ECLI:NL:RBOVE:2025:4120

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
08.140308.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling en opzettelijk handelen in drugs

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en opzettelijk handelen in drugs. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten. De mishandeling vond plaats op 17 mei 2024, waarbij de verdachte de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geslagen. Daarnaast had de verdachte op 1 mei 2024 4,58 gram MDMA in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 32 uren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie had een taakstraf geëist, terwijl de verdediging een geldboete voorstelde. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de verklaringen van de betrokkenen zijn gehoord en het bewijs is besproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.140308.24 (P)
Datum vonnis: 24 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 mei 2025, 22 mei 2025 en van 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 1 mei 2024 in [plaats] 4,58 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 17 mei 2024 in [plaats] [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats]
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 4,58 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 17 mei 2024 te [plaats]
[medeverdachte 1] heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal,
- die [medeverdachte 1] te stompen op/tegen de buik, de neus en/of de wang, althans
het lichaam en/of
- zijn, verdachtes, hand te duwen in/op het gezicht van die [medeverdachte 1].

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht verdachte voor het onder feit 2 ten laste gelegde vrij te spreken omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
- Inleiding
Op 9 november 2023 wordt [medeverdachte 1] gehoord door de politie. Naar aanleiding van zijn verklaring en de eerste onderzoeksbevindingen is op 9 februari 2024 het onderzoek Angora gestart. [1] [medeverdachte 1], [verdachte] (hierna: verdachte), [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2]), [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3]), [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6]) en [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7]) zijn verdachten in dit onderzoek.
Ten aanzien van feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 mei 2024 wordt verdachte, vanwege zijn betrokkenheid in het onderzoek Angora, aangehouden in zijn woning aan de [adres 1] in [plaats]. In de woning wordt een zakje met negen roze pillen in de vorm van de kop van een haas/konijn aangetroffen. De pillen zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Op basis van dit onderzoek wordt vastgesteld dat deze pillen MDMA bevatten.
De overwegingen van de rechtbank
De pillen zijn aangetroffen in een keukenla in de woning van verdachte. Hij heeft hier tijdens zijn verhoor op 1 mei 2024 niets over verklaard. [2] Ter terechtzitting van 7 mei 2025 heeft verdachte verklaard dat hij de pillen heeft aangenomen van een bekende en dat hij dacht dat het om Kamagrapillen ging. [3] Uit het voorgaande blijkt dat verdachte wist van de aanwezigheid van pillen in zijn woning en deze zich ook in zijn machtssfeer bevonden.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het aanwezig hebben van MDMA wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
- De verklaring van [medeverdachte 1]
Op 17 mei 2024 doet [medeverdachte 1] aangifte van mishandeling gepleegd door verdachte. [medeverdachte 1] liep die dag op de [adres 2] in [plaats] toen een zwarte Suzuki Swift hem tegemoet reed. Verdachte stapte uit de betreffende auto en drukte [medeverdachte 1] tegen een hek. Verdachte gaf [medeverdachte 1] twee stompen in de buik, drukte op zijn neus en haalde met open hand uit waarbij hij de linkerwang van [medeverdachte 1] raakte.
- De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 7 mei 2025 verklaard dat hij op 17 mei 2024 op de [adres 2] in [plaats] is geweest en dat hij met [medeverdachte 1] een woordenwisseling had. Verder is er, volgens de verdachte, niets gebeurd.
- Conclusie rechtbank
De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door de verklaring van een onafhankelijke getuige, [getuige] (hierna: [getuige]). Zij verklaart dat zij heeft gezien dat verdachte tegenover [medeverdachte 1] stond. Ook heeft zij verklaard dat [medeverdachte 1] heel erg aangedaan was en steeds zijn hand voor zijn neus/mond hield.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] heeft mishandeld.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 1 mei 2024 te [plaats]
opzettelijk aanwezig heeft gehad
4,58 gram MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op 17 mei 2024 te [plaats]
[medeverdachte 1] heeft mishandeld door meermaals
- die [medeverdachte 1] te stompen op/tegen de buik en
- zijn, verdachtes, hand te duwen in/op het gezicht van die [medeverdachte 1].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 32 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een geldboete een passende afdoening is in deze zaak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een taakstraf op te leggen voor de duur van 32 uren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft MDMA aanwezig gehad. Verdovende middelen, met name harddrugs, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [medeverdachte 1]. Door zo te handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [medeverdachte 1]. De rechtbank kan niet vaststellen of er een verband is tussen de mishandeling en de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd in dit onderzoek. Het tijdstip van de mishandeling, namelijk op het moment dat duidelijk was dat [medeverdachte 1] wordt opgeroepen als getuige in de zaak tegen de broer van verdachte, zet de mishandeling wel in een ander daglicht dan een “gewone”ruzie. Daarbij vond de mishandeling plaats op klaarlichte dag op een openbare weg en waren er meerdere mensen getuige van een bedreigende situatie. Dit veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Deze veroordeling is langer dan vijf jaar geleden en zal daarom door de rechtbank niet in strafverzwarende zin worden meegewogen.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en met wat in vergelijkbare gevallen doorgaans als straf wordt opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 32 uren passend en geboden is. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
32 (tweeëndertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland onderzoek Angora met nummer ON1R024004 van 27 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1529-1530):
Op woensdag 1 mei 2024, in het perceel [adres 1] te [plaats] werd er binnengetreden ter aanhouding. Daarbij werd de verdachte [verdachte] aangehouden.
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
1. zakje met 9 roze pillen, aangetroffen in de keukenla (C2)
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres 1] in [plaats], opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 2 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1548-1549):
Door ons werden in betreffende woning onderzoek gedaan aan onderstaande goederen.
- Grip zakje met 9 paars/roze pillen met de vorm van de kop van een konijn/haas. Wij hebben deze pillen (inclusief de vermalen restanten) en diens verpakking verpakt in een zogenaamde breathable bag waarna deze werd verzegeld en voorzien van een SIN
([code 1]).
Goednummer : PL0600-2023511758-3205189
SIN : [code 1]
Object : Verdovende mid (Mdma)
Aantal/eenheid : 9 stuks
Kleur : Roze
Bijzonderheden : [code 2] sin [code 1]
3. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 25 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1264, 1266, 1275 en 1281)
Uniek Voorwerp nummer : [code 1]
BVH Goednummer : G3205189
Object omschrijving : Gripzak met daarin een gripzak met daarin een gripzak met daarin 8 roze gekleurde tabletten in vorm Bugs Bunny
Kleur : Roze
Nettogewicht : 4,58 gram
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 6] van 19 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 1555):
[Afbeelding]
MDMA is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte door [medeverdachte 1] van 17 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1576-1577):
Op vrijdag 17 mei omstreeks 13:45 liep ik in de richting van het centrum van [plaats] op de [adres 2]. Toen ik op de [adres 2] liep ter hoogte van huisnummer [nummer 1] zag ik dat er een zwarte Suzuki Swift mij tegemoet reed. Ik zag dat de auto behoorlijk hard op me af kwam. Ik zag dat de auto vlak voorbij de stoep op reed en stopte vlak voor mijn voeten. Er zat nog geen halve meter tussen mij en de voorbumper. Ik zag dat [verdachte] de bestuurder was. Ik zag dat [verdachte] uit de auto stapte. Ik voelde dat [verdachte] mij met twee armen naar achter drukte tegen een hek. Door het hek veerde ik terug en toen voelde ik dat [verdachte] mij twee stoten in mijn buik gaf met gebalde vuist. Met zijn linker en rechter vuist. Het ging allemaal erg snel, maar ik voelde pijn in mijn buikstreek. Ik zag hij direct met zijn linker hand met open handpalm hard in mijn gezicht drukte op mijn neus. Ik zag dat [verdachte] met open hand uithaalde in de richting van mijn hoofd. Ik voelde dat hij mij raakte op mijn linkerwang. Dit deed me zeer. Ik zag dat er meerdere omstanders aan het kijken waren.
2. Het proces-verbaal, met bijlagen, van verhoor getuige [getuige] van 21 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1582-1584 en 1586),
Vrijdag 17 mei rond 13.45 uur hoorde ik geschreeuw op straat. Ik keek waar het geschreeuw vandaan kwam en zag een jongen met een baard staan. Deze jongen stond op straat en tegenover hem stond een man gekleed in een wit shirt en een neon groene korte broek. Ik zag dat de mannen naast een hek stonden ter hoogte van perceel [nummer 2]. De jongen met het witte shirt stond tegen over de jongen met de baard en bedreigde hem volgens mij. Het kwam in ieder geval bedreigend over. Bij het openstaande portier zag ik een derde man staan. Toen ik keek herkende ik de jongen als ene [naam]. Ik merkte dat de man met de baard heel erg was aangedaan. Hij was terneergeslagen. Hij hield ook steeds zijn hand voor zijn neus/mond.
[Afbeelding]
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 mei 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Ik was daar, we hebben een woordenwisseling gehad. Verder heb ik er geen actieve herinnering meer aan.

Voetnoten

1.Het algemeen relaas opgemaakt door [verbalisant 7] van 27 augustus 2024, pagina’s 7 en 8.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 mei 2024 (pagina’s 2024-2027)
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 mei 2025.