Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Het afdoeningsvoorstel
- bewezenverklaard kan worden de onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
- de officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden.
- de verdediging geen onderzoekswensen indient en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
- verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
- door de verdediging geen bewijsverweren worden gevoerd;
- verdachte afstand doet van alle in beslag genomen goederen;
- verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
- zowel door de verdediging als het Openbaar Ministerie wordt afgezien van hoger beroep in deze zaak indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en een straf oplegt conform de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken, in die zin dat die niet meer of minder dan drie maanden afwijkt van de eis van de officier van justitie.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het afdoeningsvoorstel met betrekking tot het bewijs
- de rechtbank houdt een eigen verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de behandeling en de beoordeling van de strafzaak plaatsvinden overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, met name de artikelen 348 en 350 Sv;
- verdachte is voorzien van rechtsbijstand;
- de inhoud van het afdoeningsvoorstel is op de openbare terechtzitting besproken;
- de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
6.De bewezenverklaring
7.Het bewijs
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
9.De strafbaarheid van verdachte
10.De op te leggen straf of maatregel
11.De toegepaste wettelijke voorschriften
12.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;