ECLI:NL:RBOVE:2025:3929

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
11690757 \ CV EXPL 25-1371
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en afgifte van salarisspecificatie in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.T. Harbers, vorderde betaling van achterstallig loon en de afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie. Eiser had een arbeidsovereenkomst met gedaagde, die hem een Citroën Berlingo ter beschikking had gesteld. Eiser stelde dat hij recht had op een bedrag van € 4.993,70 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, en dat gedaagde ten onrechte het achterstallige loon niet had uitbetaald. Gedaagde voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van eiser.

De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien het ging om achterstallig loon. De rechter stelde vast dat eiser recht had op een bedrag van € 1.337,14 bruto, dat niet was uitbetaald. De rechter oordeelde dat gedaagde niet gerechtigd was om het loon te verrekenen met vorderingen op eiser, omdat dit in strijd was met de cao. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke salarisspecificatie en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte loonbetalingen en de verplichtingen van werkgevers onder de cao, evenals de rechten van werknemers in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 11690757 \ CV EXPL 25-1371
Vonnis in kort geding van 18 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M.T. Harbers,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: [gemachtigde].

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van [eiser]
- het verweerschrift met producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten en het geschil

2.1.
[eiser] heeft (als productie 1) een arbeidsovereenkomst overgelegd tussen hem en [gedaagde], waarin onder meer staat:
De arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd aangegaan voor de duur van de opleiding Chauffeur wegvervoer niveau 2 ingevolge de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, wingaande op 02 september 2024. Op het moment dat de Beroeps Praktijk Overeenkomst voortijdig door leerling dan wel de school (...) wordt beëindigd, eindigt de onderhavige overeenkomst per dezelfde datum.
Op deze overeenkomst is de geldende cao Beroepsgoederenvervoer over de weg van toepassing.
(...)
De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week. De leerling zal werkzaam zijn op de volgende dagen: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. Op maandag gaat de leerling naar school.
Bij indiensttreding bedraagt het salaris € 1.254,11 bruto per maand. (...)
Ten aanzien van de scholingsdag geldt het volgende: werkgever betaalt de scholingsdag door. Wanneer er geen schooldag is dient de leerling zich te melden bij werkgever.
(...)
2.2.
[gedaagde] heeft [eiser] enige tijd een Citroën Berlingo ter beschikking gesteld. Bij het openen van het dakluik is de bevestiging daarvan gescheurd. Op 3 oktober 2024 sturen [eiser] en [gemachtigde] elkaar onder meer de volgende berichten per WhatsApp (zie productie 2 [gedaagde]):
([gedaagde] om 22:18:43)
(...)
Even alles eruit halen en dan maak ik een afspraak vanwege dat dak want dat wil ik gerepareerd hebben. (...)
(...)
([gedaagde] om 22:36:39)
(...)
En denk aan dat dak, als ik dat laat maken door Citroen is het veel duurder, kun je beter zelf organiseren.
(...)
([eiser] om 22:50:21):
Dakraam regel ik zoizo heb daar op 2 plekken een aanvraag voor liggen en eentje wou ik sws morgen bellen
2.3.
[eiser] heeft (eveneens als productie 1) een salarisspecificatie over periode 1 van 2025 overgelegd, welke specificatie een bedrag van € 563,53 voor “uitbetaling vakantiegeldreservering” vermeldt, een bedrag van € 770,53 aan bruto loon en een bedrag van € 2,98 aan overwerkloon. Deze bedragen zijn niet uitbetaald.
2.4.
[gedaagde] heeft [eiser] bij mail van 20 januari 2025 (productie 2 van [eiser]) bericht als volgt:
Middels deze email delen wij je mede dat naar aanleiding van de bevestiging van het stoppen van de opleiding je arbeidsovereenkomst beroeps begeleidende leerweg is beëindigd.
Je laatste werkdag was vrijdag 17 januari 2025. Openstaande posten zullen worden verrekend met je laatste te ontvangen salaris. Houdt er rekening mee dat je ons eventueel nog een bedrag zal moeten betalen gezien een aantal schadegevallen en extra opgenomen vrije dagen.
2.5.
In de van toepassing zijnde cao Beroepsgoederenvervoer over de weg staat onder meer:
Artikel 7
4.b. De werknemer die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de betreffende overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald. De schadevergoeding zal niet meer bedragen dan de kostprijs voor herstel of vervanging.
4.c. De werkgever dient binnen een maand nadat hij van de gebeurtenis kennis heeft genomen schriftelijk aan de werknemer te melden, dat hij schadevergoeding zal eisen. De werkgever zal het bedrag van de schadevergoeding zo snel mogelijk - doch uiterlijk binnen een jaar nadat hij van de gebeurtenis heeft kennis genomen - vaststellen.
4.d. Inhouding van de schadevergoeding op het loon is niet mogelijk, tenzij tussen werkgever en werknemer overeenstemming bestaat over de verplichting tot schadevergoeding.
en
Artikel 26a Loonberekening
2.b. De diensturen moeten door de werknemer worden geregistreerd op een door de werkgever te verstrekken urenverantwoordingsstaat. Een registratieplicht geldt eveneens voor de uren besteed aan rust, pauzes en de correcties.
(…)
2.d. De werknemer ontvangt na controle door de werkgever een voor akkoord getekend exemplaar van de urenverantwoordingsstaat terug.
2.e. De werknemer dient binnen drie maanden na ontvangst van de urenverantwoordingsstaat als bedoeld onder 2.d schriftelijk aan de werkgever eventuele bezwaren kenbaar te maken. Wanneer de werknemer van dat recht geen gebruik maakt, geldt de urenverantwoordingsstaat vanaf dat moment als bewijs.
2.f. De werkgever dient de ingevulde urenverantwoordingsstaat gedurende tenminste een jaar na de datum waarop de invulling betrekking had, te bewaren.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 4.993,70 bruto, vermeerderd met de verblijfskosten conform artikel 40 van de cao, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, vermeerderd met rente en kosten, onder overlegging, op straffe van verbeurte van een dwangsom, van correcte loonspecificaties. Verder vordert hij dat [gedaagde] wordt veroordeeld de opdracht aan het door haar ingeschakelde incassobureau in te trekken, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Volgens [eiser] weigert [gedaagde] ten onrechte het hem toekomende achterstallige loon uit te betalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding alleen kan worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval aangezien het hier gaat om achterstallig loon. Van [eiser] kan in een dergelijke situatie niet worden verwacht dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
Verder is voor toewijzing van een vordering in kort geding vereist dat de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.2.
Hoewel [eiser] in zijn dagvaarding melding maakt van zijn aanspraken op vergoeding van zijn reiskosten woon-werkverkeer en uitbetaling van niet-genoten verlof, ziet zijn petitum niet op deze posten. Ter beoordeling ligt dan ook (enkel) voor of [eiser] recht heeft op achterstallig salaris.
Eindafrekening
4.3.
Niet in geschil is dat [eiser] bij einde dienstverband recht had op de bruto bedragen als vermeld op de door hem overgelegde salarisspecificatie. Evenmin is in geschil dat deze bedragen niet zijn uitbetaald, volgens [gedaagde] omdat zij een en ander mocht verrekenen met haar vorderingen op [eiser] uit hoofde van schadevergoeding. Nog daargelaten wat er verder zij van dit verrekenverweer gaat dit, gelet op het bepaalde in artikel 7 lid 4 sub d van de cao, niet op. In dat artikel is bepaald dat inhouding van de schadevergoeding op het loon niet mogelijk is, tenzij tussen werkgever en werknemer overeenstemming bestaat over de verplichting tot schadevergoeding.
4.4.
Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat, in ieder geval met betrekking tot de schade aan het dakluik van overeenstemming als hiervoor bedoeld sprake is, faalt dit betoog. Weliswaar kan uit de hiervoor onder 2.2 vermelde WhatsApp-correspondentie worden opgemaakt dat [eiser] “het dakraam zou regelen”, maar hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden opgemaakt dat hij heeft erkend dat de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid en hij (vervolgens) heeft ingestemd met het bedrag van de schadevergoeding.
4.5.
Dit betekent dat een bedrag van € 1.337,14 bruto voor toewijzing in aanmerking komt.
Overuren, diensturen op zaterdag, zondag en feestdagen, toeslagenmatrix
4.6.
Volgens [eiser] heeft hij in de periode van 20 juli 2024 tot en met 17 januari 2025 (veel) meer uren gewerkt dan de overeengekomen door hem te werken uren (32) per week, maar zijn deze uren niet betaald. In de dagvaarding heeft hij telkens per gewerkte week het totaal aantal gewerkte uren vermeld, waarbij de uren boven de 32 uur per week zijn uitgesplitst in diverse categorieën (“extra” uren tegen 100%, overuren tegen 130%, waarvan een deel met toeslag, uren op zaterdag tegen 150% en uren op zondag tegen 200%). Dit overzicht heeft hij opgesteld aan de hand van zijn agenda, aldus [eiser].
4.7.
De van toepassing zijnde cao bepaalt in artikel 26a ten aanzien van de gewerkte diensturen dat [eiser] die had moeten invullen op een door [gedaagde] ter beschikking gestelde urenverantwoordingsstaat, die daarna, na controle door [gedaagde], had moeten worden geaccordeerd. Op die manier komt er duidelijkheid over wel of niet gewerkte uren. Partijen hebben hier niet naar gehandeld. Dat dergelijke urenverantwoordingsstaten in dit geval ontbreken, maakt nog niet dat de door [eiser] gestelde overuren (op basis van zijn agenda) voldoende vast staan voor toewijzing in kort geding. [gedaagde] heeft die uren immers gemotiveerd betwist door aan te voeren dat [eiser] voor de door hem gewerkte zaterdagen is uitbetaald (zij het contant), dat zij uit het door [eiser] opgestelde overzicht niet de door hem gehanteerde rij- en pauzetijden kan opmaken en dat uit het overzicht niet duidelijk wordt in hoeverre er is gewerkt op schooldagen.
Verblijfskosten
4.8.
[eiser]’ vordering [gedaagde] te veroordelen tot betaling van “de verblijfskosten conform artikel 40 van de cao” kan, als onvoldoende gespecificeerd en door [gedaagde] betwist, niet worden toegewezen. [eiser] heeft in de dagvaarding enkel het betreffende artikel weergegeven, zonder daarbij melding te maken van de daadwerkelijk door hem gemaakte ritten en de daaraan volgens artikel 40 te koppelen vergoedingen.
Achterstallig salaris, wettelijke verhoging, wettelijke rente
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat aan achterstallig salaris een bedrag van € 1.337,14 bruto wordt toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 17 februari 2025 (één maand na einde dienstverband). De wettelijke verhoging zal eveneens worden toegewezen, waarbij voor matiging geen aanleiding wordt gezien. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal, gelet op de in de door [eiser] gestuurde aanmaning gehanteerde betalingstermijn (zijn productie 4), worden toegewezen vanaf
7 april 2025.
4.10.
Gelet op het voorgaande zal [gedaagde] worden veroordeeld ter zake een deugdelijke salarisspecificatie te verstrekken. Voor oplegging van een dwangsom wordt geen aanleiding gezien.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Ten tijde van de door [eiser] gestuurde aanmaning was [gedaagde] in verzuim met het betalen van het op grond van de eindafrekening te betalen bedrag. Gelet op de in deze te hanteren tarieven zal een bedrag van € 242,69 worden toegewezen.
Intrekking incasso-opdracht
4.12.
De vordering om [gedaagde] te veroordelen de incasso-opdracht aan Collect4U in te trekken is niet toewijsbaar, nu een grondslag daarvoor is gesteld noch gebleken.
Proceskosten
4.13.
In het voorgaande wordt aanleiding gezien [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten. Omdat [eiser] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
102,00
Totaal
1.006,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
een bedrag van € 1.337,14 uit hoofde van de eindafrekening,
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het onder a. vermelde bedrag,
de wettelijke rente over het onder a. bedoelde bedrag vanaf 17 februari 2025 tot aan de dag van algehele betaling,
e wettelijke rente over het onder b. bedoelde bedrag vanaf 7 april 2025 tot aan de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte, binnen een week na heden, van een deugdelijke salarisspecificatie met betrekking tot de onder 5.1 vermelde bedragen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 242,69 aan buitengerechtelijke kosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.006,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.M.S. Kuipers op 18 juni 2025.