Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin Rutger Heiko Heere van Wijk, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van Julide Transport B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] zijn taak als (middellijk) bestuurder van Julide Transport kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, wat een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de onderneming. De rechtbank heeft verstek verleend tegen de gedaagden, die niet zijn verschenen in de procedure. Van Wijk q.q. heeft onder andere gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde 1] aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement en dat hem een civielrechtelijk bestuursverbod wordt opgelegd op grond van artikel 106a van de Faillissementswet voor de duur van vijf jaar.
De rechtbank heeft de vorderingen van Van Wijk q.q. toegewezen, met uitzondering van de vordering tegen [gedaagde 2], die buiten beschouwing is gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] zijn bestuurstaken niet naar behoren heeft uitgevoerd, wat heeft geleid tot een aanzienlijke belastingschuld en het niet voldoen aan de administratie- en de deponeringsplicht. De rechtbank heeft een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde 1] niet voldoet aan het bestuursverbod, en heeft de proceskosten ten laste van [gedaagde 1] gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.