ECLI:NL:RBOVE:2025:4121

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
08.059865.24, 08.082346.25 (gev.) (P) en 21.001580.18 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en belediging van ambtenaren

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel en belediging van ambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden is bevolen. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in drugs, het beledigen van ambtenaren in functie en het bezit van illegale wapens. De feiten zijn gepleegd in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024, waarbij de verdachte samen met anderen handelde in verschillende soorten drugs, waaronder MDMA, cocaïne, amfetamine, hennep en alprazolam. Daarnaast heeft de verdachte op 9 februari 2025 vier ambtenaren beledigd tijdens de uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar laten wegen bij de strafoplegging, waarbij ook rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en het gevaar voor de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.059865.24, 08.082346.25 (gev.) (P) en 21.001580.18 (TUL)
Datum vonnis: 24 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
verblijvende in P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 mei 2025, 20 mei 2025 en 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking onder parketnummer 08.059865.24 komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 4 november 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in [plaats 1]:
feit 1:in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024, al dan niet samen met anderen, in MDMA, cocaïne en amfetamine heeft gehandeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 1 mei 2024 916,87 gram amfetamine en 59,78 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 2 december 2023 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen, heeft gehandeld in hennep, hasjiesj en alprazolam of aanwezig heeft gehad;
feit 4:op 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen 226 gram hasj en 809 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 5:in de periode van 6 maart 2024 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen zonder vergunning in alprazolam heeft gehandeld, dan wel daarin een groothandel heeft gedreven;
feit 6:op 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen zonder registratie 53,42 gram ketamine in voorraad heeft gehad;
feit 7:in de periode van 6 maart 2024 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten Alprazolam, in voorraad heeft gehad of hierin heeft gehandeld;
feit 8:op 1 mei 2024 een gaspistool en een getransformeerde gasrevolver voorhanden heeft gehad;
feit 9:op 1 mei 2024 30 stuks pyrotechnische patronen met knaleffect, 1 + 35 + 3 stuks kogelpatronen, 18 knalpatronen en 33 +17 stuks pyrotechnische patronen voorhanden heeft gehad;
feit 10:op 1 mei 2024 een stiletto voorhanden heeft gehad.
De verdenking onder parketnummer 08.082346.25 komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 februari 2025:
feit 1:in [plaats 1] vier ambtenaren heeft beledigd;
feit 2:in [plaats 1] en [plaats 2] 5,34 gram cocaïne en 4,13 gram MDMA aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 08.059865.24
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3
november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine en/of
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
916,87 gram amfetamine en 59,78 gram MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2
december 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende hennep, zijnde hennep, en/of
- een hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj, en/of
- een hoeveelheid alprazolam (xanax), in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam
en/of
(telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 226 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en/of
- 809 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram hennep,
zijnde hasjiesj en/of hennep
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart
2024 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, (telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor
onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax
en/of ksalol en/of trankimazin)
(telkens) heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad
en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgevoerd
en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft
gebracht,
dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
6.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zonder registratie, 53,42 gram ketamine, althans een hoeveelheid (van
een stof bevattende) ketamine, in elk geval een werkzame stof,
opzettelijk in voorraad heeft gehad;
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 maart
2024 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) waarvoor geen
handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax
en/of ksalol en/of trankimazin)
(telkens) in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of heeft
ingevoerd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het
Nederlands grondgebied heeft gebracht;
8.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
twee wapen(s) van categorie III, onder I van de Wet wapens en munitie,
te
weten
- een gaspistool van het merk Zoraki (PTB nummer 972) type 914,
kaliber 9mm knal/gas en/of
- een getransformeerde gasrevolver van het merk Rohm type Little
Joe, kaliber .22 long rifle
(telkens) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
9.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland
munitie van categorie II onder III van de Wet wapens en munitie, te
weten
- 30 stuks pyrotechnische patronen met knaleffect (P1 Zink-Feurewerk)
van het kaliber 15mm en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 + 35 stuks kogelpatronen (GECO 7.65 mm en/of LE 38 special) van het
kaliber 7.65 mm en/of .38 special knal en/of
- 18 stuks knalpatronen (UMA 9mm P.A. Knall) van het kaliber 9mm knal
en/of
- 33 stuks pyrotechnische patronen (Umarex, pyro-pfeifpatronen 15mm)
van het kaliber 15mm en/of
- 17 stuks pyrotechnische patronen (Superblinksterne) van het kaliber
15mm en/of
- 3 stuks kogelpatronen van het kaliber long rifle,
voorhanden heeft gehad;
10.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland
een wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een stiletto,
voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
In de zaak met parketnummer 08.082346.25
1
hij op of omstreeks 9 februari 2025 te [plaats 1],
opzettelijk
vier ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en/of
[verbalisant 2] (agent bij de eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 3] (hoofdagent bij de
eenheid Oost-Nederland) en/of [verbalisant 4] (brigadier bij de eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: ''kankerstumpers'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 9 februari 2025 te [plaats 1] en/of [plaats 2], althans in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5,34 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine en/of
- ongeveer 4,13 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaine en/of MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
In de zaak met parketnummer 08.059865.24
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 7, 9 en 10 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Feit 8 kan wettig en overtuigend worden bewezen voor zover het ziet op het voorhanden hebben van een gasrevolver. De officier van justitie heeft verzocht verdachte van het voorhanden hebben van een gaspistool vrij te spreken.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2, 4, 8, 9 en 10 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de onder feit 1 ten laste gelegde handel in cocaïne moet worden vrijgesproken. Verdachte moet eveneens worden vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde handel in hasj en hennep.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is, het subsidiaire standpunt is dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Van de feiten 6 en 7 zou verdachte moeten worden vrijgesproken.
3.1.3.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie feit 5
De raadsman heeft met betrekking tot feit 5 primair aangevoerd dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat verdachte als afnemer wordt vervolgd en andere afnemers niet. Het gegeven dat verdachte kennelijk weet wie de andere afnemers zijn, maar daarover zwijgt, maakt reeds dat dit verwijt aan het Openbaar Ministerie moeilijk serieus te nemen is. Gelet op de veelheid aan andere ten laste gelegde feiten, veel meer dan aan welke verdachte ook in dit onderzoek, is reeds geen sprake van gelijke situaties. Mocht het Openbaar Ministerie afnemers niet hebben vervolgd dan is dat gelegen in hun beperktere rol dan verdachte en vanuit het opportuniteitsbeginsel zeer begrijpelijk. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging voor feit 5.
3.1.4
Het oordeel van de rechtbank
De vaststelling van de feiten en omstandigheden
- Inleiding
Op 9 november 2023 wordt [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) gehoord door de politie. Naar aanleiding van zijn verklaring en de eerste onderzoeksbevindingen is op 9 februari 2024 het onderzoek Angora gestart. [1] [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]), [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]), [verdachte] (hierna: verdachte), [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5]) [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6]) en [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7]) zijn verdachten in dit onderzoek.
- 1 mei 2024
Op 1 mei 2024 wordt [verdachte] aangehouden in zijn woning aan de [adres] in [plaats 1]. Er worden meerdere telefoons, contant geld, verdovende middelen en wapens en munitie in beslag genomen.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 5, 6, en 7
- Verklaring [verdachte]
heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 3, 5, 6, en 7 voornamelijk beroepen op zijn zwijgrecht.
- Verklaringen medeverdachten
De medeverdachten van [verdachte] verklaren wel over de rol van [verdachte] in de drugs- en medicijnhandel. Zo verklaart [medeverdachte 1] dat [verdachte] met [medeverdachte 7] in de handel zat, er werden zowel soft- als harddrugs, verkocht. Ook regelde [medeverdachte 1] potten xanax, onder andere voor [verdachte]. Daarnaast verklaart [medeverdachte 5] dat [verdachte] zijn concurrent is.
- Onderzoek aan de telefoons
Vanwege onderzoek Angora zijn er meerdere telefoons in beslag genomen en is er onderzoek verricht in de data van deze telefoons. In een telefoon die in de woning van [verdachte] is aangetroffen zijn via whatsapp en signal verschillende gesprekken aangetroffen die betrekking hebben op drugs en medicatie. Zo worden er foto’s verstuurd van witte blokken en gaan er gesprekken over “xanax”, “cali” en “oxys”.
- Tussenconclusie
Gezien de verklaringen van de medeverdachten, die worden ondersteund door de onderzoeksbevindingen die in de telefoons zijn aangetroffen is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] betrokken is bij de handel in soft- en harddrugs en bij de handel in medicatie.
-
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 7] samen een telefoon gebruiken. In deze telefoon zijn diverse gesprekken gevonden die betrekking hebben op de verkoop van drugs. Het gaat om het afspreken van ontmoetingsplekken, de prijzen en de af te nemen hoeveelheden. Ook medeverdachten verklaren dat [medeverdachte 7] en [verdachte] samen in de handel zaten waarbij [medeverdachte 1] voor hen de potten xanax regelde.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van de opgenomen bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in soft- en harddrugs en medicijnen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
- Pleegperiode
Door de officier van justitie is betoogd dat pleegperiode een kortere periode betreft dan is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De tenlastelegging is de grondslag van het onderzoek. Dit betekent dat de rechtbank bij de bewezenverklaring de ten laste gelegde pleegperiode moet beoordelen. De pleegperiode die de officier van justitie bewezen acht valt daarbinnen. Anders dan in strafzaken waar een ontnemingsvordering aan de orde is, is er in het kader van de bewezenverklaring geen noodzaak uit te gaan van een andere periode dan ten laste gelegd. Bij de strafoplegging is de feitelijke periode, die dan dus afwijkt van de bewezenverklaarde periode, wel een omstandigheid die meeweegt
- Geneesmiddelenwet (feiten 5, 6, en 7)
Ten aanzien van feit 6 overweegt de rechtbank dat in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet (Gnw) is bepaald dat er een registratie is vereist wanneer er met een werkzame stof, zoals ketamine, een van de in deze wetsbepaling vastgestelde activiteiten wordt verricht. Een van deze, als zelfstandig bestandsdeel strafbaar gestelde, activiteiten is het in voorraad hebben van geneesmiddelen of werkzame stoffen, maar ook het te koop aanbieden of afleveren.
Hiervoor is al overwogen dat de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] als medepleger betrokken is bij de handel in geneesmiddelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] niet slechts een afnemer is zoals door de raadsman is betoogd, maar dat hij ook is betrokken bij de invoer, het te koop aanbieden en het afleveren van geneesmiddelen. Uit de in de bewijsbijlage opgenomen bevoegdheidsbeoordeling van 1 juli 2024 volgt dat [verdachte] niet over enige bevoegdheid beschikt tot het verrichten van activiteiten met een geneesmiddel of met een middel als bedoeld in de Opiumwet.
- Conclusie
De rechtbank komt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en op basis van hetgeen hiervoor overwogen tot het oordeel dat de feiten 1, 3, 5, 6 en 7 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2, 4, 8. 9 en 10
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 2, 4, 8, 9 en 10 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.2
In de zaak met parketnummer 08.082346.25
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.059865.24
1.
hij op tijdstippen in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine
zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 1 mei 2024 te [plaats 1],
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
916,87 gram amfetamine en 59,33 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 2 december 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep en
- een hoeveelheid hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj en
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 226 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en
- 809 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hasjiesj en hennep
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 6 maart 2024 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen telkens opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, telkens een of meer geneesmiddelen niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam
telkens heeft bereid en ingevoerd en in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
6.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
zonder registratie, 53,42 gram ketamine, althans een hoeveelheid (van een stof bevattende) ketamine, in elk geval een werkzame stof,
opzettelijk in voorraad heeft gehad;
7.
hij op meer tijdstippen in de periode van 6 maart 2024 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen telkens opzettelijk,
telkens een of meer geneesmiddelen)waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam
telkens in voorraad heeft gehad en/ te koop heeft aangeboden en heeft verkocht en afgeleverd en heeft ingevoerd;
8.
hij op 1 mei 2024 te [plaats 1],
een wapen van categorie III, onder I van de Wet wapens en munitie, te weten
- een getransformeerde gasrevolver van het merk Rohm type Little Joe, kaliber .22 long rifle
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
9.
hij op 1 mei 2024 te [plaats 1],
munitie van categorie II onder III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 30 stuks pyrotechnische patronen met knaleffect (P1 Zink-Feurewerk) van het kaliber 15mm en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 + 35 stuks kogelpatronen (GECO 7.65 mm en/of LE 38 special) van het kaliber 7.65 mm en/of .38 special knal en
- 18 stuks knalpatronen (UMA 9mm P.A. Knall) van het kaliber 9mm knal en
- 33 stuks pyrotechnische patronen (Umarex, pyro-pfeifpatronen 15mm) van het kaliber 15mm en
- 17 stuks pyrotechnische patronen (Superblinksterne) van het kaliber 15mm en
- 3 stuks kogelpatronen van het kaliber long rifle, voorhanden heeft gehad;
10.
hij op 1 mei 2024 te [plaats 1],
een wapens, van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een stiletto,
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
In de zaak met parketnummer 08.082346.25
1
hij op 9 februari 2025 te [plaats 1]
opzettelijk
vier ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en
[verbalisant 2] (agent bij de eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 3] (hoofdagent bij de
eenheid Oost-Nederland) en [verbalisant 4] (brigadier bij de eenheid Oost-Nederland),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: ''kankerstumpers'';
2
hij op 9 februari 2025 te [plaats 1] en [plaats 2],
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5,34 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en
- ongeveer 4,13 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet(OW), in de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie (WWM), in de artikelen 18, 38 en 40 van de Geneesmiddelenwet en in de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (WED). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 08.059865.24
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 6
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 8
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 9
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 10
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
In de zaak met parketnummer 08.082346.25
feit 1
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf zou moeten worden opgelegd voor de duur van 480 dagen waarvan 160 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld de algemene voorwaarden en een proeftijd voor de duur van 3 jaren. Daarnaast zou voor een van de cumulatief ten laste gelegde feiten nog een taakstraf moeten volgen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij had een rol in de handel op grote schaal in drugs en medicijnen. Zowel de handel in drugs als de handel in medicijnen vormen in het algemeen een bedreiging voor de volksgezondheid en in het bijzonder voor de afnemers. De middelen zijn zeer verslavend en een overmatig gebruik ervan kan tot zeer ernstige gezondheidsrisico’s leiden. Daarnaast gaat de handel in drugs en medicijnen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit zoals diefstal en geweld. Dit veroorzaakt schade en overlast in de samenleving.
Ook heeft verdachte een wapen en munitie voorhanden gehad. Het gevaar hiervan is dat het wapen ook daadwerkelijk wordt gebruikt met alle gevolgen van dien. Het ongecontroleerd wapenbezit vormt daarmee ernstige risico’s voor de maatschappelijke veiligheid en de veiligheid van personen.
Tot slot heeft verdachte, terwijl hij was geschorst, zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig gemaakt door meerdere ambtenaren te beledigen en door handelshoeveelheden verdovende middelen aanwezig te hebben.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbare feiten. Ook stelt de rechtbank vast dat artikel 63 van toepassing is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 29 april 2025. Hieruit blijkt dat er gesproken kan worden van een beginnend delictpatroon betreffende drugshandel. Verder heeft verdachte de feiten grotendeels ontkend waardoor er door de reclassering geen inschatting van de risico’s gemaakt kon worden. Verder heeft verdachte bij de reclassering aangegeven geen hulp te willen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij een heel aantal voorwaarden. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij ter zitting zou laten weten of hij hieraan zou willen meewerken of niet.
Ter terechtzitting van 7 mei 2025 heeft verdachte in het midden gelaten of hij wil meewerken aan voorwaarden. Zijn raadsman heeft verklaard dat verdachte wel wil meewerken, maar als het kader te strak wordt, dit moeilijk kan worden. Met name de geadviseerde passende huisvesting is een voorwaarde die verdachte lastig vindt.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld bij de jarenlange handel in drugs en medicijnen. Het gaat hierbij om ernstige feiten waar doorgaans hoge gevangenisstraffen op zijn gesteld en ook worden opgelegd. Verdachte heeft gehandeld in een grote verscheidenheid aan drugs en medicatie en heeft hierbij alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Daarbij heeft verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en heeft hij meerdere strafbare feiten gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet hierop ziet de rechtbank dan ook geen andere mogelijkheid dan aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat in de zaak met parketnummer 08.059865.24 de bon van de juwelier en de Apple iPhone teruggegeven kunnen worden. De zwarte Apple iPhone moet goednummer 3205920 moet verbeurd worden verklaard. De inbeslaggenomen geldbedragen moeten worden verbeurd verklaard met uitzondering van een bedrag van € 9.500,00. Reeds eerder is beslist dat dit bedrag retour kan naar de rechthebbende.
In de zaak met parketnummer 08.082346.25 moet de telefoon verbeurd worden verklaard. De hennep moet worden onttrokken aan her verkeer.
De raadsman heeft zich in de zaak met parketnummer 08.059865.24 op het standpunt gesteld dat van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 12.490,00 er een bedrag van € 9.500,00 terug moet naar de rechthebbende, voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Het geldbedrag van €1.324,00 moet retour naar de moeder van verdachte. De raadsman sluit zich voor het overige aan bij het door de officier van justitie ingenomen standpunt.
De rechtbank is van oordeel dat de het op de beslaglijst vermelde telefoontoestel (goednummer 3205920) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de het op de beslaglijst vermelde geldbedragen (goednummers 3205248, 3205286, 3205307, 3205275, 3205289, 3205298, 3205255 en 3205215) moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde tegoedbon (goednummer 3205776) en telefoon (goednummer 3205954), aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering, met parketnummer 21.001580.18, tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, opgelegd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 4 maart 2022, moet worden toegewezen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 160 uren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuw strafbaar feiten heeft schuldig gemaakt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 55 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 08.059865.24
feit 1,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5,het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 6,het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 7,het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 8,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 9,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 10,het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
In de zaak met parketnummer 08.082346.25
feit 1,het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 2,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
- verklaart dat het bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te wetende op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers: 3205920, 3205248, 3205286, 3205307, 3205275, 3205289, 3205298, 3205255 en 3205215;
- gelast de teruggave van de tegoedbon (goednummer 3205776) en de telefoon (goednummer 3205954) aan verdachte;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 4 maart 2022 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Angora/ON1R024004 van 27 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08.059865.24
Feiten 1, 3, 5, 6, en 7
1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 9 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2054, 2057-2066):
V: Je verklaarde dat [medeverdachte 7] ook betrokken is bij de handel, welke handel bedoel je hiermee?
A: De handel van [verdachte], dat is van softdrugs tot harddrugs.
V: Wat wordt er verhandeld door [medeverdachte 7]?
A: soft- en harddrugs. Ik heb [medeverdachte 7] een keer gezien met voorverpakte grammetjes. Daarmee bedoel ik zakjes wit poeder.
V: Wanneer was dit?
A: Twee weken geleden
V: Wat werd er dan verkocht?
A: Alles, softdrugs en harddrugs
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 2 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2078, 2080, 2082-2083 en 2085):
V: Betekent dit [medeverdachte 1] dat je toen weer bestellingen ging doen?
A: Ja dat klopt. Ik ben weer met de verkoop van potten Xanax begonnen. Ik heb toen potten Xanax besteld voor [medeverdachte 7] en [verdachte]. [medeverdachte 7] wilde grotere hoeveelheden bestellen. Hij wilde met mij naar Spanje, een auto vol ophalen. Ik heb potten voor [medeverdachte 7] en [verdachte] vanuit Spanje voor hen besteld. Wij ([medeverdachte 5] en Ik) waren een soort van loopjongens voor [medeverdachte 7], [verdachte] en [medeverdachte 6].
V: Hoe zorgde jij ervoor dat die potten Xanax bij [medeverdachte 7] kwamen?
A: Ik deed de bestelling in Spanje. Ik kreeg de potten via de post op mijn eigen adres. Ik stuurde ze dan via de post rechtstreeks naar [medeverdachte 7] zijn adres. [medeverdachte 7] kreeg de potten van mij via de post naar Hengelo, Berfoplein, bij de supermarkt. Daarna moest het naar [plaats 1] worden verstuurd, op verzoek van [verdachte]. [verdachte] en [medeverdachte 7] waren wel de hoofdpersonen die mij contacten.
V: Op 17 april word je gebeld door [medeverdachte 7]. [medeverdachte 7] geeft aan dat hij iets geregeld heeft met
iemand, volgens jou was de afspraak dat je 140 zou krijgen. Kun jij je dit gesprek herinneren en waar ging dit over?
A: Ja, dat ging over Xanax. Ik weet dit nog goed. Dit was dat ik dacht, hier kan ik het contact mee verbreken hierna, nu heb ik bewijs. Ik heb toen voor [medeverdachte 7] besteld inderdaad. [verdachte] kwam toen ook weer op de lijn bij mij. Ik hoorde van [medeverdachte 7] dat [verdachte] niet meer op [medeverdachte 7] vertrouwde en [medeverdachte 7] niet meer op [verdachte]. Ze kwamen dus apart van elkaar bij mij om te bestellen. Met 140 bedoel ik 140 euro.
V: Je zou voor vijf donnies regelen dat alles in proces wordt gezet en dat het vrijdag klaar is. Jij hebt het gister gevraagd en de drankies/trankies zijn ready. Kun je dit toelichten?
A: Drankjes/Trankies dat zijn de potjes Xanax. Ik bestelde ze voor [medeverdachte 7] en ook voor [verdachte] omdat hij daarom vroeg. Ik bestel alleen op verzoek van mensen. Met vijf donnies wordt vijftig euro bedoeld, een (1) donnie is een tientje.
[medeverdachte 6] en [verdachte] zijn eigenlijk de hoofdpersonen als het gaat om de handel.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 21 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven pagina’s (1639, 2297-1643 en 1646):
V: In eenzelfde soort bakje als waarin de mini revolver werd gevonden werden verdovende middelen aangetroffen. Dit was een zakje met daarin 65 gram (bruto) bruine kristallen en een zakje met 61 gram (bruto) wit poeder. Daarnaast lag nog een los klein roze brokje van 2 gram. In de kast werd een brok bruin gevonden, vermoedelijk hasj met een brutogewicht van 150 gram. Op de salontafel werd nog een brokje bruin aangetroffen, vermoedelijk hasj met een gewicht van 65 gram bruto. Van wie is dit en wat is het allemaal?
A: Dat is gewoon van mij. Dat rookte ik zelf. Het is hasj. De bruine kristallen zijn van een feestje, ik vermoed dat dat MDMA is. Ik vermoed dat het witte poeder ook MDMA is. Ook het roze brokje vermoed ik dat dat MDMA is. Ik vermoed dat de brokken bruin hasj zijn.
V: Wil je nog terug komen op de mini revolver die is aangetroffen in de woning?
A: Die is ook van mij.
V: Was dat een echt vuurwapen?
A: Ja, ik dacht het wel.
V: Wil je nog terugkomen op de tas gevuld met henneptoppen?
A: Die zijn van mij.
V: In deze sporttas werd een vuurwerkpistool/gaspistool aangetroffen, een doosje met munitie, 8 stuks knalpatronen/gaspatronen en een doosje met knalpatronen. Van wie zijn deze spullen?
A: Dat is van oud en nieuw.
V: Wat is dat voor munitie?
A: Volgens mij hoort dat bij dat wapen.
V: Doe jij afstand van de wapens, munitie en knalpatronen die gevonden zijn in de hal?
A: Jawel.
V: In de keuken werd op het aanrecht een stiletto mes aangetroffen. Van wie is dit mes?
A: Dat mes is van mij.
V: In de keuken werd in een la onder het gasfornuis een bruin bolletje (vermoedelijk hasj) van 11 gram bruto gevonden. In de keukenla werd een gripzakje met daarin 4 blauwe pillen en poeder (circa 5 gram bruto) aangetroffen. In een lade van de diepvries werd een zak met amfetamine aangetroffen (bruto 960 gram). Wat is dit allemaal en van wie is het?
A: Dat is van mij. Het bruine bolletje is van mij. De blauwe pillen zijn van mij, ik denk dat het XTC is. Ik denk dat het poeder hetzelfde is.
4. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1849, 1855 en 1857):
V: Je noemde eerder al [verdachte] in dit verhoor. Welke [verdachte] bedoel je dan?
A: [verdachte] .
V: Wat is zijn rol in dit geheel.
A: [verdachte] is mijn concurrent. We zitten beide in dit wereldje dus de handel in drugs en Medicatie. We moesten soort van wel met hem van bevriend blijven want hij is gek en gevaarlijk maar we deden geen zaken samen. [verdachte] zit in de coke en ik zit alleen maar in de hasj en medicatie
V: Hoe weet jij dat [verdachte] in de coke zit?
A: Via snapchat stuurt hij mij weleens een foto met een pak geld en een groot blok cocaïne. Ik wilde daar zover mogelijk van weg blijven. Maar [medeverdachte 6] was heel goed met hem.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] van 7 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1858, 1862, 1867 en 1870):
V: Waar ken jij [medeverdachte 7] van?
A: [alias 1], van [verdachte] dit is zijn rechterhand. [medeverdachte 7] zat altijd achter het stuur en hij was bezorger van drugs voor [verdachte]. Ik denk vooral cocaïne en wiet.
V: Was [medeverdachte 1] ook leverancier voor andere jongens in jullie groep, zo ja wie?
A: Voor [verdachte] en [medeverdachte 6] wel en dan met name medicatie.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 7 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1920-1921, 1929 en 1930):
V: Wat weet jij van handel in soft- en harddrugs en/of van handel in medicijnen in [plaats 1]?
A: Dan heb je nog [verdachte] en [medeverdachte 7]. Hun zijn eigenlijk concurrenten van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6].
V: Wat kan je verklaren over [verdachte] ([alias 1])?
A: Ik weet alleen dat zij ook in de handel zitten. [alias 1] is een bijnaam van [verdachte]. Ik weet dat hij coke verkoopt.
V: Wat lees jij hier en wat kun je hierover verklaren?
A: Dit gesprek gaat over Magic, dit is Blue Magica dat is een hasj soort.
7. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] van 6 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 270, 271, 275, 279-280, 290-293. 297 en 299):
Merk : Apple
Model : iPhone 13
IMEI1 : [nummer 1]
IMEI 2 : [nummer 2]
MSISDN : [nummer 3]
Goednummer : 3205920
Bovenstaande Apple iPhone 13 werd op woensdag 1 mei 2024 in beslag genomen bij een doorzoeking in de woning, [adres] te [plaats 1], waar de verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1995 te [plaats 1], stond ingeschreven
Gezien het feit dat:
 het toestel gevonden was gevonden in de woning van [verdachte] ,
 dat uit gevorderde gegevens is gebleken dat [verdachte] geregistreerd stond als abonnementhouder van het telefoonnummer in het toestel en
 dat in de user accounts meerdere malen de naam van [verdachte] voorkomt,
is het aannemelijk dat [verdachte] de gebruiker is van de Apple iPhone 13.
Wie is de gebruiker van de Apple iPhone 13?
Ik zag bij user accounts onder source “Snapchat”, onder andere het volgende:
Naam : “[alias 1]”,
Email :
[e-mailadres 1]
Ik zag dat onder source “Signal”, onder andere het volgende:
Profiel naam : “[accountnaam 1]”;
Telefoonnummer : +[telefoonnummer 1].
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Ik zag een gesprek tussen twee deelnemers op de applicatie ‘Signal’. Het was mij bekend dat Signal een applicatie was waar gebruikers met elkaar konden chatten.
Ik zag een gesprek tussen +[telefoonnummer 2], met de naam “[accountnaam 2]”, en +[telefoonnummer 3], met de naam “[accountnaam 1]”. Ik dat in de chat, onder andere, een afbeelding van een wit blok met bedrukking werd verstuurd.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
Ik zag dat in de chat, onder andere, het woord ‘sanax’ en ‘oxys’ was verstuurd.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 6] van 20 augustus 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 1377-1378):
[Afbeelding]
In Nederland wordt ketamine HCI verhandeld en gebruikt in het drugscircuit maar het is niet vermeld op één van de lijsten van de Opiumwet. Wel zijn er jarenlang geneesmiddelen voor mensen in de handel geweest met ketamine HCI als werkzame stof. Deze geneesmiddelen werden onder meer gebruikt als algeheel verdovingsmiddel en zeer sterke pijnstiller. Onder bepaalde voorwaarden voldoen grotere hoeveelheden van mengsels met ketamine HCI aan de omschrijving van een werkzame stof in de Geneesmiddelenwet.
9. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant 7] van 12 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 852-853 en 856 ):
In het onderzoek Angora werden meerdere telefoontaps aangesloten, zo ook op
het telefoonnummer [nummer 3] en de IMEl-nummers [nummer 4] en [nummer 5].
IMEI: [nummer 4], bleek dat het toestel een Apple iPhone 12 (A2403) betrof.
IMEI: [nummer 5], bleek dat het toestel een Apple iPhone 13 (A2633) betrof.
Het onderzoeksteam had sterk het vermoeden dat het telefoonnummer [nummer 3] en de toestellen met de IMEl-nummers [nummer 4] en [nummer 5] in gebruik waren bij [verdachte].
[medeverdachte 1] verklaarde dat [verdachte] in zijn telefoon stond opgeslagen onder de naam [alias 2] met het telefoonnummer [nummer 3].
Het telefoonnummer [nummer 3] had als abonneehouder [verdachte] , [adres]. Dit adres kwam overeen met het GBA-adres van [verdachte].
Datum: 29-03-2024
[verdachte] voert gesprek met duitse man over Cali
[naam 1]: Hallo?
[verdachte]:Hallo
[naam 1]:hey
[verdachte]|:Hey Brauchts dus nog die Cali?
[naam 1]:joah
[verdachte]:oke, Ich ruf die jungen gleich an
10. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 8] van 18 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 325, 341 357 en 358):
Op 6 december 2023 werd onder [medeverdachte 7] een telefoon van het merk Apple inbeslaggenomen.
Model : iPhone X
Devicename : Popo S
Last used MSISDN : +[telefoonnummer 4]
MSISDN : +[telefoonnummer 5]
[Afbeelding]
11. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 9] van 19 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 793-794, 798-799 en 801):
Op 6 december 2023 werd in het kader van een onderzoek gerelateerd in BVH-nummer
2023562702 onder [naam 2] een telefoon van het merk Samsung
Inbeslaggenomen.
Ik zag dat de telefoon van het merk Samsung voorzien was van Imei-nummer [nummer 6] en dat in de telefoon het telefoonnummer +[telefoonnummer 6] heeft gezeten.
Op 2 december 2023 vraagt [verdachte] aan [naam 2] of hij al wat gehoord heeft. De strekking van het gesprek tussen [naam 2] en [verdachte]! wat volgt is dat ze beiden het slechte kwaliteit
vinden en dat ze ervan balen. Gezien de inhoud van het gesprek en de foto waarop zeer waarschijnlijk wiet in een handpalm is te zien, is het aannemelijk dat [naam 2] en [verdachte] het over wiet hebben. Daarnaast vindt drie dagen later tussen [naam 2] en [medeverdachte 7] een wiet overdracht plaatst en geeft [medeverdachte 7] vlak voor deze overdracht aan eerst “[alias 1]”([verdachte] ) op te moeten halen.
12. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 10] van 5 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 689, 705 en 707):
Bovenstaande Apple iPhone (iPhone 13 Pro (A2638), werd op woensdag 1 mei 2024 bij een doorzoeking in de woning aan de Bisschopstraat 8 te [plaats 1], dit betreft het verblijfadres van de verdachte [medeverdachte 4] , in beslag genomen.
3.5
Chat 02 maart 2024 — 31 maart 2024
Op 3 maart 2024 en op 31 maart 2024 zijn er gesprekken tussen de gebruiker [verdachte] [alias 1]’ en [medeverdachte 4] via de applicatie WhatsApp. De gebruiker ‘[verdachte] [alias 1]’ is naar alle waarschijnlijkheid medeverdachte [verdachte] . Het telefoonnummer wat is gekoppeld aan de gebruiker “[verdachte] [alias 1]” is [e-mailadres 2]. Dit telefoonnummer komt overeen met het telefoonnummer van [verdachte] waarvan het onderzoeksteam telecommunicatie heeft opgenomen.
In deze gesprekken worden prijsafspraken gemaakt voor zeer vermoedelijk verdovende middelen. In deze gesprekken lijkt alsof [verdachte] verdovende middelen afneemt van [medeverdachte 4].
[Afbeelding]
[Afbeelding]
13. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 9] van 7 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 880 en 881):
Op donderdag 29 februari 2024 is er door de rechter-commissaris toestemming verleend voor het opnemen van (tele)communicatie voor het telefoonnummer +[nummer 3]. De naam [alias 1] Bakkerij is gekoppeld aan dit nummer.
[verdachte]|:Heb jij nog van die pijnstillers?
[naam 3]:Ja die heb ik hier
[verdachte]: Ja dat dacht ik al wel
[naam 3]:Ja kom even ophalen dan
[verdachte]!:Dat moet [naam 4] even ophalen, anders kom ik daar niet weg.
[naam 3]:Ja dat klopt wel ja
[verdachte]: Anders geef maar aan [medeverdachte 7] mee
[naam 3]:Jo
14. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 3 Sv, de bevoegdheidsbeoordeling 24-095, opgesteld door [verbalisant 11] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1627-1629):
Op verzoek heb ik een bevoegdheidsbeoordeling opgesteld betreffende: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1995 te [plaats 1], woonachtig op [adres].
Aan verdachte is geen fabrikanten- of groothandelaarsvergunning verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Krachtens artikel 18, eerste lid, Geneesmiddelenwet is een dergelijke vergunning vereist om bepaalde handelsactiviteiten te mogen verrichten, waaronder in voorraad hebben, met geneesmiddelen.
Krachtens artikel 40, tweede lid, Geneesmiddelenwet is het verboden bepaalde activiteiten te verrichten, waaronder in voorraad hebben, met geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend voor de Nederlandse markt.
Verdachte staat niet geregistreerd als apotheekhoudende of dierenarts en daarmee valt verdachte niet onder de uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Opiumwet. Aan verdachte is tevens geen ontheffing verleend als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Opiumwet. Het krachtens artikel 2 en/of 3 Opiumwet gestelde verbod om bepaalde handelsactiviteiten te verrichten, waaronder aanwezig hebben, met middelen als bedoeld in respectievelijk lijst I of II behorende bij de Opiumwet is op verdachte onverminderd van toepassing.
Hiermee beschikt verdachte niet over enige bevoegdheid tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en/of met een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.
15. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 9] van 20 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 302-305 en 324):
Op 6 december 2023 werd in het kader van een onderzoek onder [medeverdachte 7] een telefoon van het merk Motorola inbeslaggenomen.
Ik zag dat de telefoon van het merk Motorola voorzien was van Imeinummer [nummer 7] en dat in de telefoon het telefoonnummer +[telefoonnummer 7] heeft gezeten.
Uit onderzoek telefoon is naar voren gekomen dat de gebruiker van de telefoon zijn facebookaccount heeft gekoppeld aan deze telefoon. De accountnaam van dit Facebookaccount is saidsaid, Op 6 december is [medeverdachte 7] aangehouden met een kilo aan softdrugs. [medeverdachte 7] bevond zich op dat moment alleen in een voertuig. In dit voertuig is bovengenoemd telefoon aangetroffen en in beslaggenomen.
Uit onderzoek is gebleken dat er op 19-11-2023 omstreeks 19.23 uur een kort whatsapp gesprek heeft plaatsgevonden tussen de gebruiker van +[telefoonnummer 7] die zichzelf “Elke Dag Vanaf 12:00 uur” noemt en de gebruiker van +[telefoonnummer 8] die als [naam 5] in deze telefoon genoemd staat. De gebruiker van [telefoonnummer 7] begint het gesprek met Jo, [alias 1] hier.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] die hij op 9-12-2023 heeft gegeven bij de politie geeft [medeverdachte 1] het volgende aan en ik citeer: “Ik heb [verdachte] in mijn lijst staan als onder andere "[alias 3]" en "[alias 1]".
Op 10-11-2023 om 18.05 uur wordt het gesprek weer hervat. [medeverdachte 7] geeft aan dat hij er staat en dat “[alias 1]” aan het slapen is. “[alias 4]” antwoord oké met 7 min”. Hieruit valt op te maken dat “[alias 1]” nog aan het slapen is en dus niet komt en dat [medeverdachte 7] dus naar de locatie toekomt alwaar hij afspreekt met “[alias 4]”.
Het is dus zeer aannemelijk dat “[alias 1]” oftewel [verdachte] samen met [medeverdachte 7] de gebruikers zijn van bovengenoemde Motorola en dat ze dus samenwerken.
Uit onderzoek telefoon is gebleken dat er tientallen whatsapp/Facebook gesprekken zijn gevoerd waarbij het grotendeels gaat over verkoop van drugs. Deze gesprekken zijn vaak kort van aard en hierin worden ontmoetingsplekken, de prijzen van de drugs en aantallen in bijvoorbeeld gewicht genoemd. Deze gesprekken vinden allemaal plaats in de periode van november 2023 tot en met de eerste week van december 2023.
Feiten 2, 4, 8, 9 en 10
1. Het proces-verbaal van doorzoeking perceel [adres] van 1 mei 2024, pagina’s 1345, 1347 en 1348.
2. Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ([adres] [plaats 1]) van 2 mei 2024, pagina’s 1349-1351.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 5 Sv, Pand B [adres] [plaats 1], pagina 2297.
4. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 12] en [verbalisant 13] van 25 juni 2024, pagina’s 1264-1266, 1270-1273, 1276 en 1281.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 14] van 21 juni 2024, pagina 1376.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 15] van 19 juni 2024, pagina 1375.
7. Het proces-verbaal herkenning hennep van 16 mei 2024, pagina’s 1357 en 1358.
8. Het proces-verbaal herkenning hasjiesj (hash) opgemaakt door [verbalisant 16] van 16 mei 2024, pagina’s 1355 en 1356.
9. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 5 Sv, de kennisgeving van inbeslagneming, uit proces-verbaal nazending april 2025, pagina 2113.
10. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 5 Sv, de kennisgeving van inbeslagneming, uit proces-verbaal nazending april 2025, pagina 2114.
11. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 5 Sv, de kennisgeving van inbeslagneming, uit proces-verbaal nazending april 2025, pagina 2115
12. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 5 Sv, de kennisgeving van inbeslagneming, uit proces-verbaal nazending april 2025, pagina 2116.
13. Het proces-verbaal onderzoek wapen opgemaakt door [verbalisant 17] van 19 september 2024, uit proces-verbaal nazending april 2025.
14. Het proces-verbaal onderzoek wapen opgemaakt door [verbalisant 18] van 2 juli 2024, (pagina 1359):
Parketnummer 08.082346.25
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, PL0600-2025061287 van 10 maart 2025. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 9 februari 2025, pagina’s 15-17.
2. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 1] van 9 februari 2025, pagina’s 19-20.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 februari 2025, pagina’s 34 en 36-39.
4. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 19] van 10 februari 2025, pagina’s 58 en 59.
5. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 20] en [verbalisant 13], van 28 februari 2025, pagina’s 99, 101-103.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 15] van 28 februari 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 104.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 15] van 28 februari 2025, pagina 105.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 15] van 28 februari 2025, pagina 106.

Voetnoten

1.Het algemeen relaas opgemaakt door [verbalisant 21] van 27 augustus 2024, pagina’s 7 en 8.