ECLI:NL:RBOVE:2025:4119

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
08.099064.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en wapenbezit

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 2003 in Brazilië, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs en het bezit van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met betrekking tot oxycodon, codeïne, hasjiesj en alprazolam. De feiten vonden plaats in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024. De verdachte werd op 1 mei 2024 aangehouden in een woning waar drugs en een stroomstootwapen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, mede op basis van verklaringen van medeverdachten en chatgesprekken. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uren opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en verplichte ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.099064.24 (P)
Datum vonnis: 24 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] (Brazilië),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 mei 2025, 20 mei 2025 en van 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en haar raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in [plaats] :
feit 1:in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen in oxycodon, codeïne en 4-MMC heeft gehandeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen 106 pillen oxycodon aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen in hasjiesj en alprazolam heeft gehandeld of aanwezig heeft gehad;
feit 4:op 1 mei 2024 als dan niet samen met anderen 477 gram hasj aanwezig heeft gehad;
feit 5:in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen zonder vergunning in alprazolam, codeïne en oxycodon heeft gehandeld dan wel daarin een groothandel heeft gedreven;
feit 6:in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt te weten alprazolam en codeïne in voorraad heeft gehad of daarin heeft gehandeld;
feit 7:op 1 mei 2024 een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en
met 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid oxycodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende oxycodon en/of
- een hoeveelheid codeïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende codeïne, en/of
- een hoeveelheid mefedron (4-MMC), in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende mefedron,
zijnde oxycodon en/of codeïne en/of mefedron (4-MMC) (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
opzettelijk
tezamen en in vereniging, althans alleen,
aanwezig heeft gehad
106 pillen oxyodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
oxycodon, zijnde oxycodon
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en
met 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj, en/of
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende alprazolam, zijnde alprazolam,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
zij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
477 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en
met 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax en/of ksalol
en/of trankimazin) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Codeïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Oxycodon
(telkens) heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop
heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen
of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht,
dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
6
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 oktober 2022 tot en
met 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te
weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax en/of ksalol
en/of trankimazin) en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Codeïne en/of
(telkens) in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of heeft ingevoerd en/of
uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft
gebracht;
7
zij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te
weten een stroomstootwapen (type power 200, goednummer 3205173)
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat ten aanzien van de feiten 1, 3, 5 en 6. Hierbij ligt de pleegperiode in de periode van 28 oktober 2022tot en met 1 mei 2024. Ook de feiten 2, 4 en 7 kunnen op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 3, 5 en 6 primair op het standpunt gesteld dat verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de pleegperiode korter is dan ten laste is gelegd. De feiten 2, 4 en 7 kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
- Inleiding
Op 9 november 2023 wordt [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gehoord door de politie. Naar aanleiding van zijn verklaring en de eerste onderzoeksbevindingen is op 9 februari 2024 het onderzoek Angora gestart. [1] [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] (hierna: verdachte of [verdachte] ), [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ), [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) en [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) zijn verdachten in dit onderzoek.
- 1 mei 2024
Op 1 mei 2024 wordt [verdachte] samen met [medeverdachte 5] aangehouden in een woning aan de [adres] in [plaats] . In de woning worden onder andere hasj, oxycodon en trankimazin aangetroffen. Ook wordt er een stroomstootwapen aangetroffen en in beslag genomen. De telefoons van [medeverdachte 5] en [verdachte] worden inbeslaggenomen en onderzocht.
De overwegingen van de rechtbank
Feiten 1, 3, 5 en 6
- Medeplegen
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte van de feiten 1, 3, 5 en 6 moet worden vrijgesproken omdat er sprake is van medeplichtigheid en niet van medeplegen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [verdachte] voor hem drugs en medicatie is gaan verkopen. In eerste instantie hielp zij [medeverdachte 5] door geld voor hem te storten en af ten toe voor hem te “lopen”. Later heeft zij zelfstandig contact met klanten waarbij zij afspraken maakt over de leveringen van onder andere oxycodon en xanax. Zij overlegt dan met [medeverdachte 5] of hij nog medicijnen heeft, waar dit ligt en voor welke prijs zij dit kan verkopen. Wanneer [medeverdachte 5] ( [alias] ) zijn contacten kwijt is, deelt [verdachte] zijn nieuwe nummer in haar netwerk.
Op grond van het voorgaande en op grond van de opgenomen bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in drugs en medicijnen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
- Pleegperiode
Door de officier van justitie en door de raadsman is betoogd dat de pleegperiode een kortere periode betreft dan is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De tenlastelegging is de grondslag van het onderzoek. Dit betekent dat de rechtbank bij de bewezenverklaring de ten laste gelegde pleegperiode moet beoordelen. De pleegperiode die de officier van justitie bewezen acht valt daarbinnen. Anders dan in strafzaken waar een ontnemingsvordering aan de orde is, is er in het kader van de bewezenverklaring geen noodzaak uit te gaan van een andere periode dan ten laste gelegd. Bij dede strafoplegging is de feitelijke periode, die dan dus afwijkt van de bewezenverklaarde periode, wel een omstandigheid die meeweegt
- Vrijspraak 4-MMC
Aan verdachte is onder feit 1 de handel in onder andere 4-MMC ten laste gelegd. In tegenstelling tot de andere ten laste gelegde middelen ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte ook betrokken is geweest bij de handel in of het aanwezig hebben van 4-MMC. De rechtbank zal verdachte daarom voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
- Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1, 3, 5 en 6 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de handel in 4-MMC (feit 1).
Feiten 2, 4 en 7
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2, 4 en 7 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
zij op tijdstippen in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid oxycodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon en
- een hoeveelheid codeïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne,
zijnde oxycodon en codeïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
opzettelijk
tezamen en in vereniging,
aanwezig heeft gehad
106 pillen oxyodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
zij op tijdstippen in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj en
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam,
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
zij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 477 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
zij op tijdstippen in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
telkens opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, telkens geneesmiddelen niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax en/of ksalol en/of trankimazin) en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Codeïne en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Oxycodon telkens heeft ingevoerd en in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
6
zij op tijdstippen in de periode van 28 oktober 2022 tot en met 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen, telkens opzettelijk,
telkens een of meer geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam (xanax en/of ksalol en/of trankimazin) en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne,
telkens in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft verkocht en afgeleverd en ter hand gesteld en heeft ingevoerd;
7
zij op 1 mei 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen (type power 200, goednummer 3205173)
zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet (Ow), de artikelen 18 en 40 van de Geneesmiddelenwet (Gnw), artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (WED) en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie (WWM). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 6
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7
het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd voor de duur van 240 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze voorwaardelijke straf zouden als voorwaarden een meldplicht en een verplichte ambulante behandeling gekoppeld moeten worden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de eendaadse samenloop tussen de feiten 5 en 6. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de (minimale) rol van verdachte, haar proceshouding, haar leeftijd en met het gegeven dat zij een blanco strafblad heeft. Aan verdachte zou een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 28 uren moeten worden opgelegd, met aftrek van de tijd die zij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarnaast een voorwaardelijke taakstraf waaraan kunnen worden gekoppeld de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Zij had een rol in de handel op grote schaal in drugs en medicijnen. Zowel de handel in drugs als de handel in medicijnen vormen in het algemeen een bedreiging voor de volksgezondheid en in het bijzonder voor de afnemers. De middelen zijn zeer verslavend en een overmatig gebruik ervan kan tot zeer ernstige gezondheidsrisico’s leiden. Daarnaast gaat de handel in drugs en medicijnen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit zoals diefstal en geweld. Dit veroorzaakt schade en overlast in de samenleving.
Ook heeft verdachte een stroomstootwapen voorhanden gehad. Het gevaar hiervan is dat het wapen ook daadwerkelijk wordt gebruikt met alle gevolgen van dien. Het ongecontroleerd wapenbezit vormt daarmee ernstige risico’s voor de maatschappelijke veiligheid en de veiligheid van personen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 17 december 2024. Uit dit rapport volgt dat er signalen zijn dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. Eerdere behandelingen zijn niet van de grond gekomen doordat er bij verdachte een gebrek was aan motivatie. De risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als laag. Het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen zodat gemonitord kan worden of verdachte zich laat behandelen en de door haar ingezette positieve ontwikkelingen kan vasthouden.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank heeft rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten en met wat in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van verdachte, die door de rechtbank als kleiner wordt gezien dan die van haar medeverdachten. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte en met de van toepassing zijnde samenloopbepalingen.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte, als stok achter de deur, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden met hieraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een verplichte ambulante behandeling. De proeftijd zal worden gesteld op 3 jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 5, het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 6, het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7, het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Angora/ON1R024004 van 27 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1, 3, 5 en 6
1. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1490 en 1491):
Op woensdag 1 mei 2024 werd door mij voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in PAND A, [adres] .
Voorafgaand aan de doorzoeking heeft het arrestatieteam twee verdachten aangehouden op de slaapkamer/woonruimte op de tweede verdieping waar de volgende verdachten werden aangehouden:
[medeverdachte 5] , geboren [geboortedatum 2] 1999.
[verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 2003.
SLAAPKAMER:
Op de slaapkamer waar beide verdachten werden aangehouden lag op de vloer een zwarte rugzak met als inhoud:
404 gram bruto gewicht hasj a 4 blokken. 101 gram bruto per blok hasj
4 lege flacons Trankimazin 2 mg, opschrift 30 stuks per flacon
Op de slaapkamer stond een kledingrek, achter de kledingrek lag een krat met deksel.
In het krat lag het volgende:
- Bruto gewicht 73 gram hasj
- 106 pillen Oxycodon
- Vol flacon ongeopend Trankimazin 2 mg, opschrift a 50 pillen
- Vol flacon ongeopend Trankimazin 2 mg, opschrift a 30 pillen
- Aangebroken flacon Trankimazin 2 mg, telling 49 pillen
- Leeg flacon Trankimazin 2 mg, opschrift a 50 pillen
- Leeg flacon Oxycodon
In de gezamenlijke woonkamer werd het volgende inbeslaggenomen:
- Stroomstootwapen
2. Het verslag binnentreden woning opgemaakt door [verbalisant 1] van 5 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 1488):
Ik ben op woensdag 1 mei 2024 binnengetreden in de woning [adres] .
In de woning werd inbeslaggenomen:
  • 106 stuks Oxycodon 3205089
  • 404 gram hashish 3205157
  • 73 gram hashish 3205164
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 7 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1920, 1922, 1924-1925 en 1930):
V:In jouw telefoon staat heel veel app verkeer tussen [medeverdachte 5] en jou over drugshandel en storten van geld. Waar gaat dat allemaal over?
A: Wat u zegt, over de drugshandel en het storten van geld.
V: Wij hebben gesprekken tussen jou en [medeverdachte 5] en tussen [naam 1] en jou. Hierin wordt gesproken over de handel in Xanax. Wat kan je daarover verklaren?
A: Ja dat is medicatie. En wat ik ook al zei: " [medeverdachte 5] verkoopt medicatie"
V: Hoe vaak heb jij geld voor [medeverdachte 5] afgestort?
A: Enkele keren wel
V: Sinds wanneer doe je dat? Uit de telefoon bleek 2022?
A: Als dat er staat, dan zou het wel zo zijn ja. Ik kende [medeverdachte 5] toen al wel.
Ik heb weleens voor hem gelopen.
V: Maar je zegt: "lopen", bedoel je dan dat je iets voor hem hebt afgeleverd en het geld in ontvangst hebt genomen?
A: Ja maar alleen bij mensen die ik ken.
V: Wat heb jij verder te maken met handel in drugs en of medicijnen?
A: Ik heb inderdaad geld gestort of geteld en voor hem gelopen. Het geld lag bij mij in huis.
V: Lag er ook drugs bij jou in huis?A: Ja hasj en medicatie, maar dat is van [medeverdachte 5] .
V: In de woning [adres] te [plaats] zijn onder andere 4 blokken hash gevonden. Van wie zijn die?
A: Van [medeverdachte 5]
V: In de hoek van jullie kamer, onder een kledingrek stond een wit plastic krat met wat spullen erop en er in. Van wie zijn die spullen?
A: Ook van [medeverdachte 5] , dat hele krat is van [medeverdachte 5] .
V: We vonden in je kamer meerdere verboden wapens: een busje pepperspray, een taser Power 200 en een spray pen; irritant 02. Van wie is dat?
A: Van [medeverdachte 5]
V: Wat is het nummer, merk en type van jouw mobiele telefoons?
A: Dit is een lphone 12 pro en het telefoonnummer is [telefoonnummer 1] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 3] van 21 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 609, 610, 616, 625, 632, 634-636, 640, 643, 646, 652-654 en 656):
Door mij, verbalisant is tussen maandag 8 april 2024 en zondag 21 april onderzoek gedaan naar de data welke is veiliggesteld van de navolgende digitale gegevensdrager (telefoon):
Merk Apple
Type iPhone 12 pro
Bovenstaande Apple iPhone werd ten behoeve van onderzoek Aisne26,
zijnde een overval woning op woensdag 31 januari 2024 in beslag genomen onder [verdachte] .
Ik zag in de veiliggestelde data dat het laatst gebruikte telefoonnummer in de iPhone betrof: + [telefoonnummer 2] .
Ik zag in de veiliggestelde data een WhatsApp chatgesprek tussen twee deelnemers, zijnde de gebruiker van de telefoon, voorzien van de naam: " [verdachte] " met telefoonnummer: [telefoonnummer 2] en contactpersoon " [medeverdachte 5] " met telefoonnummer: [telefoonnummer 3] . Uit het onderzoek is gebleken dat contactpersoon " [medeverdachte 5] " [medeverdachte 5] betreft.
Uit het chatgesprek is op te maken dat:
  • Er vanaf de start van de chat veelvuldig door beide deelnemers werd gesproken over het gebruik en handelen in verschillende soorten drugs en medicijnen, waaronder: Alprazolam, Codeïne, Xanax, Trankimazin en Oxicodon.
  • Er door [medeverdachte 5] vaak werd gesproken over de verkoop van drugs en medicatie aan "clannies", wat straattaal betreft voor "klanten".
  • [verdachte] vanaf het begin af aan op de hoogte leek te zijn van de drugs/medicatiehandel van [medeverdachte 5] .
  • [verdachte] een actieve rol leek te hebben voor wat betreft het bewaren van drugs/medicijnen, het vervoeren van drugs/medicijnen naar [medeverdachte 5] en het tellen en storten van geld.
  • Door [verdachte] vanaf 2022 meermaals geld werd gestort. Op basis van de chatgesprekken is het aannemelijk dat dit de opbrengst is van de drugs/medicatie handel van [medeverdachte 5] .
Datum: 28-10-2022
  • [verdachte] stort op verzoek van [medeverdachte 5] 1000,- euro middels biljetten van 50 en 20 euro.
  • [medeverdachte 5] heeft de 1000,- euro alweer uitgegeven aan Xanax, maar moet ook nog Lean bestellen.
  • [verdachte] stuurt: "k ga nu je geld tellen", "1860".
Datum: 5-11-2022
[medeverdachte 5] is naar Amsterdam "En kan zo pot xannies ophalen".
Datum: 8-11-2022
[verdachte] heeft 460 gestort, [medeverdachte 5] stuurt op haar verzoek een Tikkie van 500.
[medeverdachte 5] wil eerst meer geld om later zonder stress te leven.
Datum: 23-11-2022
[verdachte] heeft geld gestort, [medeverdachte 5] stuurt haar Tikkies.
Datum: 8-12-2022
  • [verdachte] heeft nog 1340 euro thuisliggen, [medeverdachte 5] heeft nog 400 thuis.
  • [medeverdachte 5] kan halve key (straattaal voor kilo) draaien en heeft dus goede winst gedraaid.
  • [medeverdachte 5] stuurt: "Deze week ook hopelijk die Spaanse binnen", "betekend veel geld".
Datum: 28-3-2023
  • [medeverdachte 5] stort geld op rekening [verdachte] .
  • [medeverdachte 5] gaat nieuwe bestelling doen op lean en 15 potten Xanax.
  • [medeverdachte 5] gaat misschien nog "die key" erbij halen en misschien volgend maand 10k maken.
Datum: 16-6-2023
  • [medeverdachte 5] stuurt: "Morgen nog goeie voor die xannie".
  • [medeverdachte 5] stuurt: "Ik zou met alles kosten eraf' "nog 5260 pakken ong".
  • [medeverdachte 5] stuurt: "Met [medeverdachte 6] ", "is kk druk gvd".
Datum: 22-8-2023
[medeverdachte 5] stuurt foto met 7 doosjes Trankimazin
Datum: 25-12-2023
  • [medeverdachte 5] moet extra xannies hebben, of [verdachte] dat stiekem wil geven.
  • [verdachte] moet dat van die potten niet tegen [medeverdachte 3] zeggen.
  • [verdachte] stuurt: "En dan geld wat vast zit met elastiekje thuis in kluis leggen en losse briefjes in je tas laten en aan jou teruggeven".
  • [verdachte] is door [medeverdachte 3] afgezet.
  • [verdachte] pakt één nieuwe pot Xanax en verdeelt het in zakjes.
Datum: 28-12-2023
  • [medeverdachte 5] heeft veel klanten voor xannies en is bij [medeverdachte 6]
  • [verdachte] neemt xannies en geld voor [medeverdachte 5] mee.
5. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] van 23 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 383, 398 en 406-407):
De telefoon is in beslag genomen onder [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum 2] 1999 en gebruikers accounts op naam van [medeverdachte 5] bevestigen dat deze telefoon bij hem in gebruik was.
Vanaf 02-08-2022 heeft [medeverdachte 5] , + [telefoonnummer 4] contact met [verdachte] Kockmann + [telefoonnummer 2] .
Op 18-01-2024 blijkt uit de chatgesprekken dat de relatie tussen [medeverdachte 5] en [verdachte] werd beëindigd. [verdachte] geeft aan dat de Xanax investering kennelijk dan ook niet doorgaat dus of hij haar dat geld terug wil betalen. [verdachte] is zelf gebruiker van Xanax en Lean. Uit de chatgesprekken die [medeverdachte 5] en [verdachte] met elkaar hebben blijkt dat [verdachte] van de handel van [medeverdachte 5] af weet.
6. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door D. [verbalisant 5] van 14 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 664, 668-670, 672-673, 675-677, 681, 683, 686 en 688):
Door mij is onderzoek gedaan naar de data welke is veiliggesteld van het navolgende goed (telefoon):
Merk: Apple
Type iPhone 12 Pro
IMEI 1 [nummer 1]
IMEI 2 [nummer 2]
MSISDN [telefoonnummer 2]
Bovenstaande Apple iPhone werd op woensdag 1 mei 2024 bij een doorzoeking in de woning van de verdachte [verdachte] , in beslag genomen.
WhatsApp-gesprekken
Ik zag dat gebruiker [telefoonnummer 2] met weergavenaam [verdachte] op 12-02-2024 om 17:52:55 uur een gesprek startte met [telefoonnummer 5] met weergavenaam [alias] . Ik zag dat het nummer behoort tot [medeverdachte 5] .
[Afbeeldingen]
Ik zag dat er een WhatsApp-gesprek aanwezig was, tussen 31640227451 met weergavenaam [naam 2] en [telefoonnummer 2] met weergavenaam [verdachte] .
[Afbeelding]
Ik zag dat de bijlage van [naam 2] die werd verstuurd op 16 februari 2024 om 22:31:26 uur nog inzichtelijk was. Ik zag in dit document het medicijn 'Toseina 10mg/5ml solucion/suspension oral 250 ml 2 frasco' staan.
Ik zag dat er een WhatsApp-gesprek aanwezig was, tussen [telefoonnummer 6] met weergavenaam [naam 3] en [telefoonnummer 2] met weergavenaam [verdachte] . Ik zag dat dit gesprek op 15 februari 2024 om 19: 17:26 uur werd gestart door [verdachte] .
[Afbeeldingen]
Ik zag dat er een WhatsApp-gesprek aanwezig was, tussen [telefoonnummer 4] met weergavenaam [medeverdachte 5] en [telefoonnummer 2] met weergavenaam [verdachte] . Ik zag dat in dit gesprek werd gesproken over 'oxy'. "oxy" is straattaal voor oxycodon.
[Afbeelding]
Ik zag dat er op Snapchat een bericht, betreffende het nieuwe nummer van [alias] ,
naar verschillende personen werd verstuurd, namens gebruiker ' [verdachte] '.
7. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1849, 1855-1857):
V: We hebben gesprekken gehoord dat [verdachte] afspreekt bij een kerk. Wat kun je hierover verklaren?
A: Zij hielp mij met verkopen. Met mijn telefoon, ze ging hasj of medicatie verkopen. Als ik naar het werk was en de telefoon rinkelde dan ging zij het doen.
8. Een geschrift, met bijlage, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 3 Sv, de productbeoordeling 24-095a, met bijlagen, opgesteld door [verbalisant 6] van 13 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina's 2225- 2228)
Ik heb een productbeoordeling opgesteld betreffende de op 1 mei 2024 aangetroffen en inbeslaggenomen producten (bijlage 1).
Conclusie
De producten Oxycodon HCl Retard Lannacher 5 mg (1) en Trankimazin 2 mg (2,3,4) voldoen aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Geneesmiddelenwet.
Voor het product Oxycodon HCl Retard Lannacher 5 mg (1) is een handelsvergunning verleend voor de Nederlandse markt.
Voor het product Trankimazin 2 mg (2,3,4) is geen handelsvergunning verleend voor de Nederlandse markt. Het product valt niet onder de uitzonderingsbepalingen als bedoeld in artikel 40, derde lid, van de Geneesmiddelenwet.
De werkzame stof in het product Oxycodon HCl Retard Lannacher 5 mg (1) staat vermeld op lijst I behorende bij de Opiumwet.
De werkzame stof in het product Trankimazin 2 mg (2,3,4) staat vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
Bijlage 1
[Afbeelding]
9. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 3 Sv, de definitieve bevoegdheidsbeoordeling 24-095a, opgesteld door [verbalisant 7] inspecteur/rechercheur bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) van 31 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina's 2216-2218):
Ik heb een bevoegdheidsbeoordeling opgesteld betreffende
[verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] (Brazilië), woonachtig op [adres] , in verband met op 1 mei 2024 op [adres] aangetroffen en inbeslaggenomen geneesmiddelen.
Conclusies
Aan verdachte is geen fabrikanten- of groothandelaarsvergunning verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Krachtens artikel 18, eerste lid, Geneesmiddelenwet is een dergelijke vergunning vereist om bepaalde handelsactiviteiten te mogen verrichten, waaronder in voorraad hebben, met geneesmiddelen.
Krachtens artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet is het verboden bepaalde activiteiten te verrichten, waaronder in voorraad hebben, met geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend voor de Nederlandse markt.
Verdachte staat niet geregistreerd als apotheker die zijn beroep uitoefent in een apotheek noch als apotheekhoudend huisarts. Verdachte valt daarmee niet onder de uitzonderingen als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet met betrekking tot het verbod tot het verrichten van bepaalde activiteiten, waaronder ter hand stellen, met UR-geneesmiddelen.
Verdachte staat niet geregistreerd als apotheekhoudende of dierenarts en daarmee valt verdachte niet onder de uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Opiumwet. Aan verdachte is tevens geen ontheffing verleend als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Opiumwet. Het krachtens artikel 2 en/of 3 Opiumwet gestelde verbod om bepaalde handelsactiviteiten te verrichten, waaronder aanwezig hebben, met middelen als bedoeld in respectievelijk lijst I of II behorende bij de Opiumwet is op verdachte onverminderd van toepassing.
Hiermee beschikt verdachte niet over enige bevoegdheid tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en/of met een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.
Feiten 2, 4 en 7
In aanvulling op de bewijsmiddelen zoals hiervoor genoemd onder nummer 1, 2, 8 en 9:
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 mei 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal onderzoek wapen opgemaakt door [verbalisant 8] van 2 juli 2024, pagina 1501.
3. Het proces-verbaal van bevindingen herkenning hasjiesj opgemaakt door [verbalisant 9] van 16 mei 2024, pagina’s 1492 en 1493.

Voetnoten

1.Het algemeen relaas opgemaakt door [verbalisant 10] van 27 augustus 2024, pagina’s 7 en 8 .