ECLI:NL:RBOVE:2025:3708

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
332251
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitdelingslijst in faillissement met betrekking tot huurkoopovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een beschikking inzake verzet tegen de uitdelingslijst ex artikel 137e Faillissementswet. De verzoeker, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft verzet aangetekend tegen de uitdelingslijst die op 18 april 2025 ter griffie was gedeponeerd in het faillissement van een andere besloten vennootschap. De verzoeker had een huurkoopovereenkomst met de failliete vennootschap voor een brander en bijbehorende besturingsapparatuur, waarbij een eigendomsvoorbehoud was opgenomen. De curator in het faillissement heeft de overeenkomst ontbonden en gesteld dat de verzoeker geen eigenaar meer was van de goederen door natrekking aan een poedercoatoven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker tijdig verzet heeft aangetekend en dat zij schuldeiser is in het faillissement. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker geen eigenaar meer is van de brander en het besturingssysteem, omdat deze goederen onderdeel zijn geworden van de poedercoatoven. De rechtbank heeft verder overwogen dat de vordering van de verzoeker, die betrekking heeft op niet-betaalde huurkooptermijnen, als concurrente vordering is aangemerkt en dat er geen gronden zijn om deze vordering als boedelvordering te kwalificeren. De rechtbank heeft het verzet van de verzoeker ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de wettelijke rangorde van vorderingen in faillissement niet kan worden doorbroken.

De beslissing van de rechtbank is dat het verzet van de verzoeker ongegrond wordt verklaard, en de rechtbank heeft dit gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht Faillissementen
Zittingsplaats Almelo
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Beschikking inzake verzet tegen de uitdelingslijst ex art. 137e Faillissementswet
Door

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoeker] B.V.,kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,hierna ‘ [verzoeker] ’ te noemen,

is een verzetschrift ingediend houdende verzet tegen de op 18 april 2025 ter griffie van deze rechtbank nedergelegde uitdelingslijst in het faillissement van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] B.V.,ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer],

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
hierna ‘[bedrijf 1]’ te noemen.

Het procesverloop

Op 18 april 2025 is in het faillissement van [bedrijf 1] de uitdelingslijst ter griffie gedeponeerd.
Op 25 april 2025 heeft [verzoeker] een verzetschrift met bijlagen ingediend, houdende verzet tegen voornoemde uitdelingslijst.
Op 3 juni 2025 heeft mr. F. Kolkman, curator in het faillissement van [bedrijf 1], een schriftelijke reactie met producties ingediend.
De rechter-commissaris heeft zijn standpunt op 5 juni 2025 schriftelijk kenbaar gemaakt.
Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van vrijdag
6 juni 2025, alwaar zijn verschenen:
  • de heer [naam], namens [verzoeker] ,
  • mr. F. Kolkman, voornoemd.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.

De standpunten van [verzoeker]

maakt bezwaar tegen de uitdelingslijst. Dat bezwaar richt zich specifiek op de behandeling van de vordering van [verzoeker] .
had een huurkoopovereenkomst met [bedrijf 1] betreffende een brander en het daarbij behorende besturingssysteem. Daarin is een eigendomsvoorbehoud opgenomen. De curator heeft de overeenkomst ontbonden en aan [verzoeker] medegedeeld dat zij geen eigenaar meer is van deze brander en het besturingssysteem als gevolg van natrekking. [bedrijf 2] B.V. heeft, eveneens op basis van een huurkoopovereenkomst, een compressor aan [bedrijf 1] geleverd. Ten aanzien van de compressor heeft de curator zich echter niet op het standpunt gesteld dat sprake is van natrekking. Dat is niet terecht. [verzoeker] is van mening dat haar een vergoeding toekomt ter hoogte van de resterende, niet betaalde termijnen, te weten € 8.484,80 exclusief BTW. [verzoeker] is daarnaast van mening dat dat bedrag ook betaald moet worden en verzoekt dan ook de uitdelingslijst aldus aan te passen.

De standpunten van de curator

De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [verzoeker] geleverde brander en besturingseenheid door natrekking bestanddeel zijn geworden van een poedercoatoven. Daardoor is [verzoeker] geen eigenaar meer van deze goederen. De poedercoatoven valt in de boedel van [bedrijf 1]. Ten aanzien van de compressor van [bedrijf 2] B.V. ligt dat anders. Deze compressor is een zelfstandige zaak. De curator heeft de compressor niet verkocht, maar de koper van de activa van [bedrijf 1] heeft daarover rechtstreeks afspraken gemaakt met [bedrijf 2] B.V. [verzoeker] heeft bij de curator een concurrente vordering wegens de niet betaalde termijnen ingediend en de curator heeft die vordering ook als zodanig erkend en op de crediteurenlijst geplaatst.

Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris deelt het standpunt van de curator. [bedrijf 1] is krachtens de artikelen 5:14 en 5:3 BW eigenaar geworden van de brander en het besturingssysteem. [verzoeker] heeft niet alle verschuldigde huurkooptermijnen betaald gekregen en daardoor schade geleden. De daarmee gepaard gaande vordering is als concurrente vordering in het faillissement van [bedrijf 1] ingediend en ook als zodanig erkend. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is dat een juiste gang van zaken. Er zijn geen gronden om de vordering van [verzoeker] als het ware te laten promoveren tot preferente of boedelvordering.

De beoordeling

Op grond van artikel 137e Faillissementswet (Fw.) kan elke schuldeiser binnen de in artikel 137d Fw. genoemde termijn in verzet komen tegen de ter griffie nedergelegde uitdelingslijst. [verzoeker] is schuldeiser in het faillissement van [bedrijf 1]. De uitdelingslijst is op 18 april 2025 ter griffie nedergelegd. De in artikel 137d Fw. gestelde termijn bedraagt tien dagen. [verzoeker] heeft op 25 april 2025 een verzetschrift ingediend. Nu [verzoeker] schuldeiser in het faillissement van [bedrijf 1] is en tijdig een verzetschrift heeft ingediend, kan zij worden ontvangen in haar verzet.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er gronden zijn om de uitdelingslijst aan te passen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Tussen [verzoeker] en [bedrijf 1] is een huurkoopovereenkomst gesloten betreffende een brander en de daarbij horende besturingsapparatuur voor een poedercoatoven. Op 15 april 2024 is [bedrijf 1] door deze rechtbank failliet verklaard. Ten tijde van de faillietverklaring had [bedrijf 1] nog niet alle huurkooptermijnen voldaan. In de huurkoopovereenkomst staat dat de brander en het besturingssysteem eigendom blijven van [verzoeker] totdat alle huurkooptermijnen zijn voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is [verzoeker] geen eigenaar meer van de brander en het daarbij behorende besturingssysteem. De zaken zijn geïnstalleerd in een poedercoatoven van [bedrijf 1] en daarmee bestanddeel daarvan geworden. Ten opzichte van de brander en het besturings-systeem moet de poedercoatoven worden aangemerkt als hoofdzaak: de waarde van de oven overtreft de waarde van de door [verzoeker] geleverde zaken immers aanmerkelijk. Op grond van artikel 5:14 BW is als gevolg hiervan de eigendom van de brander en het besturingssysteem van [verzoeker] overgegaan op de eigenaar van de poedercoatoven, [bedrijf 1]. Dat in de overeenkomst een eigendomsvoorbehoud is opgenomen, doet daaraan niets af.
[verzoeker] heeft ter zake van de niet betaalde huurkooptermijnen wel een vordering op [bedrijf 1]. In een faillissement zijn drie type vorderingen te onderscheiden: boedelvorderingen, preferente vorderingen en concurrente vorderingen. Als voldoende actief gerealiseerd is om te komen tot een uitkering aan crediteuren wordt eerst aan de boedelcrediteuren een uitkering gedaan en, als er dan nog actief resteert, vervolgens aan de preferente crediteuren. Als er nadat de preferente crediteuren volledig zijn voldaan nog actief resteert, wordt ook aan concurrente crediteuren een uitkering gedaan. Dit wettelijk stelsel kan niet worden doorbroken. In het faillissement van [bedrijf 1] is slechts voldoende actief om de boedelcrediteuren volledig en de preferente crediteuren gedeeltelijk te voldoen. De concurrente crediteuren kunnen geen uitkering tegemoet zien.
De rechtbank begrijpt het verzet van [verzoeker] zo dat zij wil dat haar vordering alsnog wordt aangemerkt als boedelvordering en dat als zodanig aan haar wordt uitgekeerd. De vordering van [verzoeker] kwalificeert echter niet als boedelschuld. Zowel in haar verzetschrift als ook ter zitting heeft [verzoeker] gesteld dat er sprake is van ‘huur’ en de resterende huurtermijnen als schadevergoeding zouden moeten worden uitgekeerd. De rechtbank volgt [verzoeker] niet in dat betoog. Er is geen sprake van huur, maar van huurkoop. Dat maakt dat artikel 39 Fw. waaruit volgt dat huur- en pachtschulden na faillissementsdatum moeten worden aangemerkt als boedelschuld, niet van toepassing is. Een andere bepaling op grond waarvan de vordering van [verzoeker] als boedelvordering zou moeten of kunnen worden aangemerkt, ontbreekt. De vordering van [verzoeker] is door de curator dus terecht als concurrente vordering aangemerkt.
Het voorgaande leidt ertoe dat het door [verzoeker] ingestelde verzet ongegrond zal worden verklaard.
Hetgeen verder naar voren is gebracht kan onbesproken blijven.

De beslissing:

De rechtbank:
verklaart het verzet van [verzoeker] ongegrond.
Gedaan te Almelo op 10 juni 2025 door mr. K.J. Haarhuis, lid van voormelde enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A.B. Knook, griffier.