ECLI:NL:RBOVE:2025:4127

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
08.059891.24, 08.277123.21 (gev.), 08.107611.24 (gev.) en 08.266309.23 (gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere drugsmisdrijven en diefstal van elektriciteit

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Eritrea, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere drugsmisdrijven en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en is verplicht een schadevergoeding van € 2.396,33 te betalen aan Enexis Netbeheer B.V. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 08.059891.24, 08.277123.21, 08.107611.24 en 08.266309.23, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in drugs zoals MDMA, cocaïne, amfetamine en alprazolam, alsook van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024 betrokken was bij de handel in deze verdovende middelen en dat hij op 15 mei 2021 hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de meeste beschuldigingen bewezen verklaard op basis van de verzamelde bewijsmiddelen en verklaringen van medeverdachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.059891.24, 08.277123.21 (gev.), 08.107611.24 (gev.) en
08.266309.23 (gev) (P)
Datum vonnis: 24 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1996 in [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 mei 2025, 22 mei 2025 en van 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, in de zaak met parketnummer 08.059891.24, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 4 november 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in [plaats 1]:
feit 1:in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen in MDMA, cocaïne en amfetamine heeft gehandeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:op 1 mei 13,49 gram MDMA aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 28 november 2023 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen in alprazolam heeft gehandeld dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 4:in de periode van 4 november 2023 tot en met 1 mei 2024 in [plaats 1] al dan niet samen met anderen zonder vergunning in alprazolam heeft gehandeld dan wel daarin een groothandel heeft gedreven;
feit 5:in de periode van 4 november 2023 tot en met 1 mei 2024 al dan niet samen met anderen geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten alprazolam in voorraad heeft gehad of hierin heeft gehandeld.
De verdenking komt er, in de zaak met parketnummer 08.277123.21, na wijziging van de tenlastelegging van 7 mei 2025, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
15 mei in [plaats 2]:
feit 1:hennep heeft geteeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:elektriciteit heeft gestolen van Enexis.
De verdenking komt er, in de zaak met parketnummer 08.107611.24, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 december 2023 in Enschede:
feit 1:1047 gram hennep aanwezig heeft gehad;
feit 2:8,37 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
De verdenking komt er, in de zaak met parketnummer 08.266309.23, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 november 2021 in Denekamp 1,95 gram cocaïne en 7,64 gram 2C-B heeft verkocht of aanwezig heeft gehad
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3
november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne en/of
- een hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende amfetamine en/of
zijnde MDMA en/of amfetamine en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in Nederland,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
13,49 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid
van artikel 3a van die wet;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28
november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam
(telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4
november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport, (telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor
onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende Alprazolam (xanax
en/of ksalol en/of trankimazin)
(telkens) heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad
en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgevoerd
en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft
gebracht,
dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4
november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1], althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) waarvoor geen
handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam (xanax en/of
ksalol en/of trankimazin) en/of
(telkens) in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld en/of heeft
ingevoerd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het
Nederlands grondgebied heeft gebracht;
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
1
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te [plaats 2], gemeente [plaats 2] opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad (in een pand aan [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal)
ongeveer 389 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te [plaats 2], gemeente [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
Enexis, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
1
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 1074 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 6 december 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 8,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
hij op of omstreeks 10 november 2021 in Denekamp, gemeente Dinkelland, althans
in Nederland,
opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 1,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, en/of
- ongeveer 7,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
2C-B,
zijnde cocaïne en/of 2C-B
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 08.059891.24 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dit met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van de handel in amfetamine.
In de zaken met parketnummers 08.277123.21, 08.107611.24 en 08.266309.23 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Dit met dien verstande dat verdachte van het onder parketnummer 08.266309.23 ten laste gelegde 2C-B moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in de zaak met parketnummer 08.059891.24 op het standpunt gesteld dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat verdachte dit feit heeft bekend. Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 een bekennende verklaring afgelegd voor zover dit ziet op de handel in cocaïne. Van de handel in MDMA en amfetamine moet verdachte worden vrijgesproken. Voor een bewezenverklaring van de feiten 3, 4, en 5 biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs zodat verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich in de zaken met parketnummers 08.277123.21, 08.107611.24 en 08.266309.23 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
De vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
- Inleiding
Op 9 november 2023 wordt [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) gehoord door de politie. Naar aanleiding van zijn verklaring en de eerste onderzoeksbevindingen is op 9 februari 2024 het onderzoek Angora gestart [1] . [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]), [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]), [medeverdachte 5], [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6]) [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7]) en [verdachte] (hierna: verdachte of [verdachte]) zijn verdachten in dit onderzoek.
- 1 mei 2024
Op 1 mei 2024 wordt [verdachte] aangehouden in een woning aan de [adres 2] in [plaats 3]. In de auto van [verdachte] (een witte fiat bus) worden verschillende verdovende middelen aangetroffen waaronder MDMA.
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5
- Verklaring [verdachte]
heeft verklaard dat hij heeft gehandeld in cocaïne en in alprazolam (xanax). Hij bekent ook MDMA aanwezig te hebben gehad maar ontkent de handel in de MDMA en amfetamine.
- Verklaringen medeverdachten
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte] betrokken was bij de handel in soft- en harddrugs van [medeverdachte 5]. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij xanax voor [verdachte] en [medeverdachte 5] bestelde en dat hij, [medeverdachte 1], een soort loopjongen was voor onder andere [verdachte]. [medeverdachte 6] heeft verklaard dat [verdachte] de bezorger was voor [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] noemt [verdachte] en [medeverdachte 5] de concurrenten van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7].
- Onderzoek telefoons
[verdachte] is al eerder staande gehouden waarbij telefoons van hem in beslag zijn genomen. Ook vanwege onderzoek Angora zijn er meerdere telefoons in beslag genomen. Er is onderzoek verricht in de data van deze diverse telefoons. Hieruit volgt onder meer dat een afnemer aan [verdachte] vraagt of hij “alweer” xanax heeft en uit een tapgesprek volgt dat [verdachte] via de post anax heeft ontvangen.
- Tussenconclusie
Gezien het voorgaan is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] betrokken is bij de handel in drugs en medicatie.
- Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 5] en [verdachte] samen een telefoon gebruiken. In deze telefoon zijn diverse gesprekken gevonden die betrekking hebben op de verkoop van drugs. Het gaat om het afspreken van ontmoetingsplekken, de prijzen en de af te nemen hoeveelheden. Ook medeverdachten verklaren dat [verdachte] en [medeverdachte 5] samen in de handel zaten. Afnemer [naam 1] verklaart dat hij contact had met iemand die in zijn telefoon bekend stond als “[medeverdachte 6]”. Uit onderzoek is gebleken dat de contacten verliepen via de telefoon van [medeverdachte 7], waar zowel [medeverdachte 7] als [medeverdachte 6] van gebruik maakten. Echter herkent [naam 1] [verdachte] als de dealer.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van de opgenomen bewijsmiddelen oordeelt de rechtbank dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de handel in soft- en harddrugs en medicijnen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
- Pleegperiode
Door de raadsman is betoogd dat de pleegperiode een kortere periode betreft dan is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De tenlastelegging is de grondslag van het onderzoek. Dit betekent dat de rechtbank bij de bewezenverklaring de ten laste gelegde pleegperiode moet beoordelen. De pleegperiode die de officier van justitie bewezen acht valt daarbinnen. Anders dan in strafzaken waar een ontnemingsvordering aan de orde is, is er in het kader van de bewezenverklaring geen noodzaak uit te gaan van een andere periode dan ten laste gelegd. Bij de strafoplegging is de feitelijke periode, die dan dus afwijkt van de bewezenverklaarde periode, wel een omstandigheid die meeweegt.
- Conclusie
De rechtbank komt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en op basis van hetgeen hiervoor overwogen tot het oordeel dat de feiten 1, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring de handel en het aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank zal verdachte gelet hierop voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Aan verdachte is ook de handel en het aanwezig hebben van 2C-B ten laste gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring hiervan. De rechtbank zal verdachte gelet hierop voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
1.
hij op tijdstippen in de periode van 3 november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 1 mei 2024 in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
13,49 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 28 november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid alprazolam, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam, zijnde alprazolam
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op tijdstippen in de periode van 4 november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, telkens opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, telkens een of meer geneesmiddelen niet bedoeld voor
onderzoek, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam
telkens heeft ingevoerd en in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en heeft afgeleverd, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 4 november 2023 tot en met 1 mei 2024 te [plaats 1],
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen telkens opzettelijk,
telkens een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende alprazolam
telkens in voorraad heeft gehad en te koop heeft aangeboden en
heeft verkocht en afgeleverd en ter hand gesteld en heeft
ingevoerd;
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
1.
hij op 15 mei 2021 te [plaats 2] opzettelijk heeft
geteeld in een pand aan [adres 1] een hoeveelheid van
389 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 15 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een ander,
een hoeveelheid elektriciteit die aan Enexis toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
1.
hij op 6 december 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad 1074 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 6 december 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad
8,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
hij op 10 november 2021 in Denekamp,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende, cocaïne,
zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet (OW), in de artikelen 18 en 40 van de Geneesmiddelenwet en in de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten (WED). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 5
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel moet als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend is. Daarnaast kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij had een rol in de handel op grote schaal in drugs en medicijnen., Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep. Zowel de handel in soft- en harddrugs als de handel in medicijnen vormen in het algemeen een bedreiging voor de volksgezondheid en in het bijzonder voor de afnemers. De middelen zijn zeer verslavend en een overmatig gebruik ervan kan tot zeer ernstige gezondheidsrisico’s leiden. Daarnaast gaat de handel in drugs en medicijnen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit zoals diefstal en geweld. Dit veroorzaakt schade en overlast in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 14 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in 2018 is veroordeeld voor het aanwezig hebben van drugs.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 25 april 2025. Hieruit volgt dat verdachte sinds zijn schorsing een positieve inzet heeft laten zien en goed heeft meegewerkt aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Hij bezit reflecterend vermogen en heeft probleem- en schuldbesef laten zien. De risico’s op recidive, letsel en op het onttrekken van de voorwaarden worden als laag ingeschat. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarin gekoppeld een meldplicht als bijzondere voorwaarde.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld bij de jarenlange handel in drugs en medicijnen. De rechtbank acht het bewezen dat verdachte als sinds 2021 bezig was met het telen van en de handel in drugs, terwijl hij in 2018 al eens is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Hij heeft hierbij enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Het gaat om ernstige feiten waar doorgaans hoge gevangenisstraffen op zijn gesteld en ook worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank oog heeft voor de positieve stappen die verdachte in zijn leven heeft gezet ziet de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, geen andere mogelijkheid dan aan verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op te leggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte ervan vooral rekening gehouden met de lange periode waarin verdachte de Opiumwet heeft overtreden. Zijn positieve ontwikkeling, die blijkt uit het reclasseringsrapport, heeft hij niet gepaard laten gaan met openheid van zaken over de gepleegde feiten. Daardoor neemt verdachte niet de volledige verantwoordelijkheid voor de bewezenverklaarde feiten en is een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist niet passend.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarde koppelen die door de reclassering is geadviseerd. De proeftijd wordt gesteld op 3 jaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de van toepassing zijnde samenloopbepalingen.
De rechtbank beoogt met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf een stok achter de deur te bieden en hiermee te voorkomen dat verdachte na zijn detentie opnieuw de fout in gaat.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen (08.059891.24)
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat er op de inbeslaggenomen Apple iPhone (zwart) geen relevante informatie is aangetroffen. De telefoon kan retour naar verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde Apple iPhone (zwart), goednummer 32050200, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelde in de zaak met parketnummer 08.277123.21 (feit 2)

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.396,33 (tweeduizenddriehonderdzesennegentig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- uurtarief monteur – weekend (2 x 2,5 uur) € 700,00;
- netwerkkosten Elektriciteit € 96,79;
- verbruik Elektriciteit € 1.145,50;
- vooronderzoek en dossieraanleg € 62,81;
- dossierverwerking en aangifte € 125,63;
- opmaken factuur € 83,78;
- afhandelingskosten € 125,63;
- elektriciteitsmeter slim € 56,19.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen standpunt ingenomen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.396,33, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 33 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 Sr

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
feit 1,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3,het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4,het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
feit 5 ,het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
feit 1,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2,het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
feit 1,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarde
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd blijft zich melden bij de reclassering van het Leger des Heils te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoeding (08.277123.21)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 2.396,33, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: Enexis Netbeheer B.V., (feit 2): van een bedrag van € 2.396,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2021 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.396,33, (zegge: tweeduizenddriehonderdzesennegentig euro en drieëndertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
33 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de Apple iPhone (zwart), met goednummer 32050200, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.059891.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Angora/ON1R024004 van 27 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5
1. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 13 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, (pagina’s 1716, 1717, 1720 en 1721):
V: Tijdens ons onderzoek hebben we vastgesteld dat jouw telefoonnummer [telefoonnummer 1] betreft, klopt dat?
A: Klopt dat is mijn nummer.
V: [verdachte] heb je strafbare feiten gepleegd de afgelopen maanden?
A: Medicatie. Jammer genoeg Xanax. Ik heb Xanax besteld bij [medeverdachte 1] Ik heb er jammer genoeg geen winst uit gehaald. Ik heb zes potten gekregen. [medeverdachte 1] heeft de potten geregeld en ik heb [medeverdachte 1] daarvoor betaald.
V: heb jij het afgelopen jaar cocaïne verkocht.
A: vanaf november tot ongeveer maart.
V: Hoe help jij [naam 2]?
A: Ik heb hem de afgelopen maanden voorzien van cocaïne wat je op de tap hebt gehoord.
V: Waarom deed je dit?
A: Om extra geld te verdienen.
V: Hoe kwam je aan die cocaïne?
A: Ik heb het gehaald in Enschede. Ik vertel niet bij wie dan maak ik mezelf in de problemen.
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 6] van 7 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1858, 1862 en 1870):
V: Waar ken jij [verdachte] van?
A: Van [alias 1], van [medeverdachte 5] dit is zijn rechterhand. [verdachte] zat altijd achter het stuur en hij was bezorger van drugs voor [medeverdachte 5]. Ik denk vooral cocaïne en wiet.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 7 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1920-1921 en 1930):
V: Wat weet jij van handel in soft- en harddrugs en/of van handel in medicijnen in [plaats 1]?
A: Dan heb je nog [medeverdachte 5] en [verdachte]. Hun zijn eigenlijk concurrenten van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7].
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 9 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2054, 2064-2066):
V: Je verklaarde dat [verdachte] ook betrokken is bij de handel, welke handel bedoel je hiermee?
A: De handel van [medeverdachte 5], dat is van softdrugs tot harddrugs.
V: Wat wordt er verhandeld door [verdachte]?
A: soft- en harddrugs. Ik heb [verdachte] een keer gezien met voorverpakte grammetjes. Daarmee bedoel ik zakjes wit poeder.
V: Wanneer was dit?
A: Twee weken geleden
V: Wat werd er dan verkocht?
A: Alles, softdrugs en harddrugs
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 2 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 2078, 2080 en 2084-2085):
V: Betekent dit [medeverdachte 1] dat je toen weer bestellingen ging doen?
A: Ja dat klopt. Ik ben weer met de verkoop van potten Xanax begonnen. Ik heb toen potten Xanax besteld voor [verdachte] en [medeverdachte 5]. [verdachte] wilde grotere hoeveelheden bestellen. Hij wilde met mij naar Spanje, een auto vol ophalen. Ik heb potten voor [verdachte] en [medeverdachte 5] vanuit Spanje voor hen besteld. Wij ([medeverdachte 6] en Ik) waren een soort van loopjongens voor [verdachte], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 7].
V: Hoe zorgde jij ervoor dat die potten Xanax bij [verdachte] kwamen?
A: Ik deed de bestelling in Spanje. Ik kreeg de potten via de post op mijn eigen adres. Ik stuurde ze dan via de post rechtstreeks naar [verdachte] zijn adres. [verdachte] kreeg de potten van mij via de post naar [plaats 2], Berfoplein, bij de supermarkt. Daarna moest het naar [plaats 1] worden verstuurd, op verzoek van [medeverdachte 5]. [medeverdachte 5] en [verdachte] waren wel de hoofdpersonen die mij contacten.
6. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 20 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 302-306 en 324):
Op 6 december 2023 werd in het kader van een onderzoek onder [verdachte] een telefoon van het merk [naam 4] inbeslaggenomen.
Ik zag dat de telefoon van het merk [naam 4] voorzien was van Imeinummer [nummer 1] en dat in de telefoon het telefoonnummer +[telefoonnummer 2] heeft gezeten.
Uit onderzoek telefoon is naar voren gekomen dat de gebruiker van de telefoon zijn
facebookaccount heeft gekoppeld aan deze telefoon. De accountnaam van dit Facebookaccount is [verdachte]. Op 6 december is [verdachte] aangehouden met een kilo aan softdrugs. [verdachte] bevond zich op dat moment alleen in een voertuig. In dit voertuig is bovengenoemd telefoon aangetroffen en in beslaggenomen.
Uit onderzoek is gebleken dat er op 19-11-2023 omstreeks 19.23 uur een kort whatsapp gesprek heeft plaatsgevonden tussen de gebruiker van +[telefoonnummer 2] die zichzelf “Elke Dag Vanaf 12:00 uur” noemt en de gebruiker van +[telefoonnummer 3] die als [alias 2] in deze telefoon genoemd staat. De gebruiker van [telefoonnummer 2] begint het gesprek met Jo, [alias 1] hier.
Uit de verklaring van [medeverdachte 1] die hij op 9-12-2023 heeft gegeven bij de politie geeft [medeverdachte 1] het volgende aan en ik citeer: “Ik heb [medeverdachte 5] [medeverdachte 2] in mijn lijst staan als onder andere "[alias 3]" en "[alias 1]".
Op 10-11-2023 om 18.05 uur wordt het gesprek weer hervat. [verdachte] geeft aan dat hij er staat en dat “[alias 1]” aan het slapen is. “[naam 3]” antwoord oké met 7 min”.
Hieruit valt op te maken dat “[alias 1]” nog aan het slapen is en dus niet komt en dat [verdachte] dus naar de locatie toekomt alwaar hij afspreekt met “[naam 3]”.
Het is dus zeer aannemelijk dat “[alias 1]” oftewel [medeverdachte 5] [medeverdachte 2] samen met [verdachte] de gebruikers zijn van bovengenoemde [naam 4] en dat ze dus samenwerken.
Uit onderzoek telefoon is gebleken dat er tientallen whatsapp/Facebook gesprekken zijn gevoerd waarbij het grotendeels gaat over verkoop van drugs. Deze gesprekken zijn vaak kort van aard en hierin worden ontmoetingsplekken, de prijzen van de drugs en aantallen in bijvoorbeeld gewicht genoemd. Deze gesprekken vinden allemaal plaats in de periode van november 2023 tot en met de eerste week van december 2023.
[Afbeelding]
7. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 3 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1184-1186):
Op vrijdag 3 mei 2024 omstreeks 12.40 uur heb ik telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer +[telefoonnummer 4]. Ik hoorde hem zeggen: [naam 2].
“Ik ken [verdachte] via [medeverdachte 5] [medeverdachte 2]. Ik heb lang geleden via via gehoord dat [medeverdachte 5] in de cocaïnehandel zat. Ik heb [medeverdachte 5] toen benaderd en hij heeft mij toen het telefoonnummer van [verdachte] gegeven. Ik koop al denk iets langer dan een jaar bij [verdachte]. Ik bel hem denk ik wel wekelijks als het niet dagelijks is om cocaïne van hem te kopen. Hij gooit mij dan een kleintje of een grote over de schutting heen en soms doet hij wat bij mij in de brievenbus.”
8. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] van 14 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1190-1192):
Op 1 mei 2024 heeft er in verband met onderzoek Angora een huiszoeking plaatsgevonden in de woning aan het Zevenblad 59 te [plaats 1]. Voorafgaand aan deze huiszoeking is [medeverdachte 7] in deze woning aangehouden. Bij deze huiszoeking is onder andere een Iphone X inbeslaggenomen die in de slaapkamer van [medeverdachte 7] is aangetroffen.
Uit deze eerste scan kwam onder andere naar voren dat de gebruiker en of gebruikers van dit toestel voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] druggerelateerde gesprekken voerde via whatsapp met de gebruiker van het telefoonnummer +[telefoonnummer 6]. In de telefoon wordt de gebruiker van dit nummer [naam 5] genoemd,
Op dinsdag 14 mei 2024 omstreeks 18.00 uur heb ik, verbalisant [verbalisant 1], onderzoek gedaan in de voor mij beschikbare politiesystemen naar het telefoonnummer +[telefoonnummer 6]. Hieruit is naar voren gekomen dat de gebruiker van dit telefoonnummer [naam 5] is van [geboortedatum 2]-2002.
Op dinsdag 14 mei heb ik, telefonisch contact gelegd met het telefoonnummer +[telefoonnummer 6]. De persoon die aan de andere kant van de lijn opnam stelde zichzelf bij het opnemen voor als [naam 5] [naam 1].
Kan je het telefoonnummer [telefoonnummer 5] invoeren in je telefoon en mij vertellen of dit nummer in jouw contactenlijst naar voren komt en zo ja onder welke naam?
“Ja dit nummer heb ik in mijn contactenlijst staan onder de naam [medeverdachte 6]. Maar ik kan u vertellen dat ik nooit met [medeverdachte 6] heb afgesproken. Ik ken geen [medeverdachte 6]. Maar als ik aan de naam [medeverdachte 6] denk dan denk ik aan een blanke Nederlandse jongen. De persoon met wie ik afsprak en die ik trof was een donkergetinte jongen met kort zwart haar”.
Ik ga via whatsapp jou een foto van iemand laten zien. Mijn vraag aan jou is of je deze persoon kent of herkend en zo ja waarvan?
“Ja deze persoon herken ik als de dealer waarvan ik de drugs kocht.”
Deze foto van [verdachte] heb ik, aan [naam 5] laten zien.
SKDB foto van 4 mei 2024
[Afbeelding]
Wat voor drugs kocht je bij deze dealer?
“Poes, dus 3MMC, ketamine en XTC, ongeveer sinds de zomerperiode van 2023.”
9. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 2] van 18 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 325, 327, 337, 344, 357 en 358):
Vaststelling gebruiker toestel 3109278 Apple iPhone X (A1901)
Op 6 december 2023 werd in het kader van een onderzoek gerelateerd in BVH-nummer [nummer 2] onder [verdachte] een telefoon van het merk Apple inbeslaggenomen.
Kijkend naar de accountgegevens, de foto’s, gebruikersnamen is het aannemelijk dat betrokkene [verdachte] gebruiker is van dit toestel.
[Afbeelding]
Ik zag dat er een gesprek aanwezig was tussen ‘[naam 6]’ / [naam 6] en [alias 4]. Ik zag dat [naam 6] vroeg of [alias 4] ‘alweer’ xanax had en dat [alias 4] zei ‘Nee moeilijk moet nog komen’.
10. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 3] van 29 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 980 en 986):
Dit proces-verbaal van bevindingen betreft een weergave van een aantal gesprekken, gevoerd over de opname van telecommunicatie van het IMEI-nummer [nummer 3] welke in gebruik was bij [verdachte].
De uitgewerkte gesprekken welke in de bijlage staan zijn gesprekken tussen verdachte [verdachte] en derde. Deze gesprekken gaan eerst over een pakket welke [verdachte] verwacht, daarvoor belt hij op zaterdag 13 april 2024 met de klantenservice van PostNL en met de supermarkt waar het afhaalpunt is. Op maandag 15 april 2024 belt [verdachte] twee keer met de supermarkt om te informeren hoe laat de pakketten worden bezorgd omdat hij op een pakket wacht. Daarnaast belt [verdachte] deze maandag met de klantenservice van PostNL met de vraag waar het pakket is. Het ligt nog niet bij het pakketautomaat.
Op dinsdag 16 april 2024 wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2]. In dit gesprek geeft [verdachte] aan dat de pakjes binnen zijn en dat hij net zijn Xanax pakjes heeft opgehaald.
De kans is aannemelijk dat [verdachte] via de post Xanax heeft ontvangen.
Datum 16-04-2024 - [verdachte] [naam 7]
[verdachte]: Ik ben net in Denekamp, ik hebe net mijn Xanax pakjes opgehaald
[naam 7]:Oh
11. Een geschrift, als bedoeld in artikel 344 eerste lid, onder 3 Sv, de bevoegdheidsbeoordeling 24-095, opgesteld door [verbalisant 4] van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1701 en 1702):
Op verzoek heb ik een bevoegdheidsbeoordeling opgesteld betreffende:
[verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats] (Eritrea).
Aan verdachte is geen fabrikanten- of groothandelaarsvergunning verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Krachtens artikel 18, eerste lid, Geneesmiddelenwet is een dergelijke vergunning vereist om bepaalde handelsactiviteiten te mogen verrichten, waaronder in voorraad hebben, met geneesmiddelen.
Verdachte staat niet geregistreerd als apotheekhoudende of dierenarts en daarmee valt verdachte niet onder de uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Opiumwet. Aan verdachte is tevens geen ontheffing verleend als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Opiumwet. Het krachtens artikei 2 en/of 3 Opiumwet gestelde verbod om bepaalde handelsactiviteiten te verrichten, waaronder aanwezig hebben, met middelen als bedoeld in respectievelijk lijst I of II behorende bij de Opiumwet is op verdachte onverminderd van toepassing.
Hiermee beschikt verdachte niet over enige bevoegdheid tot het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met een geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet en/of met een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 2
1. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 mei 2024, pagina’s 1711-1715.
2. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 5] van 1 mei 2024, pagina’s 1380-1383.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], met bijlagen, van 21 augustus 2024, pagina’s 1722, 1729 en 1732.
4. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 25 juni 2024, pagina’s 1264, 1265, 1267 en 1268.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 8] van 19 juni 2024, pagina 1421.
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 8] van 19 juni 2024, pagina 1422.
7. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 8] van 19 juni 2024, pagina 1423.
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 8] van 24 juni 2024, pagina 1424.
In de zaak met parketnummer 08.277123.21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, PL0600-2021211908 van 20 januari 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, met fotoblad, opgemaakt door [verbalisant 9] van 2 juni 2021, pagina’s 1-4.
2. Het proces-verbaal van aangifte namens Enexis van 24 juni 2021, pagina’s 33 en 34.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 mei 2021, pagina’s 64-72.
In de zaak met parketnummer 08.107611.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, PL06000-2023562823 van 26 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 10] en [verbalisant 11] van 6 december 2023, pagina’s 12-15.
2. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 12] van 11 december 2023, pagina’s 30 en 31.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 december 2023, pagina’s 88 en 92-96.
4. De kennisgeving van inbeslagneming van 6 december 2023, pagina 104.
5. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 13] en [verbalisant 6] van 23 januari 2024 (aanvullend procesdossier).
6. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 14] van 25 januari 2024 (aanvullend procesdossier).
In de zaak met parketnummer 08.266309.23
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, PL0600-2022025641 van 1 februari 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen opgemaakt door [verbalisant 7] en [verbalisant 15], pagina’s 46-50.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 november 2021, pagina’s 78-84.
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 16] van 27 december 2021, pagina 51.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Sv, het rapport NFiDENT opgemaakt door ing. [verbalisant 16] van 27 december 2021, pagina 52.

Voetnoten

1.Het algemeen relaas opgemaakt door [verbalisant 17] van 27 augustus 2024, pagina’s 7 en 8.