeden voorafgaand aan het lidmaatschap. Wat betreft het fietsongeval mocht het college ervan uitgaan dat dit niet de oorzaak is geweest van het gedrag van eiser. Niet gebleken is dat het gedrag van eiser en de daaruit voortvloeiende samenwerkingsproblemen van tijdelijke aard waren en hem daarom meer tijd had moeten worden gegund.
7.3.
Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in het bestreden besluit zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de beperkingen van eiser en heeft overwogen dat het zeer aannemelijk is dat eisers gedrag een gevolg was van zijn beperkingen. Het gaat er naar het oordeel van de rechtbank ook niet om of eiser een verwijt kan worden gemaakt. Ter zitting is namens het college nog eens bevestigd dat het college dat ook niet doet. Waar het wel om gaat, is of de samenwerking binnen de adviescommissie en daarmee het functioneren van de adviescommissie als zodanig gevaar liep door het gedrag van eiser en daarom ingrijpen nodig was. Die conclusie heeft het college naar oordeel van de rechtbank kunnen trekken.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier op
griffier
De rechter is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het gaat om de uitspraak van de rechtbank Zwolle zaaknummer ZWO 23/1319, ECLI:NL:RBOVE:2024:872.