ECLI:NL:RBOVE:2025:4128

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
08.277123.21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak met betrekking tot opzettelijk handelen in drugs en diefstal

Op 24 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de veroordeelde werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie vorderde de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 41.510,80, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de openbare terechtzittingen op 7 mei, 22 mei en 12 juni 2025 werd de vordering behandeld. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had genoten uit de bewezenverklaarde feiten. De vordering van de officier van justitie werd dan ook afgewezen. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.277123.21
Datum vonnis: 24 juni 2025
Vonnis op tegenspraak, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (Eritrea)
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 41.510,80.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 7 mei 2025, 22 mei 2025 en 12 juni 2025. De behandeling van de ontnemingsvordering heeft gelijktijdig met de behandeling van de strafzaak plaatsgevonden.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Arnhem, advocaat in Arnhem, is op die terechtzittingen verschenen en op de vordering gehoord.
De officier van justitie heeft ter terechtzittingen gevorderd de vordering af te wijzen. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen dat er eerder een oogst heeft plaatsgevonden.
De raadsman heeft eveneens verzocht de vordering af te wijzen.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 24 juni 2025 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit de bewezenverklaarde strafbare feiten en zal de vordering van de officier van justitie daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.