In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen de vennootschap onder firma V.O.F., gevestigd in [vestigingsplaats]. De verdachte is beschuldigd van overtredingen van de Meststoffenwet, specifiek van het overschrijden van de fosfaatrechten in de jaren 2019 en 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in 2019 en 2020 respectievelijk 1.080,11 kg en 1.261,22 kg meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op haar bedrijf rustende fosfaatrecht. Tijdens de zittingen op 10 maart en 2 juni 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er een interne richtlijn zou zijn om niet te vervolgen in gevallen waarin een beroep op de knelgevallenregeling was gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging voor het onder 2 tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was voor het onder 1 tenlastegelegde feit, maar wel voor het onder 2 tenlastegelegde feit. De rechtbank heeft besloten geen straf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de financiële situatie van de verdachte en de maatschappelijke context van de fosfaatrechten.