Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A 1],
2.
[partij A 2],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak hebben [partij A] aan [partij B] opdracht gegeven voor diverse verbouwingswerkzaamheden aan hun woning. [partij A] stelt dat [partij B] tekort is geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst en vordert in conventie betaling van € 101.027,42. In reconventie vordert [partij B] betaling van een openstaande factuur van € 7.399,84 en een verklaring voor recht dat de kosten van meerwerk voor rekening van [partij A] komen. De rechtbank heeft [partij A] toegelaten te bewijzen dat bepaalde werkzaamheden tot de aan [partij B] opgedragen werkzaamheden behoren. In het vonnis van 4 juni 2025 beoordeelt de rechtbank het gepresenteerde bewijs en draagt zij [partij A] op om nadere stukken in het geding te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten en dat [partij A] een bedrag van € 2.500,- contant aan [partij B] heeft betaald voor aanvullende werkzaamheden. De rechtbank concludeert dat de dakkapellen, inclusief kozijnen en ramen, onderdeel uitmaken van de aanneemsom. [partij B] is gestopt met zijn werkzaamheden, wat [partij A] gerechtigd maakte om hun betalingen op te schorten. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en vraagt om aanvullende stukken van [partij A].