ECLI:NL:RBOVE:2025:3921

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
08.244804.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in geweldszaak te Enschede

Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen twee personen, [slachtoffer 2] en Q.S. Voorthuizen, op 24 juni 2023 in Enschede. De officier van justitie had primair en subsidiair bewijs gepresenteerd dat de verdachte betrokken was bij de geweldshandelingen. De verdediging pleitte echter voor integrale vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de geweldshandelingen, het bewijs niet voldoende specifiek was om met zekerheid vast te stellen dat hij de dader was. De getuigenverklaringen waren te algemeen en de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de verdachte te veroordelen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], behandeld. De rechtbank verklaarde [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat de schade niet aan de verdachte was ten laste gelegd. De vordering van [slachtoffer 2] werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van het feit was vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.244804.23 (P)
Datum vonnis: 16 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsvrouw van verdachte, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door en namens de benadeelde partij
[slachtoffer 1], vertegenwoordigd door mr. L. Meijerink, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair) openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] dan wel (subsidiair) dat verdachte samen met anderen die [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 2:(primair) openlijk geweld heeft gepleegd tegen Q.S. Voorthuizen dan wel (subsidiair) dat verdachte samen met anderen die Voorthuizen heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Enschede openlijk, te weten op de Langestraat ter hoogte van eetcafé [bedrijf], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2], door die [slachtoffer 2] een of meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke kaak, een (zware) hersenschudding, een gekneusde rechtervoet en/of (hoofd)wondjes, voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] een of meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of het lichaam, te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond ligt;
2
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Enschede openlijk, te weten op de Langestraat ter hoogte van eetcafé [bedrijf], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] door die [slachtoffer 3] een of meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of het lichaam, te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 3] op de grond ligt, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke jukbeen, bloedneus, gezwollen neus en/of een schaafwoond op de elleboog, voor [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3], een of meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of het lichaam, te slaan/stompen en/of trappen/schoppen, terwijl die [slachtoffer 3]
op de grond ligt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de feiten 1 primair en 2 primair kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Dat op 24 juni 2023 in het centrum van Enschede geweldshandelingen zijn gepleegd tegen aangevers [slachtoffer 2] en Voorthuizen en dat zij hierbij letsel hebben opgelopen, staat niet ter discussie. De vraag in deze zaak is of verdachte de persoon is die deze geweldshandelingen heeft verricht of dat hij bij deze geweldshandelingen betrokken is geweest.
Uit het dossier volgt dat er aanwijzingen zijn dat verdachte één van de personen is geweest die betrokken is geweest bij de geweldshandelingen tegen de twee aangevers. Verdachte wordt namelijk samen met medeverdachte [medeverdachte] kort na de geweldsincidenten in de buurt van de plaats-delict aangehouden en zijn signalement vertoonde tijdens de aanhouding overeenkomsten met het signalement dat door aangevers en een aantal getuigen wordt gegeven. Deze overeenkomsten zijn echter onvoldoende om met zekerheid vast te kunnen stellen dat verdachte één van de personen is geweest die betrokken is geweest bij de geweldsincidenten. Het signalement dat door verschillende getuigen wordt gegeven is onvoldoende specifiek, en dat een getuige verdachte zegt te herkennen op basis van een foto die tijdens de aanhouding van verdachte is gemaakt, acht de rechtbank in dit geval niet doorslaggevend. Deze getuige geeft in zijn verklaring een zeer algemene omschrijving van de persoon die als verdachte wordt geduid en na het tonen van de foto geeft de getuige niet aan op basis van welke specifieke kenmerken de herkenning is gebaseerd. Maar ook als verdachte wel de persoon is die door de getuigen wordt genoemd, kan uit het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte enige rol heeft gehad bij de geweldshandelingen, nu een getuige ter plaatse verklaart dat de persoon die als verdachte wordt geduid, juist niets heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier dus onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon of één van de personen is geweest die de geweldshandelingen tegen de aangevers heeft gepleegd.
Conclusie
Op grond van het dossier acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem van deze feiten zal vrijspreken.

4.De schade van benadeelden

4.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
De vordering van [slachtoffer 1]
, bijgestaan door mr. Meijerink, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.223,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- fiets € 23,00
- telefoon € 475,00
- loon € 225,00
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
Ter vergoeding van proceskosten wordt een bedrag van € 86,00 gevorderd.
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.110,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- verlies inkomen € 1.500,00
- röntgenfoto’s (schatting) € 70,39
- bril € 39,80
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van [slachtoffer 1] niet toewijsbaar is. De vordering van [slachtoffer 2] kan geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen bepleit.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Echter het feit waar de schadevordering van [slachtoffer 1] op ziet, is niet aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering van [slachtoffer 2]
De vordering heeft betrekking op het onder 1 ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Heblij, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2025.