ECLI:NL:RBOVE:2025:3699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
11562974 \ CV EXPL 25-313
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van woning door erfgenamen

In deze zaak zijn [eiser] en [gedaagde] de erfgenamen van hun overleden vader. De vader had een woning in zijn nalatenschap waar [gedaagde] woont. [Eiser] vordert de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, terwijl [gedaagde] stelt dat er geen huurovereenkomst is, maar een gebruiksovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst bestaat, omdat [eiser] niet het bewijs kan leveren dat een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 27 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11562974 \ CV EXPL 25-313
Vonnis van 27 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief van 18 april 2025 van de gemachtigde van [eiser] aan de rechtbank, waarbij is gevraagd vonnis te wijzen op basis van de dagvaarding en conclusie van antwoord
1.2.
[gedaagde] heeft hierop geen (afwijzende) reactie gegeven, waarna vonnis is bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn de erfgenamen van hun vader. In de nalatenschap van vader zit een woning waar [gedaagde] woont. De kantonrechter komt met partijen tot de conclusie dat van een huurovereenkomst geen sprake is. De vorderingen van [eiser] zijn gebaseerd op een huurovereenkomst, dus een onjuiste grondslag. Daarom wijst de kantonrechter de vorderingen af.

3.De feiten

3.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn de enige erfgenamen van vader. Nadat moeder is overleden op [overlijdensdatum 1] 2020, is op [overlijdensdatum 2] 2024 vader overleden.
3.2.
Vader heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt en heeft hierbij zijn kinderen [eiser] en [gedaagde] ieder voor de onverdeelde helft tot zijn enige erfgenamen benoemd. [eiser] en [gedaagde] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
3.3.
Tot de nalatenschap behoort de woning aan de [adres] te [plaats].
3.4.
De woning is nog niet verdeeld. Bij leven van vader was [gedaagde] woonachtig in de woning. Na het overlijden van vader is [gedaagde] in de woning blijven wonen.
3.5.
Bij brief van 9 januari 2025 heeft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat de ontstane situatie niet kan voortduren. Hij schrijft onder meer:

Naast betaling van de overnamesom bent u ook achterstallige huur verschuldigd, welke tot op heden € 14.500,- bedraagt en per 14 februari 2025 in totaal € 15.250,-. Daarmee zal er op 14 februari 2025 aan achterstallige huur en koopsom in totaal € 435.250,- betaald moeten zijn.”

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. De huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte [adres] te [plaats] te ontbinden en gedaagde te bevelen om het gehuurde binnen 14 dagen na te wijzen vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met machtiging aan [eiser] om het gehuurde zo nodig met bijstand van de sterke arm te doen ontruimen,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betalen aan de nalatenschap een bedrag van € 15.250,00 ter zake van de achterstallige huur tot en met februari 2025 en voorts een bedrag van € 750,00 voor iedere maand na 1 maart 2025 dat gedaagde het gehuurde niet zal hebben ontruimd,
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2.
Aan zijn vordering heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat sprake is van een huurachterstand van [gedaagde] aan de erfgenamen van de nalatenschap van vader en dat daarom de huurovereenkomst moet worden ontbonden en [gedaagde] de woning moet verlaten.
4.3.
[gedaagde] stelt dat geen sprake is van een huurovereenkomst maar van een gebruiksovereenkomst. [gedaagde] is mantelzorger geweest van zijn ouders en mocht daarom in de woning verblijven zonder hier een vergoeding voor te hoeven betalen.
4.4.
Op basis van het gevoerde verweer van [gedaagde] heeft de gemachtigde van [eiser] op 18 april 2025 een brief gestuurd aan de rechtbank, waarin is opgenomen dat [eiser] niet het bewijs kan leveren dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen en ‘
daarmee moet het er voor worden gehouden dat er tussen de nalatenschap en gedaagde een gebruiksovereenkomst bestaat.’

5.De beoordeling

Er is geen sprake van een huurovereenkomst
5.1.
[eiser] heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat een huurovereenkomst is gesloten tussen vader en [gedaagde]. De gemachtigde van [eiser] heeft laten wetengeen bewijs te kunnen leveren voor zijn stelling dat sprake is van een huurovereenkomst. De kantonrechter concludeert dan ook met partijen dat vast is komen te staan dat geen sprake is van een huurovereenkomst
De vorderingen worden afgewezen
5.2.
Aan de vorderingen in het petitum is niet-nakoming van een huurovereenkomst ten grondslag gelegd. Die grondslag is dus onjuist. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten
5.3.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.