3.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op tijdstippen in de periode van 11 april 2020 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid oxycodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon en
- een hoeveelheid codeïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne,
zijnde MDMA en oxycodon en codeïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. hij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 106 pillen oxyodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op tijdstippen de periode van 19 december 2020 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj, en
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam en
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. hij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 477 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5. hij op tijdstippen in de periode van 11 april 2020 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen telkens opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, (telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon,
telkens heeft ingevoerd en in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
6. hij op tijdstippen in de periode van 6 maart 2024 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen,
zonder registratie, een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, opzettelijk in voorraad heeft gehad en afgeleverd en verhandeld en verkocht;
7. hij op tijdstippen in de periode van 11 april 2020 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, telkens opzettelijk,
telkens een of meer geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne,
telkens in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft verkocht en afgeleverd en ter hand gesteld en heeft ingevoerd;
8. hij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (type power 200, goednummer 3205173) zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.