ECLI:NL:RBOVE:2025:3696

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
11654465 \ CV EXPL 25-674
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurovereenkomst en rechtsgeldigheid van opzegging

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering tot ontruiming van een gehuurd pand ingediend tegen gedaagde, [gedaagde]. De huurovereenkomst tussen partijen is op 5 september 2016 gesloten en zou na een jaar automatisch verlengd worden. Eiser heeft de huurovereenkomst opgezegd per 13 maart 2024, maar gedaagde betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging. Gedaagde stelt dat er een verlengde ontruimingstermijn is afgesproken en dat de huurovereenkomst niet is geëindigd. De kantonrechter heeft op 2 juni 2025 in kort geding geoordeeld dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en dat de vorderingen van eiser tot ontruiming niet toewijsbaar zijn. Eiser is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde vergoeden, die zijn begroot op € 949,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11654465 \ CV EXPL 25-674
Vonnis in kort geding van 2 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.E. Kikkert,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. H. Versluis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van [eiser]
- de productie van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 5 september 2016 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot het pand aan de [adres 1] (hierna: het gehuurde). In deze overeenkomst staat onder meer:
(...)
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar, ingaande op september 2016 en lopende tot en met september 2017.
3.2
Na het verstrijken van de in 3.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 1 jaar, derhalve tot en met 1 september 2017.
Deze overeenkomst wordt vervolgens voortgezet voor aansluitende perioden van telkens 1 jaar.
3.3
Beëindiging van deze overeenkomst door huurder kan plaatsvinden door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar.
3.4
Opzegging dient te geschieden bij deurwaardersexploit of per aangetekend schrijven.
3.5
Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst is mogelijk in een omstandigheid als genoemd in 7 van de algemene bepalingen en met inachtneming van daarvoor geldende dwingend-rechtelijke vereisten.
(...)
2.2.
[eiser] heeft (als productie 5) een brief overgelegd gedateerd 13 maart 2024 waarin onder meer staat:
(...)
Hierbij zeg ik jou de huur op,
Van de hal aan de [adres 1], per 13 maart 2024.
(zoals vermeld in het contract)
De hal zal (zoals vermeld in het huurcontract) geheel ontruimt moeten zijn per 13 Mei 2024.
(...)
Deze brief is aangetekend verstuurd, maar als onbestelbaar aan [eiser] geretourneerd.
2.3.
In november 2024 heeft een bespreking plaatsgevonden over beëindiging van de huur.
2.4.
[eiser] heeft als productie 6 overgelegd een besprekingsverslag getiteld “Opzegging huurovereenkomst [adres 1]”.
Daarin staat:
Besprekingsverslag: Aanwezig zijn de heer [gedaagde], [naam 1], Mevr. [naam 2] en [eiser].
Zoals besproken op 15 november 2024 wordt de huur door de heer [gedaagde] opgezegd per(onleesbare datum, kantonrechter)
april(handgeschreven, januari is doorgestreept, kantonrechter)
2025.
Verder is besproken dat de heer [gedaagde] geen nieuw onderkomen heeft gevonden voor 31 december 2024 zorgt [eiser] voor een onderkomen aan de [adres 2].
Aldus opgemaakt op 15 november 2024
Daaronder zijn de namen van de hiervoor genoemde personen vermeld met daarachter telkens een handtekening.
2.5.
Bij brief van 13 maart 2025 heeft [eiser] gemachtigde [gedaagde] bericht als volgt:
(...) Ondanks verschillen appberichten aan u, en tevens per aangetekende brief van 13 maart 2024, heeft mijn cliënt de huurovereenkomst opgezegd conform de bepalingen in het huurcontract en de geldende wet- en regelgeving. De opzegging was rechtsgeldig en de termijn voor het beëindigen van de huurovereenkomst is inmiddels verstreken. Desondanks blijkt uit het feit dat u de ruimte nog steeds niet hebt verlaten, dat u de huurovereenkomst niet op de afgesproken wijze heeft nageleeft.
(...)
Bij deze geef ik u een laatste formele aanzegging dat u de bedrijfsruimte binnen twee weken na dagtekening van deze brief, dient te ontruimen en leeg en onbeschadigd ter beschikking te stellen aan mijn cliënt, alsmede aan hem de sleutels te overhandigen.
(...)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Volgens hem is in 2019 afgesproken dat de huurovereenkomst met ingang van 1 september 2019 per drie maanden wederzijds opzegbaar is. Niet alleen in verschillende WhatsApp-berichten vanaf 2021, maar ook bij aangetekende brief van 13 maart 2024 is de huurovereenkomst opgezegd. Op
15 november 2024 is bovendien afgesproken dat de huur per 1 april 2025 zou eindigen. [gedaagde] weigert echter het gehuurde te ontruimen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Volgens hem is de huurovereenkomst niet geëindigd, bij gebreke van een rechtsgeldige opzegging. Voor zover deze wel zou zijn opgezegd, geldt dat van ontruiming geen sprake kan zijn, gelet op het door hem ingediende verzoek verlenging ontruimingstermijn.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
4.2.
In het kader van deze procedure dient beoordeeld te worden of de vordering van [eiser] tot ontruiming in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat gerechtvaardigd is daarop door toewijzing van de vordering vooruit te lopen. Gelet op het voorlopige karakter van de kort gedingprocedure past geen uitgebreid onderzoek naar de feiten en is er geen plaats voor nadere bewijsvoering. Er is in dit geval geen reden om van deze regel af te wijken. De kantonrechter baseert de beslissing daarom op feiten die erkend of onweersproken zijn of die voorshands aannemelijk zijn geworden.
4.3.
Het gehuurde is, naar overigens ook niet in geschil is, aan te merken als bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW.
Opzegging bij brief van 13 maart 2024?
4.4.
Veronderstellenderwijs (in weerwil van [gedaagde] betwisting) aannemend dat deze brief op de gebruikelijke wijze aan [gedaagde] is aangeboden, leidt dit niet tot het door [eiser] gewenste resultaat, gelet op het navolgende.
4.5.
Nog daargelaten dat de door [eiser] gestelde afspraak met betrekking tot de gewijzigde opzegtermijn, als door [gedaagde] betwist, niet is komen vast te staan, geldt dat [eiser] deze termijn niet in acht heeft genomen. In voormelde brief heeft hij immers per direct, althans per 13 mei 2024, opgezegd.
De ambtshalve te beantwoorden vraag of deze opzegging moet worden geconverteerd in een geldige opzegging [1] moet naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter ontkennend worden beantwoord. Had [eiser] op 13 maart 2024, uitgaande van de door hem gestelde opzegtermijn, wel rechtsgeldig opgezegd, dan zou de huurovereenkomst zijn geëindigd per 1 september 2024. Op 15 november 2024, dus enige tijd ná 1 september 2024, hebben partijen nog gesproken over een einde aan de huurovereenkomst per april 2025. [gedaagde] hoefde er (dus) niet bedacht op te zijn dat de huurovereenkomst toch nog per
1 september 2024 zou eindigen.
Beëindigingsovereenkomst d.d. 15 november 2024?
4.6.
Volgens [eiser] zijn partijen op 15 november 2024, in het bijzijn van twee anderen, overeengekomen dat de huurovereenkomst zou worden beëindigd per 1 april 2025. Of deze afspraak daadwerkelijk is gemaakt – hetgeen tot gevolg zou hebben dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op ontruimingsbescherming – kan in deze procedure echter niet worden vastgesteld. [gedaagde] heeft immers gemotiveerd betwist dat de handtekening op het document door [eiser] overgelegd als productie 6, van hem is.
Opzegging per brief van 13 maart 2025?
4.7. (
Eerst) ter zitting heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat (ook) de brief van zijn gemachtigde van 13 maart 2025 (zie hiervoor onder 2.5) een opzegging behelst. Hierin kan hij niet worden gevolgd. In deze brief wordt immers alleen melding gemaakt van een reeds gedane opzegging.
Conclusie
4.8.
Gelet op het voorgaande moet in deze procedure worden aangenomen dat de huurovereenkomst tussen partijen niet is geëindigd. Het gevorderde is dan ook niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.9.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
2 juni 2025.

Voetnoten

1.HR 25 maart 1994, NJ 1994, 391 (Duivenvoorden/Schön)