ECLI:NL:RBOVE:2025:395

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
11434444 \ CV EXPL 24-4341
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van de woning door de huurder tegen de niet-ingehuurde partner

In deze zaak heeft eiser, een huurder van een woning, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, de vader van haar kinderen, die zonder recht of titel in de woning verblijft. Eiser heeft een huurovereenkomst gesloten met de woningbouwvereniging, maar heeft bij het aangaan van deze overeenkomst niet gemeld dat gedaagde ook in de woning zou wonen. De woningbouwvereniging heeft eiser laten weten dat de huurovereenkomst zal worden beëindigd als gedaagde de woning niet verlaat. Eiser vordert daarom dat gedaagde de woning verlaat. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, omdat gedaagde geen (mede)huurder is en zonder recht of titel in de woning verblijft. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de mededeling van de woningbouwvereniging. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen recht heeft om in de woning te verblijven en heeft hem veroordeeld om binnen twee maanden de woning te verlaten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11434444 \ CV EXPL 24-4341
Vonnis in kort geding van 27 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. S.H.G. Swennen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2024;
- de mondelinge behandeling van 13 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.2. Samenvatting

2.1.
[eiser] heeft een huurovereenkomst gesloten met de woningbouwvereniging. Zij woont daar samen met [gedaagde], de vader van hun kinderen. [eiser] heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst niet bij de woningbouwvereniging gemeld dat zij samen met
[gedaagde] in de woning zou wonen. De woningbouwvereniging heeft daarvoor geen toestemming gegeven en zij heeft [eiser] bericht dat de huurovereenkomst zal worden beëindigd als [gedaagde] de woning niet verlaat. [eiser] vordert daarom dat [gedaagde] de woning verlaat. De kantonrechter wijst de vordering toe, omdat [gedaagde] geen (mede)huurder is en hij zonder recht of titel in de woning verblijft.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en zij hebben samen twee minderjarige kinderen. Partijen hebben in het verleden samengewoond tot zij hun relatie in 2019 hebben beëindigd.
3.2.
Eind 2023 hebben partijen besloten om het samenwonen weer een kans te geven.
[gedaagde] heeft zich toen ingeschreven op het oude woonadres van [eiser], de woning aan de [adres 1].
3.3.
Op 26 februari 2024 heeft [eiser] met de woningbouwvereniging een (nieuwe) huurovereenkomst gesloten voor de woning aan de [adres 2]. [eiser] staat als enige huurder vermeld op de huurovereenkomst. [gedaagde] verblijft ook in de woning.
3.4.
[eiser] heeft bij het aangaan van de huurovereenkomst niet bij de woningbouwvereniging gemeld dat zij samen met [gedaagde] in de woning zou wonen. De woningbouwvereniging heeft [eiser] inmiddels laten weten dat de huurovereenkomst zal worden beëindigd als [gedaagde] de woning niet verlaat. Daarop heeft [eiser] [gedaagde] verzocht de woning te verlaten, maar [gedaagde] weigert.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • [gedaagde] veroordeelt de woning te verlaten met afgifte van de sleutels, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, en deze niet zonder toestemming van [eiser] te betreden,
  • [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat nu de woningbouwverenging heeft laten weten de huurovereenkomst te beëindigen als [gedaagde] de woning niet verlaat en hij zonder recht of titel in de woning verblijft, hij de woning dient te verlaten.
4.3.
[gedaagde] heeft te kennen gegeven dat hij bereid is de woning te verlaten, maar dat dit lastig is, omdat hij geen alternatieve woonruimte heeft.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] heeft onweersproken toegelicht dat de woningbouwvereniging haar heeft bericht dat de huurovereenkomst zal worden beëindigd als [gedaagde] de woning niet verlaat. Hieruit volgt dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
5.2.
In deze op snelheid gerichte procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde stellingen, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vordering van [eiser] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
5.3.
Uit de dagvaarding en hetgeen ter zitting is besproken is gebleken dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft. [gedaagde] is geen (mede)huurder op grond van de wet. Er is verder geen sprake van een huurovereenkomst tussen [gedaagde] en de woningbouwvereniging of een overeenkomst anderszins op grond waarvan [gedaagde] gerechtigd is in de woning te verblijven. Door [gedaagde] is ook niet weersproken dat hij zonder recht of titel in de woning verblijft.
5.4.
Dit betekent dat de hiervoor onder 5.2 geformuleerde vraag bevestigend moet worden beantwoord. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de termijn van ontruiming in redelijkheid te stellen op twee maanden.
5.5.
Afweging van de belangen van partijen maakt al het voorgaande niet anders. De kantonrechter ziet geen zwaarwegender belangen aan de zijde van [gedaagde] bij afwijzing van de vordering ten opzichte van de belangen van [eiser] bij toewijzing daarvan.
5.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 2] te verlaten en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en deze niet zonder toestemming van [eiser] te betreden,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025. (dg)