ECLI:NL:RBOVE:2025:3974

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_4062_t
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 20 juni 2025 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de WIA-uitkering. Eiser ontving een loonaanvullingsuitkering op basis van de Wet WIA, waarbij hij was ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45% tot 55%. Het UWV heeft in een besluit van 18 september 2023 de uitkering omgezet in een vervolguitkering, maar eiser maakte bezwaar tegen dit besluit. De verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en advies uitgebracht, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet goed heeft gemotiveerd waarom de aanvullende beperkingen van eiser niet zijn overgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op acht weken na de verzenddatum van de uitspraak. Eiser heeft diverse medische rapportages overgelegd die zijn standpunt ondersteunen, maar het UWV blijft bij zijn eerdere besluit. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft onderbouwd waarom de door de psychiater gestelde beperkingen niet zijn overgenomen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/4062

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. W.M. Reijenga-Dooper,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: mr. C. Lubberts.

Inleiding

1.1.
Eiser ontving op grond van de Wet WIA [1] een loonaanvullingsuitkering, waarbij hij was ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45% tot 55%. In het besluit van 18 september 2023 heeft het UWV de loonaanvullingsuitkering van eiser vanaf 1 januari 2024 omgezet in een vervolguitkering. Eiser blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45% tot 55%.
1.2.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts van het UWV eiser onderzocht en op 21 maart 2024 een advies uitgebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV heeft op 8 april 2024 en op 17 oktober 2024 advies uitgebracht. Het UWV is in het besluit van 23 oktober 2024 (bestreden besluit) bij de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45% tot 55% gebleven.
1.3.
In het besluit van 22 november 2024 heeft het UWV eiser vanaf 1 mei 2024 volledig arbeidsongeschikt geacht.
1.4.
Omdat eiser het niet eens is met het besluit van 23 oktober 2024, heeft hij beroep ingesteld.
1.5.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Standpunten van partijen

2.1.
Het UWV stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser met zijn beperkingen nog steeds werk kan verrichten. Met dit werk zou hij vanaf 1 januari 2024 50,95% minder kunnen verdienen dan zijn maatman, in dit geval bedrijfsleider voor gemiddeld 39,40 uur per week. Dit betekent dat eiser moet worden ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. Het UWV verwijst voor dat standpunt naar de in 1.2 genoemde rapportages.
2.2.
Eiser heeft, samengevat weergegeven, de volgende beroepsgronden naar voren gebracht.
2.2.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest. Hij had, nadat hij onderzocht was door de verzekeringsarts, nog een medische rapportage van de verzekeringsarts Özyurt (Özyurt) van 21 juni 2024 en een verklaring van de behandelend psychiater Hazemeijer (Hazemeijer) van Dimence van 4 oktober 2024 in het geding gebracht. Daarin had de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten zien om hem opnieuw te onderzoeken en nadere informatie bij zijn behandelaars op te vragen.
2.2.2.
Verder heeft eiser aangevoerd dat uit het neuropsychologisch onderzoek (NPO) van 27 december 2023 en de rapportages van Özyurt van 15 januari 2024 en van 21 juni 2024 volgt dat er in de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen op de items 1.8.1 (aangewezen op werk waarbij hij niet of nauwelijks wordt afgeleid door activiteiten van anderen) en 1.8.3 (aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen). Die beperkingen werden ingegeven door een bipolaire stoornis en niet door een hersenschudding of whiplash.
2.2.3.
Ook heeft eiser in beroep een verklaring van psychiater Gijsman van 8 januari 2024, een verslag van het MDO van 16 mei 2024, een verklaring van de psychiater Vlijmen van 5 juli 2024, een verklaring van Hazemeijer van 11 november 2024, journaalregels van de huisarts en een expertiserapport van psychiater Nieuwdorp (Nieuwdorp) van 17 februari 2024 overgelegd. Daaruit blijkt volgens eiser dat hij in het najaar van 2023 al psychotisch/manisch ontregeld was, dat hij toen maximaal 4 uur per dag kon werken en dat er toen al beperkingen hadden moeten worden aangenomen op de items concentreren/vasthouden van de aandacht, inzicht in eigen kunnen, emotionele problemen van anderen hanteren en eigen gevoelens uiten. Bovendien blijkt uit het expertiserapport dat de beperkingen duurzaam zijn. Eiser stelt dat hij daarom recht heeft op een IVA-uitkering.
2.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV heeft in een rapportage van 24 maart 2025 op de aanvullende beroepsgronden en stukken gereageerd. De ingebrachte informatie geeft geen aanleiding om het standpunt van het UWV te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat het gegeven dat er eind 2023 eerste aanwijzingen waren voor decompensatie, niet wil zeggen dat het op 1 januari 2024 al zo ernstig was als ten tijde van het onderzoek van Nieuwdorp in januari 2025. De beperkingen die de psychiater thans van toepassing acht, zijn ingegeven door een verslechtering in de loop van 2024. Eind december 2023 is een NPO verricht. De beperkingen die daaruit blijken zijn weergegeven in de FML. In het expertiserapport staat niet dat de bevindingen van het NPO onjuist zijn geweest. Bekend is dat een bipolaire stoornis wisselende periodes kent, waaronder ook periodes van minder beperkingen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek
3.1.
Het UWV heeft zijn standpunt gebaseerd op rapporten van 21 maart 2024, 8 april 2024, 17 oktober 2024 en, in beroep, het rapport van 24 maart 2025 van de verzekeringsarts respectievelijk de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres en onder meer het verslag van het NPO van 27 december 2023 en de rapportage van Özyurt van 15 januari 2024 bestudeerd. Verder heeft eiser het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht. De verzekeringsarts heeft een anamnese afgenomen. Hij heeft daarbij acht geslagen op de klachten en belemmeringen die eiser ervaart. Verder heeft de verzekeringsarts eiseres psychisch onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was aanwezig bij de hoorzitting en heeft het daarnaast dossier van eiser bestudeerd, waaronder de door eiser overgelegde medische rapportage van Özyurt van 21 juni 2024 en de verklaring van Hazemeijer van 4 oktober 2024. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door eiser in bezwaar overgelegde medische informatie bij de beoordeling betrokken. In beroep is de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingegaan op het expertiserapport van Nieuwdorp van 17 februari 2024. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep relevante (medische) gegevens hebben gemist.
3.2.
Het betoog van eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem opnieuw had moeten oproepen voor een onderzoek nadat hij in bezwaar de rapportage van Özyurt van 21 juni 2024 en de verklaring van Hazemeijer van 4 oktober 2024 had overgelegd, slaagt niet. De verzekeringsarts had eiser immers al onderzocht en de verzekeringsarts bezwaar en beroep had met eiser gesproken tijdens de hoorzitting. Bovendien was de medische situatie ten tijde van het insturen van de bedoelde gegevens gewijzigd ten opzichte van de te beoordelen datum, zodat de meerwaarde van een psychisch onderzoek op dat moment gering moet worden geacht. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hoefden in de in bezwaar overgelegde medische informatie ook geen aanleiding te zien om nadere medische stukken op te vragen. Er was immers al veel informatie van de behandelend sector in het dossier aanwezig en in de op dat moment overgelegde informatie zijn geen aanwijzingen te vinden dat de situatie op de te beoordelen datum 1 januari 2024 anders was dan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep had ingeschat. In de brief van Hazemeijer van 4 oktober 2024 staat wel dat eiser in de zomer, wellicht al eerder, manisch psychotisch raakte “met nauwelijks slaapbehoefte, ongeremd kopen, zeer veel energie en prikkelbaar gestemd”, maar hieruit kan niet worden opgemaakt dat dit al op 1 januari 2024 speelde. De rapportage van Özyurt van 21 juni 2024 is alleen een nadere toelichting op zijn eerdere standpunt en bevat geen informatie die aanleiding had moeten zijn om nadere stukken op te vragen bij de behandelend sector.
3.3.
Uit wat eiser heeft aangevoerd, volgt dus niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont. De rapporten zijn daarom zorgvuldig tot stand gekomen.
De verzekeringsgeneeskundige beoordeling
3.4.
De beroepsgrond dat uit het NPO en de rapportages van Özyurt volgt dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen op de items 1.8.1 en 1.8.3 slaagt niet. Özyurt schrijft wel dat de beperkingen die zijn vastgesteld in het NPO vertaald zouden kunnen worden naar beperkingen op deze items, maar heeft niet gemotiveerd waarom dat volgens hem volgt uit het NPO. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft in de rapportage van 8 april 2024 dat uit het NPO blijkt dat er weliswaar beperkingen zijn, maar de prestaties zijn laag tot gemiddeld. Een verhoogde afleidbaarheid wordt niet vastgesteld. De rechtbank ziet in de rapportages van Özyurt geen reden voor het oordeel dat het UWV in de FML beperkingen op de items 1.8.1 en 1.8.3 had moeten aannemen.
3.5.
De beroepsgrond dat uit het expertiserapport van Nieuwdorp en de daarin genoemde medische informatie volgt dat eiser in het najaar van 2023 al psychotisch / manisch ontregeld was en dat de in dat rapport genoemde aanvullende beperkingen hadden moeten worden aangenomen, slaagt wel. Daarvoor is het volgende van belang.
3.5.1.
Nieuwdorp heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd en eiser onderzocht. Nieuwdorp schrijft onder meer dat ten aanzien van de objectiveerbaarheid van de klachten kan worden gesteld dat het verhaal van eiser plausibel overkomt, geen duidelijke inconsistenties bevat, ook niet ten opzichte van de beschikbare medische gegevens, en congruent is met het psychiatrisch onderzoek. Alles overziend worden er bij het onderzoek voldoende aanwijzingen gezien om de eerder bij Dimence vastgestelde Bipolaire I stoornis over te nemen. Op basis van het verhaal van eiser worden voldoende aanwijzingen gezien voor een reeds opbouwende manisch-psychotische ontregeling sinds medio/najaar 2023. Ook bij de GGZ-instelling waar onderzochte in behandeling is wordt daar vanuit gegaan. De informatie, ontvangen van de huisarts, laat een duidelijke verergering van klachten zien vanaf november 2023, waarbij er voor die tijd al vermoedens waren van problemen gerelateerd aan NAH, welke later werden geduid als mogelijk toch meer passend bij een ander psychiatrisch toestandsbeeld. Er wordt gesproken over mogelijk manische ontregeling, verminderde slaapbehoefte, paranoïde denktrant en overlast en de
behandelaar vanuit InteraktContour heeft de behandeling voortijdig afgebroken vanwege een onveilig gevoel. Hiermee zijn er evidente aanwijzingen dat er al sprake was van beginnende manisch-psychotische ontregeling en het steeds meer losraken van de realiteit. Er wordt geconcludeerd dat ten tijde van de datum in geding, zijnde 1 januari 2024, reeds sprake was van een (beginnende) manische episode.
3.5.2.
Over de beperkingen op de datum in geding heeft Nieuwdorp geschreven dat de volgende beperkingen kunnen worden gesteld op basis van de beschikbare gegevens en wat zij passend acht bij een manische ontregeling. Volgens haar moeten de volgende aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen:
“- Concentreren van de aandacht: concentratieproblemen, zij het niet per se voortdurend, worden plausibel geacht. Binnen de ontregeling speelt de eigen gedachtegang een aanzienlijke rol en het is zeer aannemelijk dat onderzochte op momenten hierdoor in beslag werd genomen en zich dan niet meer kan concentreren.
- Inzicht in eigen kunnen: door de manische ontregeling overschatte onderzochte zichzelf en vond dat iedereen naar hem moest luisteren. Hij kon zijn eigen handelen niet realistisch inschatten en kwam daardoor in diverse sociaal-maatschappelijke problemen terecht.
- Emotionele problemen van anderen hanteren: ingeschat wordt dat onderzochte in deze tijd reeds dermate in beslag werd genomen door de eigen problematiek dat er simpelweg geen oog was voor de problemen van anderen. Onderzochte kon zijn eigen emoties niet goed reguleren en daarmee ook overdreven of ongepast reageren op een ander. Risico daarvan is dat in de omgang met problemen van de ander schadelijk voor de ander gereageerd kan worden.
- Eigen gevoelens uiten: de controle op emotionele uitingen is in deze periode zeer wisselend geweest met momenten van excessieve uitingen van emoties zonder oog te hebben voor de effecten daarvan op de ander. Voorbeelden hiervan zijn o.a. geweest: schreeuwen in de buurt zich dreigend hebben gedragen jegens anderen, prikkelbaarheid.
- Urenbeperking: om ondanks de overschatting van het zelf toch een poging te wagen enige rust in te bouwen is een urenbeperking passend. Het aantal uren is vanuit het oogpunt van een psychiater lastig in te schatten; een grove inschatting is dat een halve werkdag onderzochte reeds voldoende energie zou kosten. Ten tijde van specifiek de datum in geding is de vraag of onderzochte überhaupt in staat zou zijn geweest om te kunnen werken gezien de bovengenoemde problemen; tijdens stabiele fasen is rust en regelmaat belangrijk, en tijdens een depressieve fase is er een gebrek aan energie wat passend is bij de stoornis.”
3.5.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in reactie op het expertiserapport van Nieuwdorp het volgende geschreven: “De psychiater stelt dat met terugwerkende kracht er eind 2023 de eerste aanwijzingen waren voor decompensatie. Dat wil echter niet zeggen dat er op 01-01-2024 al zo ernstig was als ten tijde van het onderzoek in januari 2025 en de beperkingen teruggelegd kunnen worden. Er is eind december 2023 een NPO verricht, hetgeen reden is geweest voor verdergaande beperkingen, echter de beperkingen die de psychiater thans van toepassing acht is ingegeven door een verslechtering in de loop van 2024. De beperkingen volgens uit dit NPO zijn toen in de functionele mogelijkhedenlijst weergegeven, rekening houdend met de referentiewaarden. Ik lees niet in de expertise dat de bevindingen van het NPO onjuist zijn geweest. Kennis van de ontwikkelingen na 01-01-2024 kunnen en mogen in deze procedure niet meegenomen worden. Cliënt wordt overigens vanwege de genoemde verslechtering in 2024 per 01-05-2024 volledig arbeidsongeschikt beschouwd. Dit maakt echter niet dat de medische toestand op 06-01-2025 zonder meer terug te leggen is naar 01-01-2024. Bekend is dat een bipolaire stoornis wisselende periodes kent, waaronder ook periodes van minder beperkingen. Hoe klachten zich gaan ontwikkelingen in meer of mindere mate is niet bij voorbaat al vast te stellen, doch kan alleen maar middels tijdsverloop inzichtelijk worden. Ik ga dan ook uit van de juistheid van de bevindingen bij een NPO eind 2023 en heb die meegenomen in de heroverweging.”
3.5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet goed heeft gemotiveerd waarom de door Nieuwdorp overtuigend onderbouwde aanvullende beperkingen niet moeten worden overgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep houdt vast aan de beperkingen die naar voren zijn gekomen uit het NPO, maar het NPO is, behoudens het vasthouden van de aandacht, niet (kenbaar) gericht geweest op de door Nieuwdorp aangenomen beperkingen. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet voor wat betreft de stelling dat Nieuwdorp de beperkingen die zijn ingegeven door de verslechtering in de loop van 2024 zonder meer van toepassing acht op de situatie op 1 januari 2024. Nieuwdorp heeft juist een onderscheid gemaakt tussen de beperkingen in de zomer van 2024 en de beperkingen op 1 januari 2024. Nieuwdorp heeft er terecht op gewezen dat ook Dimence er vanuit gaat dat de manisch-psychotische ontregeling al is begonnen in 2023. Dit volgt uit de brief van 11 november 2024 van Hazemeijer. Ook de stelling van Nieuwdorp dat informatie van de huisarts een duidelijke verergering van klachten laat zien vanaf november 2023, vindt steun in de journaalregels van de huisarts van 20 november 2023 en 21 december 2023.
Conclusie en gevolgen
4. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML de door Nieuwdorp gestelde beperkingen opnemen. Vervolgens dient een nieuwe arbeidskundige beoordeling plaats te vinden, waarbij zo nodig in overleg met de verzekeringsarts moet worden bezien of de geselecteerde voorbeeldfuncties passend zijn voor eiser. Indien het UWV zich op het nadere standpunt stelt dat eiser al op 1 januari 2024 80-100% arbeidsongeschikt was, moet ook een beoordeling van de duurzaamheid van die arbeidsongeschiktheid plaatsvinden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal bij de beoordeling daarvan aandacht moeten besteden aan wat Nieuwdorp daarover in het expertiserapport heeft beschreven. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op acht weken na verzenddatum van deze uitspraak.
6. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt het UWV op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eikelenboom, rechter, in aanwezigheid van
A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen