ECLI:NL:RBOVE:2025:3973

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
ak_25_540
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en verzekeringsgeneeskundig onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om haar geen WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres, werkzaam als verzorgende, meldde zich ziek op 6 december 2021 en heeft na het doorlopen van de wachttijd een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft in een besluit van 24 januari 2024 meegedeeld dat eiseres per 4 december 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij het UWV een verweerschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het UWV zijn standpunt heeft gebaseerd op voldoende medische rapporten en dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hebben gehandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat haar klachten niet adequaat zijn meegewogen. De rechtbank concludeert echter dat de rapporten van de verzekeringsartsen afdoende zijn gemotiveerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct is vastgesteld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,- en moet het UWV het griffierecht van € 53,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter M. Eikelenboom, in aanwezigheid van griffier A. van den Ham.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/540

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. F. Huisman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: [gemachtigde].
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Icare uit Beilen,
gemachtigde: mr. drs. A. Jurg.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV om aan haar geen WIA [1] -uitkering toe te kennen.
1.2
In het besluit van 24 januari 2024 heeft het UWV eiseres meegedeeld dat zij met ingang van 4 december 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Met het bestreden besluit van 18 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Ook is de dochter van eiseres, [naam 1], verschenen. De gemachtigde van derde-partij is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres werkte als verzorgende bij derde-partij voor gemiddeld 15,17 uur per week. Zij meldde zich ziek op 6 december 2021. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hiervoor in de inleiding is weergegeven.

Geen toestemming delen medische gegevens

3. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever, derde-partij. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb [2] beslist dat alleen de gemachtigde van derde-partij van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat derde-partij alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres. Ook de klachten van eiseres zal de rechtbank zoveel mogelijk in algemene bewoordingen in de uitspraak opnemen.

Standpunten van partijen

4.1
Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres per 4 december 2023 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%. Daarbij heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat eiseres met haar beperkingen nog steeds werk kan verrichten. Met dit werk zou zij 17,19% minder kunnen verdienen dan in haar maatgevende arbeid, in dit geval een verzorgende voor 15,17 uur per week.
4.2
Eiseres stelt – samengevat weergegeven – dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Zo is de consistentie en duur van de klachten van eiseres niet adequaat meegewogen. Dat geldt ook voor de bevindingen van 1 augustus 2024 van internist [naam 2], verbonden aan de Vermoeidheidkliniek. Verder is volgens eiseres nagelaten een deugdelijke onderbouwing te geven waarom de klachten niet tot medische beperkingen leiden. Eiseres stelt verder dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Eiseres is bekend met aanhoudende ernstige klachten. Ook is zij ernstig beperkt in haar energiehuishouding. Eiseres moet meer rust nemen dan gemiddeld. Zij moet in middag meerdere uren slapen. Verder wisselt de vermoeidheid en dat maakt het voor eiseres lastig in te schatten wat haar grenzen zijn. Haar grenzen worden dan ook veelal overschreden. De beperkingen zijn dermate ernstig dat goede revalidatie niet mogelijk bleek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zonder internist [naam 2] te raadplegen, geconcludeerd dat er een verbetering van de belastbaarheid van eiseres is te verwachten. Eiseres verwijst ter onderbouwing van haar betoog naar eerdergenoemde informatie van 1 augustus 2024 van internist [naam 2], verbonden aan de Vermoeidheidkliniek, informatie van de huisarts, gedateerd 7 februari 2025 en een rapport van 7 maart 2025 van verzekeringsarts Van der Eijk (Van der Eijk), verbonden aan Triage Consult. Eiseres stelt dat zij vanwege haar beperkingen de geduide functies niet kan verrichten. Zo is het nemen van rustmomenten niet of vrijwel niet mogelijk. Ook vinden de werkzaamheden doorgaans niet plaats in een afgesloten, rustige ruimte. Er is juiste sprake van veel prikkels en afleiding.
4.3
Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en het rapport van Van der Eijk dat zij heeft overgelegd, heeft het UWV een rapport van 31 maart 2025 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een rapport van 4 april 2025 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de medische informatie die eiser heeft overgelegd aanleiding gezien om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) te wijzigen op de onderdelen 6.2 en 6.3. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport geconcludeerd dat de beperkingen die zijn toegevoegd in de FML ertoe leiden dat nieuwe functies moeten worden geduid. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt in 20,72%. Ook daarmee heeft eiseres per 4 december 2023 geen recht op een WIA-uitkering.

Beoordeling door de rechtbank

5.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd om aan eiseres vanaf
4 december 2023 een WIA-uitkering toe te kennen. Daarvoor is van belang of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%. Zij doet dat aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
5.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
5.3
Het UWV heeft zijn standpunt gebaseerd op rapporten van 2 januari 2024 en 16 december 2024 en, in beroep, het rapport 31 maart 2025 van de verzekeringsarts respectievelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres en onder meer informatie van de bedrijfsarts en het verzekeringsgeneeskundig rapport dat in het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling is opgesteld, bestudeerd. Verder heeft eiseres het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft een anamnese afgenomen. Hij heeft daarbij acht geslagen op de klachten en belemmeringen die eiseres ervaart en op haar dagverhaal. Verder heeft de verzekeringsarts eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Hij was aanwezig bij de hoorzitting en heeft met eiseres gesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van onder meer de huisarts, de internist, de fysiotherapeut, de ergotherapeut en de bedrijfsarts, bij zijn beoordeling betrokken. In beroep is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op het rapport van Van der Eijk. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep relevante (medische) gegevens hebben gemist.
5.4
Het betoog van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen informatie bij de internist is opgevraagd, slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak [3] van de Centrale Raad van Beroep kan een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel varen als het gaat om het vaststellen van beperkingen. De verzekeringsarts moet de behandelend sector raadplegen als een behandeling in gang gezet zal worden of reeds plaatsvindt en die behandeling een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene, of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen. In bezwaar is recente informatie van de internist overgelegd die inzicht geeft in de klachten van eiseres. De rechtbank acht het aanvaardbaar dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zelf ook nog informatie in heeft gewonnen bij de internist.
5.5
Uit wat eiser heeft aangevoerd, volgt dus niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont. De rapporten zijn daarom zorgvuldig tot stand gekomen.
De verzekeringsgeneeskundige beoordeling
5.6
De belastbaarheid van eiseres op de datum in geding is naar het oordeel van de rechtbank op navolgbaar gemotiveerde wijze weergegeven in de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.7
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres bekend is met aandoeningen als gevolg waarvan zij beperkingen ondervindt. Zo acht de verzekeringsarts het plausibel dat zij op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren beperkingen ondervindt. Eiseres is aangewezen op werk dat in enige mate stressarm is en niet in een rumoerige omgeving plaatsvindt. In fysiek opzicht is eiseres beperkt ten aanzien van langdurige, zware belasting. Verder acht de verzekeringsarts eiseres beperkt voor werk in de nacht en is zij aangewezen op regelmatige werktijden. Ook is zij aangewezen op een urenbeperking van maximaal 8 uur per dag, 32 uur per week. Volgens de verzekeringsarts is verbetering van de belastbaarheid van eiseres nog te verwachten. De verzekeringsarts heeft in de FML beperkingen opgenomen voor de onderdelen ‘persoonlijk functioneren’, ‘sociaal functioneren’, ‘dynamische handelingen’, ‘statische houdingen’ en ‘werktijden’. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 december 2024 de bevindingen van de verzekeringsarts gevolgd. In de medische informatie in bezwaar, zo concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is een zekere vooruitgang in het functioneren na de afgeronde behandelingen beschreven. Daarna is eiseres niet meer behandeld. Er zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen gegevens die wijzen op een objectieve verslechtering van de medische toestand van eiseres tussen het laatste consult van de bedrijfsarts en de beoordeling door de verzekeringsarts.
5.8
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 31 maart 2025 geconcludeerd dat hij in het in beroep overgelegde rapport van Van der Eijk aanleiding ziet een verdergaande urenbeperking aan te nemen van 4 uur per dag, 20 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er in dit verband op dat ook de bedrijfsarts is uitgegaan van een urenbeperking van 20 uur per week. Ook in een latere Ziektewetbeoordeling heeft een verzekeringsarts van het UWV een urenbeperking van 20 uur per week aangenomen Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uit het beschreven beloop geen duidelijke verbetering vast te stellen in vergelijking met het laatste contact met de bedrijfsarts.
5.9
De rechtbank is van oordeel dat met de verzekeringsgeneeskundige rapporten (uiteindelijk) afdoende is gemotiveerd dat niet meer en verdergaande beperkingen nodig zijn, dan in de FML is vastgelegd. Met de klachten van eiseres is rekening gehouden door beperkingen aan te nemen op een wijze, waarvan de rechtbank niet is gebleken dat die onjuist is. Dat eiseres zwaardere beperkingen ervaart, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is namelijk niet alleen wat eiseres ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. Het is bovendien de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om uit de beschikbare medische informatie objectiveerbare beperkingen vast te stellen voor het verrichten van arbeid. Uit de medische informatie die in het dossier zit blijkt de rechtbank niet van aanwijzingen dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van de medische situatie van eiseres of een verkeerde inschatting hebben gemaakt van de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV heeft dezelfde beperkingen aangenomen als verzekeringsarts Van der Eijk. Dit alles betekent dat de rechtbank vindt dat het UWV mocht uitgaan van de juistheid van de medische rapporten en de daarbij behorende FML.
De arbeidskundige beoordeling
5.1
Uitgaande van de juistheid van de FML is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van productiemedewerker confectie, kleermaken (SBC-code 272042), medewerker postbezorging (intern) (SBC-code 315140) en productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043) te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gekeken of de beperkingen die in de FML zijn opgenomen voor eiseres een belemmering zijn om deze functies uit te oefenen. Dat is niet het geval. Specifiek heeft hij gekeken naar de aanwezigheid van auditieve prikkels en afleiding door activiteiten van anderen en dat in de geselecteerde functies geluidsbescherming mogelijk is. Ook gaat het om eenvoudige en/of routinematige taken In de aangevoerde beroepsgronden heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden om de geselecteerde functies in medisch opzicht ongeschikt te achten voor eiseres.

Conclusie en gevolgen

6. In beroep heeft het UWV de verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit aangepast. Het UWV heeft dus pas in beroep een deugdelijke motivering aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Het bestreden besluit is daarmee in strijd met artikel 7:12 van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding om dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. Ook wanneer dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan zou een besluit met diezelfde strekking zijn genomen. Ook dan zou het verlies aan verdienvermogen op minder dan 35% zijn vastgesteld.
7. Uitgaande van de verdiensten in de geselecteerde functies, afgezet tegen het maatmanloon van eiseres, is het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres terecht bepaald op minder dan 35%. Het UWV is dan ook terecht tot de conclusie gekomen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Het beroep is ongegrond.
8. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser in beroep. De proceskosten stelt de rechtbank vast op in totaal € 1.814 (één punt voor het indienen van een beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1) voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Van andere kosten is niet gebleken. Ook moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 53,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van in totaal
  • € 1.814,-;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hoger beroepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Algemene wet bestuursrecht
3.uitspraak van 11 december 2015 van de Centrale Raad van Beroep, ECLI:NL:CRVB:2015:4808 en van 29 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:246