3.5.De beroepsgrond dat uit het expertiserapport van Nieuwdorp en de daarin genoemde medische informatie volgt dat eiser in het najaar van 2023 al psychotisch / manisch ontregeld was en dat de in dat rapport genoemde aanvullende beperkingen hadden moeten worden aangenomen, slaagt wel. Daarvoor is het volgende van belang.
3.5.1.Nieuwdorp heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd en eiser onderzocht. Nieuwdorp schrijft onder meer dat ten aanzien van de objectiveerbaarheid van de klachten kan worden gesteld dat het verhaal van eiser plausibel overkomt, geen duidelijke inconsistenties bevat, ook niet ten opzichte van de beschikbare medische gegevens, en congruent is met het psychiatrisch onderzoek. Alles overziend worden er bij het onderzoek voldoende aanwijzingen gezien om de eerder bij Dimence vastgestelde Bipolaire I stoornis over te nemen. Op basis van het verhaal van eiser worden voldoende aanwijzingen gezien voor een reeds opbouwende manisch-psychotische ontregeling sinds medio/najaar 2023. Ook bij de GGZ-instelling waar onderzochte in behandeling is wordt daar vanuit gegaan. De informatie, ontvangen van de huisarts, laat een duidelijke verergering van klachten zien vanaf november 2023, waarbij er voor die tijd al vermoedens waren van problemen gerelateerd aan NAH, welke later werden geduid als mogelijk toch meer passend bij een ander psychiatrisch toestandsbeeld. Er wordt gesproken over mogelijk manische ontregeling, verminderde slaapbehoefte, paranoïde denktrant en overlast en de
behandelaar vanuit InteraktContour heeft de behandeling voortijdig afgebroken vanwege een onveilig gevoel. Hiermee zijn er evidente aanwijzingen dat er al sprake was van beginnende manisch-psychotische ontregeling en het steeds meer losraken van de realiteit. Er wordt geconcludeerd dat ten tijde van de datum in geding, zijnde 1 januari 2024, reeds sprake was van een (beginnende) manische episode.
3.5.2.Over de beperkingen op de datum in geding heeft Nieuwdorp geschreven dat de volgende beperkingen kunnen worden gesteld op basis van de beschikbare gegevens en wat zij passend acht bij een manische ontregeling. Volgens haar moeten de volgende aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen:
“- Concentreren van de aandacht: concentratieproblemen, zij het niet per se voortdurend, worden plausibel geacht. Binnen de ontregeling speelt de eigen gedachtegang een aanzienlijke rol en het is zeer aannemelijk dat onderzochte op momenten hierdoor in beslag werd genomen en zich dan niet meer kan concentreren.
- Inzicht in eigen kunnen: door de manische ontregeling overschatte onderzochte zichzelf en vond dat iedereen naar hem moest luisteren. Hij kon zijn eigen handelen niet realistisch inschatten en kwam daardoor in diverse sociaal-maatschappelijke problemen terecht.
- Emotionele problemen van anderen hanteren: ingeschat wordt dat onderzochte in deze tijd reeds dermate in beslag werd genomen door de eigen problematiek dat er simpelweg geen oog was voor de problemen van anderen. Onderzochte kon zijn eigen emoties niet goed reguleren en daarmee ook overdreven of ongepast reageren op een ander. Risico daarvan is dat in de omgang met problemen van de ander schadelijk voor de ander gereageerd kan worden.
- Eigen gevoelens uiten: de controle op emotionele uitingen is in deze periode zeer wisselend geweest met momenten van excessieve uitingen van emoties zonder oog te hebben voor de effecten daarvan op de ander. Voorbeelden hiervan zijn o.a. geweest: schreeuwen in de buurt zich dreigend hebben gedragen jegens anderen, prikkelbaarheid.
- Urenbeperking: om ondanks de overschatting van het zelf toch een poging te wagen enige rust in te bouwen is een urenbeperking passend. Het aantal uren is vanuit het oogpunt van een psychiater lastig in te schatten; een grove inschatting is dat een halve werkdag onderzochte reeds voldoende energie zou kosten. Ten tijde van specifiek de datum in geding is de vraag of onderzochte überhaupt in staat zou zijn geweest om te kunnen werken gezien de bovengenoemde problemen; tijdens stabiele fasen is rust en regelmaat belangrijk, en tijdens een depressieve fase is er een gebrek aan energie wat passend is bij de stoornis.”
3.5.3.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in reactie op het expertiserapport van Nieuwdorp het volgende geschreven: “De psychiater stelt dat met terugwerkende kracht er eind 2023 de eerste aanwijzingen waren voor decompensatie. Dat wil echter niet zeggen dat er op 01-01-2024 al zo ernstig was als ten tijde van het onderzoek in januari 2025 en de beperkingen teruggelegd kunnen worden. Er is eind december 2023 een NPO verricht, hetgeen reden is geweest voor verdergaande beperkingen, echter de beperkingen die de psychiater thans van toepassing acht is ingegeven door een verslechtering in de loop van 2024. De beperkingen volgens uit dit NPO zijn toen in de functionele mogelijkhedenlijst weergegeven, rekening houdend met de referentiewaarden. Ik lees niet in de expertise dat de bevindingen van het NPO onjuist zijn geweest. Kennis van de ontwikkelingen na 01-01-2024 kunnen en mogen in deze procedure niet meegenomen worden. Cliënt wordt overigens vanwege de genoemde verslechtering in 2024 per 01-05-2024 volledig arbeidsongeschikt beschouwd. Dit maakt echter niet dat de medische toestand op 06-01-2025 zonder meer terug te leggen is naar 01-01-2024. Bekend is dat een bipolaire stoornis wisselende periodes kent, waaronder ook periodes van minder beperkingen. Hoe klachten zich gaan ontwikkelingen in meer of mindere mate is niet bij voorbaat al vast te stellen, doch kan alleen maar middels tijdsverloop inzichtelijk worden. Ik ga dan ook uit van de juistheid van de bevindingen bij een NPO eind 2023 en heb die meegenomen in de heroverweging.”
3.5.4.De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet goed heeft gemotiveerd waarom de door Nieuwdorp overtuigend onderbouwde aanvullende beperkingen niet moeten worden overgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep houdt vast aan de beperkingen die naar voren zijn gekomen uit het NPO, maar het NPO is, behoudens het vasthouden van de aandacht, niet (kenbaar) gericht geweest op de door Nieuwdorp aangenomen beperkingen. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet voor wat betreft de stelling dat Nieuwdorp de beperkingen die zijn ingegeven door de verslechtering in de loop van 2024 zonder meer van toepassing acht op de situatie op 1 januari 2024. Nieuwdorp heeft juist een onderscheid gemaakt tussen de beperkingen in de zomer van 2024 en de beperkingen op 1 januari 2024. Nieuwdorp heeft er terecht op gewezen dat ook Dimence er vanuit gaat dat de manisch-psychotische ontregeling al is begonnen in 2023. Dit volgt uit de brief van 11 november 2024 van Hazemeijer. Ook de stelling van Nieuwdorp dat informatie van de huisarts een duidelijke verergering van klachten laat zien vanaf november 2023, vindt steun in de journaalregels van de huisarts van 20 november 2023 en 21 december 2023.
4. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML de door Nieuwdorp gestelde beperkingen opnemen. Vervolgens dient een nieuwe arbeidskundige beoordeling plaats te vinden, waarbij zo nodig in overleg met de verzekeringsarts moet worden bezien of de geselecteerde voorbeeldfuncties passend zijn voor eiser. Indien het UWV zich op het nadere standpunt stelt dat eiser al op 1 januari 2024 80-100% arbeidsongeschikt was, moet ook een beoordeling van de duurzaamheid van die arbeidsongeschiktheid plaatsvinden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zal bij de beoordeling daarvan aandacht moeten besteden aan wat Nieuwdorp daarover in het expertiserapport heeft beschreven. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op acht weken na verzenddatum van deze uitspraak.
6. Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat de rechtbank over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.