Uitspraak
1.De procedure
- het verweerschrift met producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten en het geschil
(...)
(...)
3.Het geschil
4.De beoordeling
.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.T. Harbers, vorderde betaling van achterstallig loon en de afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie. Eiser had een arbeidsovereenkomst met gedaagde, die hem een Citroën Berlingo ter beschikking had gesteld. Eiser stelde dat hij recht had op een bedrag van € 4.993,70 bruto, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, en dat gedaagde ten onrechte het achterstallige loon niet had uitbetaald. Gedaagde voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van eiser.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser een spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien het ging om achterstallig loon. De rechter stelde vast dat eiser recht had op een bedrag van € 1.337,14 bruto, dat niet was uitbetaald. De rechter oordeelde dat gedaagde niet gerechtigd was om het loon te verrekenen met vorderingen op eiser, omdat dit in strijd was met de cao. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld tot het verstrekken van een deugdelijke salarisspecificatie en tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan gedaagde opgelegd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte loonbetalingen en de verplichtingen van werkgevers onder de cao, evenals de rechten van werknemers in kort geding procedures.