6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, met voorbedachten rade, met een mes gestoken in de hals van haar zoon. Wat de rechtbank betreft had dit, in het bijzonder gelet op het opzet van verdachte, gekwalificeerd kunnen worden als een poging doodslag. Het gaat om een zeer ernstig feit waarbij verdachte van geluk mag spreken dat haar zoon er met relatief licht lichamelijk letsel van af is gekomen. [slachtoffer] heeft nog enkele weken pijn gehad bij het slikken. De ervaring leert dat kinderen hiervan nog lange tijd geestelijke klachten kunnen ondervinden. [slachtoffer] en zijn moeder zagen elkaar enkel met begeleide omgang. Zonder enige aanleiding liep dit vreselijk uit de hand en is het vertrouwen dat [slachtoffer] in zijn moeder mocht hebben ernstig geschonden. Hoewel het voor de rechtbank tijdens de zitting zichtbaar was dat de situatie verdachte veel verdriet doet, doet dit niet af aan de impact van haar handelen op haar zoon.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte deskundigenrapportages.
Er is over verdachte een psychologisch pro-Justitia rapport opgemaakt door R.A. Jaarsma, klinisch psycholoog, gedateerd 12 februari 2025.
De psycholoog rapporteert dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een schizo-typische persoonlijkheidsstoornis. Hierdoor is verdachte bij verhoogde stress vatbaar voor psychotische problematiek. Er is sprake van eigenaardige overtuigingen of magische denkbeelden, van een merkwaardige wijze van denken en spreken en van achterdochtige of wantrouwende ideeënvorming. Deze pathologie heeft de totstandkoming van het tenlastegelegde overwegend beheerst. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Indien verdachte in de gelegenheid komt om alleen te zijn met haar zoon, zonder de nabijheid van intensief toezicht, wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Indien verdachte een adequate behandeling krijgt wordt het recidiverisico in het begin ingeschat op “matig” en op de langere termijn als “laag”.
De psycholoog adviseert om verdachte een verplichte klinische behandeling op te leggen. Omdat de kans op onttrekking als klein wordt ingeschat wordt een plaatsing op een FPA geadviseerd. In de behandeling moet er aandacht zijn voor de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Er dient er aandacht te zijn voor de wijze waarop verdachte omgaat met stress en voor de wijze waarop zij hulp vraagt. Medicamenteuze ondersteuning is noodzakelijk. De psycholoog adviseert om deze behandeling te laten plaatsvinden binnen een terbeschikkingstelling met voorwaarden. In het verleden is gebleken dat verdachte, tegen adviezen in, vroegtijdig is gestopt met behandelingen als ook met het innemen van medicijnen. Een behandeling op basis van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke veroordeling is ook overwogen. Er bestaat twijfel of een dergelijk kader niet te beperkt is om een optimale behandeling uit te voeren omdat verdachte al vaker voortijdig en tegen advies in met een behandeling is gestopt.
Ook is er over verdachte een psychiatrisch Pro-Justitia rapport opgemaakt door T. Berger, psychiater, gedateerd 19 februari 2025.
De psychiater concludeert dat er bij verdachte sprake is van een schizo-typische persoonlijkheidsstoornis in combinatie met een psychotische kwetsbaarheid wat in stresssituaties tot een psychotische stoornis kan leiden. Verdachte heeft onvoldoende copingvaardigheden om met spanningen om te gaan wat tot impulsieve en oninvoelbare reacties kan leiden, een zeer beperkt mentaliserend vermogen bij een gebrekkig ziekte-inzicht. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. De psychiater adviseert om het ten laste gelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater schat het risico op gevaarlijk gedrag voor anderen als “laag” in. Er is een matig-hoog risico op geweldpleging ten opzichte van haar zoon indien er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld. In periode dat verdachte niet voldoet aan kenmerken van een psychose is er een laag risico.
De psychiater ziet een intensieve klinische delictpreventieve behandeling waarbij zowel aandacht is voor haar schizo-typische persoonlijkheidsproblematiek als ook haar kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van een psychotische stoornis, als het meest passend. In het kader van delictpreventie is het voorkomen van een psychose essentieel. Een combinatie van psycho-educatie, medicatie maar ook het leren omgaan met stress en algemeen stressreductie is hierbij van belang. Voor de klinische behandeling is beveiligingsniveau 2 voldoende. Ook na een klinische behandeling zal ambulante zorg nodig blijven. Een stevige juridische maatregel is nodig om haar behandeling sturing te geven ook als zij er zelf op een gegeven moment geen noodzaak meer voor ziet. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden beidt dit kader. Een behandeling op basis van bijzondere voorwaarden is overwogen maar er is twijfel of een dergelijk kader niet te beperkt is om een optimale behandeling uit te voeren omdat verdachte nauwelijks intrinsiek gemotiveerd is voor een behandeling.
Tot slot is door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker en [reclasseringswerker 2] , unitmanager, een reclasseringsadvies tbs met voorwaarden opgemaakt, gedateerd 25 april 2025.
De reclassering adviseert positief over tbs met voorwaarden en kan het toezicht hierop uitoefenen. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden.
De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel omdat de kans groot is dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan gericht tegen, of gevaar veroorzakend voor, een of meer personen. Ook adviseert de reclassering dit te combineren met een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en stelt op basis daarvan vast dat het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte moet worden toegerekend.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
- Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Nu de rechtbank het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toerekent en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregel, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 217 dagen.
- Tbs met voorwaarden
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden, passend en noodzakelijk is in het kader van de beveiliging van de maatschappij en de beperking van het recidiverisico. De rechtbank heeft deze beslissing gebaseerd op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten en de ernst van het feit. Ook weegt de rechtbank mee dat uit de rapporten volgt dat verdachte eerder, tegen adviezen in, vroegtijdig met behandelingen is gestopt evenals met in het innemen van medicijnen. Verdachte staat open voor een (klinische) behandeling maar nog niet vanuit een doorleefd ziekte-inzicht en intrinsieke motivatie maar vooral om bij de opvoeding van [slachtoffer] betrokken te blijven. Door een tbs met voorwaarden op te leggen wordt er een kader geboden waarin de voorgestelde behandeling uitgevoerd kan worden. Ook als verdachte er zelf geen noodzaak meer voor ziet. Het opleggen van een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde heeft het risico dat, wanneer behandeling niet slaagt, verdachte terug zou moeten naar de gevangenis en uiteindelijk onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Dit risico acht de rechtbank onaanvaardbaar groot.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs is voldaan. De bewezenverklaarde mishandeling, met voorbedachte raad, gepleegd tegen haar kind, is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Ook bestond er bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verder is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, in het bijzonder die van [slachtoffer] en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist. Het algemene risico op recidive van geweldpleging wordt als matig tot laag (op langere termijn) ingeschat. Het risico op geweld gericht tegen [slachtoffer] wordt als matig tot hoog ingeschat als verdachte niet zou worden behandeld.
De rechtbank zal het advies van de reclassering overnemen en alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan de tbs verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard en gemotiveerd getoond zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Met het oog op artikel 38e Sr kan de totale duur van de tbs bij omzetting van een tbs met voorwaarden naar een tbs met dwangverpleging, daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
- Dadelijke uitvoerbaarheid
Door de officier van justitie is gevorderd om de maatregel tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarbij is het van belang dat verdachte gelijk kan starten aan haar behandeling. Daarom zal de rechtbank toepassing geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr en bevelen dat de bij de tbs-maatregel te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
- GVM
Door de officier van justitie is tevens een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr gevorderd. Gelet op de conclusies van de deskundigen en het advies van de reclassering brengt de gediagnosticeerde stoornis risico’s met zich die naar verwachting nog steeds aanwezig zullen zijn na de tbs. Gelet op de complexiteit van de problematiek en het chronische karakter hiervan, acht de rechtbank het van belang dat wordt voorkomen dat na het aflopen van de tbs-maatregel – die naar huidig recht in duur is beperkt tot negen jaren – de hulpverlening aan verdachte eindigt, terwijl hier nog wel noodzaak toe bestaat. De rechtbank acht het daarom aangewezen dat de verdachte langdurig onder toezicht wordt gesteld. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een GVM, die strekt tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Verder is aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel voldaan.