Het rapport van de kliniek houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een gecompliceerde, onuitgerijpte persoonlijkheidsconstitutie. Het meest passend is de diagnose ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, histrionische, narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis, amfetamineachtige stof en cocaïne, alle in remissie in een gereguleerde omgeving. De kliniek verricht nader diagnostisch onderzoek om een psychotische stoornis al dan niet uit te sluiten.
De ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde in zijn jeugd wordt gekenmerkt
door verlating door zijn vader en weinig aandacht voor emoties en emotionele ontwikkeling. Deze chronische verwaarlozing heeft geresulteerd in een gebrekkige persoonlijkheids- en
identiteitsontwikkeling, gecombineerd met bovengemiddelde verstandelijke vermogens, wat heeft geleid tot gevoelens van onzekerheid en sterke afhankelijkheid van de bevestiging van anderen. Hij is geneigd om te liegen en de realiteit te loochenen om zijn zelfbeeld in stand te houden en niet geconfronteerd te worden met zijn tekortkomingen. Hij kan overspoeld raken door opbouwende emoties en spanningen, wat kan leiden tot heftig acting-out gedrag. Het emotioneel functioneren van de terbeschikkinggestelde is vervlakt; hij is niet in staat om emoties te (h)erkennen en zijn gevoelsleven wordt gekenmerkt door een oppervlakkige beschrijving van gevoelens, die vaak op theatrale wijze worden geuit. In de kliniek worden geen psychotische symptomen waargenomen.
De terbeschikkinggestelde verblijft, na een lange gevangenisstraf, sinds augustus 2023 in de huidige kliniek. Tijdens zijn detentie is hij al gestart met verschillende behandelingen (vaktherapie, schematherapie en farmacotherapie). Gedurende de eerste behandelperiode in de kliniek verbleef de terbeschikkinggestelde op een reguliere behandelafdeling en stelde hij zich terughoudend op. Hij bracht veel tijd door op zijn kamer en kampte met depressieve klachten. Het behandelteam heeft zijn vermijdende coping bespreekbaar gemaakt, wat aanvankelijk leidde tot frustratie, maar later tot gedragsverandering. De terbeschikkinggestelde pakte het programma weer op, wat hem zwaar viel. Daarnaast ontwikkelde hij seksuele gevoelens richting zijn vrouwelijke mentor, waarna is besloten te wisselen naar een mannelijke mentor. In de daaropvolgende periode maakte de terbeschikkinggestelde devaluerende en grensoverschrijdende opmerkingen richting het behandelteam en was hij minder in samenwerking. Daarom is besloten om een begeleidingsplan op te stellen. Sindsdien toont de terbeschikkinggestelde meer openheid over zijn risicosignalen en voert hij zijn afdelingstaken uit. Ondanks zijn toenemende samenwerking blijft er weinig zicht op zijn belevingswereld en trekt hij zich regelmatig terug op zijn kamer. Vanaf eind 2024 wordt het gebrek aan perspectief regelmatig besproken. Hij heeft een overplaatsingsverzoek ingediend, wat door de kliniek is afgewezen. Desondanks is de terbeschikkinggestelde gestart met psychomotorische therapie en de middelengebruik therapie, waarop hij weet te reflecteren en kan benoemen wat hij eruit haalt.
Het huidige risicomanagement bestaat uit het verblijf binnen het FPC, waarbij sprake is van intensieve hulpverlening en toezicht. Binnen de sterk gestructureerde omgeving blijft de terbeschikkinggestelde stabiel functioneren. Naarmate de behandelrelatie zich ontwikkelt en een basis van vertrouwen ontstaat, betrekt hij het behandelteam sneller en toont hij meer openheid over zijn interne belevingswereld. Er is gestart met een delictanalyse. Het opstellen daarvan heeft voor veel spanning gezorgd. Met de terbeschikkinggestelde is besproken dat hij beter moet worden in de samenwerking met het team en het contact moet aangaan. Eerder zal de kliniek niet tot de verlofaanvraag overgaan. Vanuit deze analyse zijn enkele risicofactoren in kaart gebracht, waarop trajecten zijn uitgezet. Begin 2025 is een duidelijke gedragsverandering merkbaar; de terbeschikkinggestelde toont meer initiatief en bespreekt zijn uitzichtloosheid en de daarmee gepaard gaande gevoelens met sociotherapeuten. Hij ervaart meer perspectief naarmate hij meer therapieën afrondt. Sinds maart 2025 verblijft de terbeschikkinggestelde op de reguliere behandelafdeling Kogge 1. Hij praktiseert nog geen verloven. Op relatief korte termijn zal begeleid verlof worden aangevraagd, mits hij zich houdt aan de kliniekafspraken en blijft reflecteren op zijn risicofactoren. Er is de afgelopen periode nog onvoldoende tijd en aandacht geweest voor de behandeling gericht op de kernproblematiek. Onder de huidige omstandigheden wordt het recidiverisico als laag ingeschat. Uit zorg wordt het recidiverisico op korte termijn als matig en op langere termijn als hoog ingeschat. De terbeschikkinggestelde staat aan het begin van zijn behandeltraject en moet nog veel stappen doorlopen voordat het recidiverisico dermate verlaagd is dat een (voorwaardelijke) beëindiging aan de orde kan zijn. Gezien het huidige verloop van het traject lijkt een regulier traject met begeleide en onbegeleide verloven, transmuraal verlof en eventueel doorstromen naar de resocialisatieafdeling passend. De kliniek adviseert de maatregel dan ook met twee jaar te verlengen.