ECLI:NL:RBOVE:2025:3912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/08/332577 / KG ZA 25-87
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte van een machine met eigendomsvoorbehoud in het kader van betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft [eiser] B.V. een kort geding aangespannen tegen AXE MACHINERY D.O.O., die een machine van [eiser] heeft gekocht en deze in maandelijkse termijnen zou betalen. [eiser] heeft het eigendom van de machine voorbehouden totdat de volledige koopprijs is voldaan. Aangezien AXE niet aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan, vordert [eiser] in kort geding de afgifte van de machine die zich in Servië bevindt. De voorzieningenrechter verleent verstek tegen AXE, die niet is verschenen, en wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe.

De voorzieningenrechter overweegt dat AXE de dagvaarding tijdig heeft ontvangen, ondanks dat zij dit betwistte. De voorzieningenrechter stelt vast dat de dagvaarding overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag is betekend. AXE heeft verzocht om uitstel van de zitting, maar dit verzoek werd te laat ingediend. De voorzieningenrechter concludeert dat AXE voldoende op de hoogte was van de zitting en dat verstek kan worden verleend.

De vordering van [eiser] om de machine af te geven wordt toegewezen, evenals de vordering om AXE te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter legt een dwangsom op van € 10.000,- per dag bij niet-nakoming van de veroordeling, met een maximum van € 250.000,-. Tevens wordt [eiser] gemachtigd om de afgifte van de machine zelf te bewerkstelligen, indien AXE niet binnen de gestelde termijn voldoet aan de veroordeling. De proceskosten worden begroot op € 3.148,26, die AXE moet betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/332577 / KG ZA 25-87
Vonnis in kort geding van 18 juni 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. L. Bezoen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AXE MACHINERY D.O.O.,
te Belgrado,
gedaagde partij,
hierna te noemen: AXE,
niet verschenen.

1.Kern van het geschil

AXE heeft een machine van [eiser] gekocht die zij in maandelijkse termijnen zou betalen. [eiser] heeft zich het eigendom van de machine voorbehouden totdat de volledige koopprijs door AXE is betaald. Omdat AXE niet aan haar betalingsverplichting heeft voldaan vordert [eiser] in dit kort geding afgifte van de machine die AXE in Servië onder zich houdt. De voorzieningenrechter zal verstek tegen AXE verlenen en de vorderingen van [eiser] (grotendeels) toewijzen. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de producties van [eiser];
- het bericht van Axe van 4 juni 2025;
- de mondelinge behandeling van 4 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad AXE te veroordelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis, de machine van [eiser]: Morbark WH2400XP SN193-1023 af te geven aan [eiser], onder afgifte van alle bij de machine behorende bescheiden en (im- en export)documentatie, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat AXE geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met nakoming van de veroordeling, met een maximum van € 250.000,-. [eiser] vordert verder te bepalen dat indien AXE niet binnen de gestelde termijn aan de veroordeling voldoet, [eiser] gemachtigd is om op kosten van AXE afgifte van de machine zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm ex artikel 3:300 lid 2 BW. [eiser] vordert tot slot veroordeling van AXE in de proceskosten, primair een bedrag van maximaal €37.500,- op basis van artikel 13.4 van de algemene voorwaarden en subsidiair begroot op het liquidatietarief.

4.De beoordeling

Moet de zitting worden verplaatst?
4.1.
AXE heeft op 4 juni 2025 om 8:51 uur een e-mailbericht aan de rechtbank gestuurd en medegedeeld dat zij de (vertaalde) dagvaarding pas op 3 juni 2025 per e-mail heeft ontvangen, dat zij nog geen fysieke dagvaarding heeft ontvangen en dat zij de voorzieningenrechter verzoekt de zitting uit te stellen zodat AXE juridische bijstand kan zoeken in Nederland.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het verzoek om uitstel van de zitting op basis van artikel 9.1. van het landelijk procesreglement 24 uur voor de zitting moet worden gedaan. Dat heeft AXE niet gedaan, terwijl zij de dagvaarding – in ieder geval – op 3 juni 2025 heeft ontvangen. Zij heeft echter pas op 4 juni 2025, veertig minuten voor de aanvang van de zitting, een e-mail gestuurd. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter het niet aannemelijk acht dat AXE de dagvaarding pas op 3 juni 2025 per e-mail heeft ontvangen omdat deze op 22 mei 2025 door [eiser] per e-mail aan AXE is gestuurd en AXE vanaf datzelfde e-mailadres de rechtbank heeft aangeschreven. Dat betekent dat AXE het verzoek om uitstel eerder had kunnen doen. De voorzieningenrechter zal de zaak daarom niet aanhouden.
Kan er verstek tegen AXE verleend worden?
4.3.
Omdat AXE niet is verschenen moet de vraag worden beantwoord of er verstek tegen AXE kan worden verleend. Daarover overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.4.
Van toepassing is het Haags Betekeningsverdrag. [1] Zowel Nederland als Servië (de staat waarin AXE gevestigd is) zijn daarbij partij.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het exploot van de dagvaarding met inachtneming van de bepalingen van het Haags Betekeningsverdrag, de Uitvoeringswet van het verdrag en van artikel 55 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is uitgebracht. Niet gebleken is echter dat de dagvaarding overeenkomstig artikel 15 lid 1 (en 2) van het Haags Betekeningsverdrag is betekend of in persoon aan de gedaagde is afgegeven. Dat brengt in beginsel mee dat (nog) geen verstek kan worden verleend tegen AXE, zodat (nog) niet aan het materiële geschil tussen partijen kan worden toegekomen. [eiser] stelt echter dat haar vordering desondanks bij verstek moet worden toegewezen, nu zij daarbij een spoedeisend belang heeft en AXE bovendien de vertaalde dagvaarding tijdig heeft ontvangen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.6.
Op grond van artikel 15 lid 3 van het Haags Betekeningsverdrag kan de voorzieningenrechter in een kort geding verstek tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde verlenen zonder dat in spoedeisende gevallen behoeft te blijken dat aan de voorwaarden van artikel 15 lid 1 van het Haags Betekeningsverdrag is voldaan. Wel zal – met inachtneming van de vereiste spoed – zoveel mogelijk overeenkomstig de doelstelling van het Haags Betekeningsverdrag, gewaarborgd moeten zijn dat een uitgebracht exploot degene voor wie het is bestemd daadwerkelijk heeft bereikt en – indien het zoals hier om een dagvaarding gaat – zo tijdig dat deze nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren. [2]
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt dat, gelet op de e-mail van AXE op 4 juni 2025, vaststaat dat AXE de (vertaalde) dagvaarding per e-mail heeft ontvangen. De voorzieningenrechter acht het verder voldoende aannemelijk dat AXE ook voldoende tijdig op de hoogte was van de (inhoud van) de dagvaarding. In dat oordeel heeft de voorzieningenrechter betrokken dat uit de door [eiser] in het geding gebracht stukken af te leiden valt dat de advocaat van [eiser] AXE op 1 mei 2025 de datum van de zitting per e-mail aan AXE heeft medegedeeld, op 2 mei 2025 een e-mail met daarin de conceptdagvaarding in de Engelse taal aan AXE heeft gezonden en AXE op 22 mei 2025 een e-mail heeft gestuurd met daarbij de dagvaarding in de Servische taal. De e-mails zijn verzonden naar hetzelfde e-mailadres dat AXE op 4 juni 2025 heeft gebruikt om de rechtbank op 4 juni 2025 het hiervoor onder 4.1. genoemde aanhoudingsverzoek te sturen en waarop [eiser] en AXE (volgens de advocaat van [eiser]) in het verleden over de overeenkomst hebben gecorrespondeerd. De voorzieningenrechter acht het daarom voldoende aannemelijk dat AXE de e-mail van 22 mei 2025 ook op die datum heeft ontvangen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende tijdig.
Bevoegdheid rechtbank en toepasselijke recht
4.8.
Omdat AXE in het buitenland gevestigd is moet de voorzieningenrechter voor hij aan het materiële geschil toekomt, eerst ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Gedaagde partij AXE is gevestigd in Servië, een niet EU-lidstaat. Op grond van artikel 6 lid 1 van de Brussel I
bis-Verordening [3] bepaalt de wetgeving van de betrokken lidstaat, in dit geval Nederland, de rechterlijke bevoegdheid. Deze regel lijdt echter uitzondering als partijen een forumkeuze gemaakt hebben in de zin van artikel 25 van de Brussel I
bis-Verordening. Daar is in deze zaak sprake van. In de door AXE ondertekende (en geparafeerde) overeenkomst wordt op pagina 7 verwezen naar de algemene voorwaarden van [eiser], waar in artikel 16.2 de forumkeuze wordt gemaakt voor de Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle. Dat betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
4.9.
Vervolgens moet beoordeeld worden welk recht van toepassing is op het geschil. Op grond van artikel 2 van de Rome I-Verordening [4] kent deze verordening universele werking, zodat de verordening ook van toepassing is indien één der partijen niet woonachtig is of gevestigd is in een niet-lidstaat. In dit geval hebben partijen door middel van het hiervoor genoemde artikel 16.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden een rechtskeuze, als bedoeld in artikel 3 van de Rome I-Verordening gemaakt voor het Nederlandse recht met uitsluiting van het Weens Koopverdrag. De voorzieningenrechter zal dus het geschil naar Nederlands recht beoordelen.
Beoordeling van de vordering
Spoedeisend belang
4.10.
Het spoedeisende karakter van de vorderingen van [eiser] vloeit voort uit de aard daarvan. [eiser] vordert namelijk afgifte van een haar in eigendom toebehorende machine met een beroep op het door haar gemaakte eigendomsvoorbehoud in verband met het niet nakomen van de betalingsverplichtingen door AXE. [eiser] heeft er dus belang bij dat zij de machine spoedig onder zich krijgt. Daarbij komt dat de machine zich in Servië bevindt waardoor het risico bestaat dat de machine wordt vervreemd of anderszins buiten het bereik van [eiser] komt.
4.11.
De vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom op de wijze zoals hierna vermeld worden toegewezen.
4.12.
De voorzieningenrechter overweegt dat [eiser] de betreffende machine aan AXE verkocht heeft en dat in artikel 8 lid 1 en 5 van de algemene voorwaarden van [eiser] een eigendomsvoorbehoud is opgenomen. Omdat AXE niet (volledig) aan haar maandelijkse betalingsverplichting heeft voldaan, is [eiser] gerechtigd op grond van artikel 8 lid 5 van de algemene voorwaarden haar eigendom op te eisen en is AXE verplicht de machine aan [eiser] af te staan. Dat betekent dat de vordering onder I. toewijsbaar is.
4.13.
[eiser] vordert onder II te bepalen dat indien AXE niet aan de veroordeling voldoet, [eiser] gemachtigd is om afgifte van de machine zelf te bewerkstelligen, indien nodig met behulp van de sterke arm, op kosten van AXE ex artikel 3:300 lid 2 BW. Onder randnummer 30 van haar dagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat deze vordering (ook) ziet op de situatie waarin het bezit van de machine door AXE is overgedragen aan een derde. [eiser] wil met haar vordering bewerkstelligen dat zij ook afgifte door een eventuele derde-verkrijger van de machine kan afdwingen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.14.
De vordering tot machtiging van [eiser] om de afgifte van de machine zelf te bewerkstelligen indien AXE niet aan de veroordeling onder I. voldoet, begrijpt de voorzieningenrechter als een beroep op artikel 3:299 BW (in plaats van artikel 3:300 lid 2 BW) en zal die vordering in zoverre toewijzen. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat, hoewel in het petitum ook niet als zodanig gevorderd, het geen veroordeling inhoudt tot afgifte van de machine door een eventuele derde die de machine in zijn bezit heeft gekregen.
4.15.
[eiser] vordert tot slot (primair) veroordeling van AXE tot betaling van de proceskosten van (maximaal) € 37.500,-. [eiser] baseert die vordering op artikel 13.4 van de algemene voorwaarden en vordert subsidiair veroordeling van AXE in de proceskosten gebaseerd op het liquidatietarief. De voorzieningenrechter zal AXE in de proceskosten gebaseerd op het liquidatietarief (zoals hierna gespecificeerd) veroordelen reeds omdat artikel 13.4 van de algemene voorwaarden waar [eiser] zich op baseert, niet ziet op de proceskosten, maar op de buitengerechtelijke kosten die niet door [eiser] zijn gevorderd.
4.16.
AXE is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
1.149,26
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.148,26
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt AXE om binnen twee dagen na dit vonnis, de aan [eiser] in eigendom toebehorende machine: Morbark WH2400XP SN193-1023 af te geven aan [eiser], althans aan een door [eiser] aan te wijzen persoon of onderneming, op de locatie waar deze zich thans bevindt, onder afgifte van alle bij de machine behorende bescheiden, sleutels, toebehoren en (im- en export)documentatie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag, dat AXE geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met de nakoming van deze veroordeling, met een maximum van € 250.000,-,
5.2.
bepaalt dat, indien AXE niet binnen de gestelde termijn aan deze veroordeling voldoet, [eiser] gemachtigd is om de afgifte van de machine zelf te bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de sterke arm, zulks op kosten van AXE,
5.3.
veroordeelt AXE in de proceskosten van € 3.148,26, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als AXE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt AXE tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025.

Voetnoten

1.Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken van 15 november 1965.
2.Hoge Raad 14 december 2007, ECLI:NL:HR:2007: BB7192.
3.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
4.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.