ECLI:NL:RBOVE:2025:3926

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
08.299844.24 en 08.331553.22 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 17 september 2024 een ontploffing heeft veroorzaakt door een stuk zwaar vuurwerk, een Cobra 6, in de brievenbus van een woning te deponeren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en het naleven van gedragsregels. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen was, en heeft de verdachte vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en het hoge recidiverisico, en heeft besloten tot een tbs-maatregel met voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.299844.24 en 08.331553.22 (tul) (P)
Datum vonnis: 19 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.P. Adema, advocaat in Harderwijk, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [benadeelde] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 5 juni 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 september 2024 vuurwerk (een Cobra 6) heeft aangestoken en door een brievenbus van een woning in [plaats] heeft gegooid.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 september 2024 te [plaats], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij/in een woning op of aan de [adres] door
- een stuk (zwaar) vuurwerk, te weten een Cobra 6, met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen, en/of
- voornoemd stuk vuurwerk door de brievenbus van de woning gelegen aan de [adres] te deponeren, waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of aldaar tot ontploffing kwam,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten inboedel van die woning, de woning en/of de nabijgelegen woningen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoners van de woningen gelegen aan de [adres], te duchten was.

3. De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie was er, naast gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor buurtbewoners te duchten. Er waren rond het pleegtijdstip veel bewoners thuis en verdachte heeft niet gecontroleerd of er andere mensen in de woning of in de omgeving van de woning aanwezig waren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake was van medeplegen, verdachte dient van dat onderdeel te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de onderdelen levensgevaar en medeplegen. Uit het dossier volgt niet dat er ten tijde van de ontploffing personen in de directe omgeving van de woning aanwezig waren, zodat geen sprake was van levensgevaar. Daarnaast volgt niet uit het dossier dat de jongen die met verdachte meefietste iets van de plannen van verdachte wist. Van deze onderdelen dient verdachte vrijgesproken te worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter zitting het feit grotendeels bekend. De onderdelen die ter discussie staan, zijn het te duchten gevaar en of er sprake was van medeplegen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de wettige bewijsmiddelen volgt niet dat sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander. In de woning zelf was niemand aanwezig op het moment van de ontploffing. Uit het dossier blijkt ook niet dat er andere personen in de omgeving van de woning aanwezig waren ten tijde van de ontploffing. Daardoor kan dergelijk gevaar niet vastgesteld worden. Verder ontbreekt het aan (voldoende) wettige bewijsmiddelen om te kunnen spreken van medeplegen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 5 juni 2025;
Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] van 18 september 2024, pagina’s 9, 10.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2024 te [plaats], opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning aan de [adres] door een stuk (zwaar) vuurwerk, te weten een Cobra 6, aan te steken en voornoemd stuk vuurwerk door de brievenbus van de woning gelegen aan de [adres] te deponeren, waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en aldaar tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning en de woning, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een gevangenisstraf van één jaar aan verdachte op te leggen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden op te leggen. De voorwaarden bestaan onder andere uit een opname in een kliniek en een drugs- en alcoholverbod. De officier van justitie verzoekt de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel te bepalen. Tot slot vordert de officier van justitie een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM-maatregel) aan verdachte op te leggen zoals bedoeld in artikel 38z Sr.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de duur van de gevangenisstraf kort te houden, zodat de behandeling van verdachte zo spoedig mogelijk kan aanvangen in de kliniek.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft op 17 september 2024 rond 20:40 uur zwaar- en illegaal knalvuurwerk, een Cobra 6, in de brievenbus van de woning van aangever gegooid waardoor een ontploffing is ontstaan. Door de kracht van de ontploffing zijn onder andere de ruiten van de voor- en tussendeur vernield en is er een gat in de vloer van de hal ontstaan die doorliep tot en met de houten verdiepingsvloer daaronder. Een bekende van verdachte had een schuld bij aangever en verdachte wilde daarin bemiddelen. Dit leidde tot een conflict tussen verdachte en aangever. Het laten ontploffen van de Cobra 6 was volgens verdachte een impulsief besluit. De rechtbank acht het gemak waarmee verdachte hiertoe overging zeer kwalijk; verdachte heeft niet of nauwelijks over de ernstige gevolgen nagedacht. Dat er geen slachtoffers zijn gevallen is niet zijn verdienste geweest. Het gevoel van veiligheid van aangever en zijn buren is door het handelen van verdachte ernstig aangetast. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de trend om explosieven te gebruiken als vorm van intimidatie. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte van 27 maart 2025. Hieruit volgt dat verdachte in 2021 en 2023 door de kinderrechter is veroordeeld voor bedreiging, mishandeling en overtreding van de Wet wapens en munitie. Verdachte pleegde het onderhavige feit terwijl hij in een proeftijd liep van de veroordeling in 2023. De destijds voorwaardelijk opgelegde straf heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden om nogmaals een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de pro Justitia rapportages die over verdachte zijn opgemaakt. De psycholoog heeft op 31 december 2024 gerapporteerd en de psychiater op 15 april 2025. Uit de rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van complexe- en ernstige problematiek in de vorm van ADHD, PTSS, antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. De kans op herhaling van gewelddadig delictgedrag schatten de deskundigen als hoog in. Zij omschrijven dat verdachte zich in het criminele milieu bevindt en dat hij zich een criminele levensstijl heeft aangemeten. Zijn zelfbeeld is afhankelijk van zijn rol en houding in dat milieu. De deskundigen adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Dit advies neemt de rechtbank over.
Om de kans op herhaling van delictgedrag te verlagen, is vanwege de complexe en ernstige problematiek, intensieve en langdurige behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk. De deskundigen adviseren tbs met voorwaarden aan verdachte op te leggen, in combinatie met een GVM-maatregel. Om een intensieve en stevige start van de behandeling te waarborgen, adviseren zij te beginnen met een klinisch verblijf in een forensische kliniek zoals een FPK. Aangeraden wordt om een geïntegreerde behandeling aan te bieden waarbij verschillende problemen tegelijkertijd aangepakt worden, omdat sprake is van met elkaar verweven en overlappende problemen. De behandeling dient ook na de klinische fase voortgezet te worden bij een forensische polikliniek en er dient toegewerkt te worden naar een vorm van begeleid wonen. Een veroordeling tot een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden wordt door de deskundigen niet afdoende geacht vanwege de ernst en de complexiteit van de problematiek van verdachte. De verwachting is dat verdachte zich wel aan de voorwaarden van het strenge kader van een voorwaardelijke tbs zal houden, omdat tbs met dwangverpleging een stevigere spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’ vormt voor verdachte.
De reclassering heeft op 27 mei 2025 een rapport over verdachte uitgebracht en rapporteert in overeenstemming met de adviezen uit de pro Justitia rapportages. De reclassering acht een klinische behandeling bij aanvang van de tbs-maatregel noodzakelijk vanwege het hoge recidiverisico, de vastgestelde psychische problematiek en het verloop van eerdere forensische zorgtrajecten. De reclassering is zich ervan bewust dat er extra inzet noodzakelijk zal zijn om verdachte te ondersteunen in het zich blijven conformeren aan de voorwaarden. De reclassering adviseert te bepalen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is en adviseert een GVM-maatregel aan verdachte op te leggen.
Ter zitting heeft de officier van justitie laten weten dat verdachte succesvol is aangemeld bij de Piet Roorda kliniek. Hij staat daar op de wachtlijst en de verwachting is dat er binnen drie maanden plek voor hem zal zijn.
Gevangenisstraf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van tien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist, omdat zij het niet wenselijk acht dat verdachte te lang moet wachten op de op te leggen tbs-maatregel.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Tbs met voorwaarden
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd. Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder stelt de rechtbank vast dat uit de hiervoor genoemde pro Justitia rapportages volgt dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, oplegging van die maatregel eist. De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals hierna te noemen en door de reclassering is geadviseerd. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich aan de voorwaarden wil houden.
Nu aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd, geldt dat op grond van artikel 38e lid 2 Sr de duur van maatregel de negen jaren niet te boven mag gaan, behoudens in de in dat artikel genoemde gevallen.
De rechtbank kan op latere datum, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, indien de voorwaarden niet zijn nageleefd. Indien daarvan sprake is zal de termijn van die maatregel van tbs met dwangverpleging beperkt zijn tot vier jaren. De reden daarvoor is dat het feit dat door verdachte is begaan niet zonder meer is aan te merken als feit dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Verdachte heeft een ontploffing bij een woning veroorzaakt, waarbij niet is komen vast te staan dat de ontploffing gevaar voor personen heeft veroorzaakt of dat het gevaar voor personen voorzienbaar was. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het bewezen verklaarde feit geen misdrijf betreft als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr dat is gericht tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Op basis van wat de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank wel van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank toepassing geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr en zal bevelen dat de bij de tbs-maatregel te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM
De rechtbank zal geen gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z Sr opleggen, nu het thans opgelegde straf- en maatregelkader voldoende waarborgen biedt om in de toekomst het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De heer [benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 1.800,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De materiële schade wordt gevorderd in verband met schade aan de salontafel (€ 1.000,--) en schade aan de parketvloer (€ 800,--). De salontafel maakte deel uit van een complete meubelset en het gevorderde bedrag ziet op de volledige set.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering gedeeltelijk toe te wijzen tot een bedrag van
€ 800,-- voor de parketvloer, inclusief wettelijke rente. De benadeelde dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat uit het dossier niet volgt dat er schade aan de salontafel is ontstaan.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid omdat er geen aankoopfacturen bij de vordering zijn gevoegd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onderbouwd met foto’s, maar de exacte omvang van de schade is niet onderbouwd met stukken. De rechtbank zal gebruikmaken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de gevorderde schade vast op
€ 800,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel (€ 1.000,--) niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 16 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de vordering af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten uitvoer leggen van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf op dit moment niet opportuun gelet op de opgelegde tbs-maatregel met het uitgebreide pakket voorwaarden. De rechtbank wijst de vordering af.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden,dat verdachte;
zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
- zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- een actuele foto verstrekt waarop zijn gezicht herkenbaar is;
- meewerkt aan huisbezoeken;
- inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. meewerkt aan een time-out. Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out
duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. niet vertrekt naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, tenzij hij daarvoor toestemming heeft van de reclassering;
5. zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op nader te bepalen moment en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op een nader te bepalen moment en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7. in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang verblijft, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle vindt plaats door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
9. geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
10. zich niet bevindt of ophoudt in de [adres] in [plaats], zolang het Openbaar
Ministerie dit verbod nodig vindt;
11. zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
11. meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering en/of schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
11. zich bevindt in een positief en steunend sociaal netwerk en inzicht geeft in zijn sociaal netwerk;
- beveelt dat deze maatregel en de voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn;
schadevergoeding
-
wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde] te [plaats]
gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 800,--(zegge: achthonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2024;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte
verplichtis ter zake van het bewezen verklaarde feit en
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van
€ 800,--, (zegge: achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 16 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] te [plaats] voor een deel van € 1.000,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-331553-22
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en
mr. M. Vodegel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024437485. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.