ECLI:NL:RBOVE:2025:4131

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens eigen aandeel in geweld

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser heeft deze uitkering aangevraagd omdat hij op 16 september 2023 bedreigd is met een vuurwapen en er drie keer op hem is geschoten. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) heeft de aanvraag afgewezen, omdat zij van mening is dat eiser een eigen aandeel heeft gehad in het geweld. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en stelt dat het beleid van de CSG onredelijk is en dat de gevolgen van dit beleid onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die het beleid dient. De rechtbank heeft de zaak op 21 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van de CSG via videobelverbinding aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de CSG zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser een eigen aandeel in het geweld heeft. Eiser heeft in het verleden actief deelgenomen aan de drugswereld, en het schietincident is een gevolg van deze betrokkenheid. De rechtbank concludeert dat het beleid van de CSG niet onredelijk is en dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat de CSG niet van haar beleid heeft hoeven afwijken, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3459

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.J.J. Broekhuizen),
en

de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de CSG.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser heeft de uitkering aangevraagd omdat hij is bedreigd met een vuurwapen en er drie keer op hem is geschoten. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe aan dat geen sprake is van een eigen aandeel in het geweld en subsidiair, dat het beleid onredelijk is en dat de gevolgen van het beleid van de CSG onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de CSG zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser een eigen aandeel in het geweld heeft. Verder is het beleid van de CSG niet onredelijk en zijn de gevolgen van het beleid van de CSG niet onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De CSG hoefde in dit geval dan ook niet van haar beleid af te wijken. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 4 december 2023 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
2.1.
Bij het primaire besluit van 8 februari 2024 heeft de CSG de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij het bestreden besluit van 1 augustus 2024 is de CSG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.3.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De CSG heeft gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en [naam] namens de CSG via een videobelverbinding deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Voorliggende besluitvorming
3. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser is namelijk op 16 september 2023 bedreigd met een vuurwapen en er is drie keer op hem geschoten. Nadien is hij drie keer geopereerd. Naast het lichamelijke letsel heeft eiser ook psychisch letsel opgelopen waarvoor eiser onder behandeling staat bij een psycholoog. Ter onderbouwing van zijn aanvraag legt hij medische stukken over. Op verzoek van de CSG levert eiser ook nog de aangifte van het hiervoor genoemde incident aan.
3.1.
Bij het primaire besluit wijst de CSG de aanvraag van eiser af omdat zij het niet aannemelijk acht dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk tegen hem gepleegd geweldsmisdrijf [1] . Er zijn onvoldoende objectieve aanwijzingen over de aanleiding, toedracht en omstandigheden van het incident. Uit de aangifte komt niet duidelijk naar voren waarom eiser is beschoten. De CSG heeft informatie opgevraagd bij het Openbaar Ministerie. Dat kan in verband met het lopende onderzoek echter geen informatie verstrekken. De CSG geeft nog aan dat eiser na afronding van het strafrechtelijk onderzoek eventueel een verzoek om herziening kan indienen.
3.2.
Bij het bestreden besluit heeft de CSG het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is zij bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De CSG geeft aan dat zij een duidelijk beeld heeft gekregen van het incident, maar dat zij bij de afwijzing blijft omdat sprake is van een eigen aandeel van eiser. Eiser is namelijk bewust actief geweest in de drugswereld en het schietincident is hier een gevolg van geweest. Uit het door eiser overgelegde relaas van onderzoek van de politie blijkt dat eiser voorafgaand aan het schietincident twee keer, op 6 en 7 september 2023, bij de verdachte van het schietincident aan de deur is geweest in verband met een verschuldigde betaling. De verdachte had namelijk een partij wiet gekocht en betaald met vals geld. Eiser had kunnen weten dat er in de drugswereld geweld wordt gebruikt en het is beleid van de CSG om de aanvraag in zo’n geval volledig af te wijzen.
De beoordeling
4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit van de CSG. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Eiser voert aan dat hij geen eigen aandeel heeft in het geweld dat op hem is toegepast. Hij heeft alleen een incassoklus uitgevoerd en is niet meer betrokken in de drugscriminaliteit. Verder is het beleid onredelijk en zijn de gevolgen van het beleid van de CSG onevenredig in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. De CSG had daarom, met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van het beleid moeten afwijken. De ernst van het misdrijf, de poging tot doodslag en het daardoor opgelopen letsel staan namelijk niet in verhouding tot een volledige weigering van de uitkering. Eiser legt ter onderbouwing het vonnis van de meervoudige kamer over van 31 oktober 2024 [2] . Eiser heeft in het strafproces openheid van zaken gegeven en zijn verklaringen zijn door de officier van justitie en de rechtbank betrouwbaar geacht. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de immateriële schade ook geen rekening gehouden met een eigen aandeel van eiser. Daarnaast wijst eiser op de letselrapportages [3] . Eiser heeft verder zelf geen geweld gebruikt jegens de verdachte en hij heeft niet bijgedragen aan escalatie van de situatie. Hij heeft het geweld ook niet kunnen voorzien. Daarnaast wijst eiser op het beleid van de CSG in andere gevallen van eigen aandeel, waarbij een lagere uitkering wordt uitgekeerd. Eiser meent dat de CSG ten onrechte de uitkering volledig heeft afgewezen. Zij had een lagere uitkering moeten vaststellen.
6. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
6.1.
In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
6.2.
In artikel 5 van de Wsg staat dat een uitkering achterwege kan blijven of op een geringer bedrag kan worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
6.3.
De CSG heeft bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg beslissingsruimte en heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven [4] (hierna: de beleidsbundel).
6.4.
Op pagina 19 van de beleidsbundel staat hoe de CSG artikel 5 van de Wsg, het ‘eigen aandeel’ van het slachtoffer, toepast. Voor de beoordeling van het eigen aandeel gaat de CSG na of het slachtoffer het geweldsmisdrijf had kunnen en moeten voorkomen. Hierbij kijkt zij of het slachtoffer zichzelf onnodig in een situatie heeft gebracht waarin hij geweld kon en moest verwachten. Als sprake is van een eigen aandeel, kan de CSG een aanvraag volledig afwijzen of de uitkering op een lager bedrag vaststellen, namelijk op 25, 50 of 75 procent van de uitkering die het slachtoffer had gekregen als hij geen eigen aandeel zou hebben gehad.
6.5.
De beleidsbundel benoemt een aantal uitgangspunten bij elk van deze opties. Of de CSG een aanvraag volledig afwijst of de uitkering op een lager bedrag vaststelt, bepaalt zij uiteindelijk aan de hand van de aard en de ernst van het verwijt dat het slachtoffer kan worden gemaakt. De uitgangspunten zijn, onder andere:
  • Als het geweld van de dader niet in verhouding staat tot wat het slachtoffer te verwijten valt en het slachtoffer zeer ernstig letsel heeft opgelopen (in beginsel letselcategorie 4 of hoger), dan wordt het geweld van de dader als disproportioneel aangemerkt. Het uitgangspunt is dan dat 50% van de uitkering wordt toegekend.
  • Als het slachtoffer de confrontatie met de dader heeft opgezocht of heeft bijgedragen aan de escalatie van een situatie, zonder daarbij geweld te gebruiken, kan de CSG de uitkering op een lager bedrag vaststellen. Het uitgangspunt is dan dat 75% van de uitkering wordt toegekend.
  • Als een aanvrager zich bewust in het soft- of harddrugsmilieu begeeft (hieronder wordt ook verstaan het bewust verlenen van diensten en/of het verstrekken van goederen aan personen in dit milieu) en het geweldsmisdrijf hiervan een gevolg is, wijst de CSG een aanvraag volledig af.
6.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit vaste beleid van de CSG niet kennelijk onredelijk. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is namelijk opgericht om mensen, die buiten hun schuld slachtoffer worden van geweld, een financiële tegemoetkoming te bieden in hun schade. Als het slachtoffer een eigen aandeel heeft in het geweld is een uitkering uit het schadefonds in principe niet passend, omdat deze moet worden gezien als een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. De tegemoetkoming wordt namelijk gefinancierd uit gemeenschapsgeld. De CSG heeft daarbij onderscheid mogen maken in verschillende situaties die verschillende gevolgen hebben.
6.7.
Daarnaast heeft de CSG zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt mogen stellen dat de aanleiding voor het geweldsmisdrijf gelegen is in eisers betrokkenheid in het soft- of harddrugsmilieu. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij zich in het verleden in de drugscriminaliteit heeft begeven en dat hij toen betrokken was in een drugsoorlog. Dit blijkt uit de aangifte van eiser. Verder blijkt uit het relaas van onderzoek van de politie dat eiser een aantal dagen voor het schietincident, namelijk op 6 en 7 september 2023, bij de verdachte langs is geweest om geld - een bedrag van € 18.000,00 - te incasseren, omdat de verdachte met vals geld betaald zou hebben voor een partij drugs.
6.8.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de CSG in dit geval niet, zoals eiser stelt, van haar beleid (met toepassing van artikel 4:84 van de Awb) heeft hoeven afwijken omdat de gevolgen van het beleid onevenredig zouden zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Van bijzondere omstandigheden is niet gebleken. De CSG stelt terecht dat het inherent is aan een afwijzing op grond van het eigen aandeel dat een aanvrager ernstig letsel heeft, want anders zou de aanvraag al zijn afgewezen omdat er geen sprake is van ernstig letsel. Daarmee zijn de ernst van het letsel en de andere gevolgen die het voor eiser heeft geen omstandigheid die maken dat de CSG moet afwijken van haar beleid. De rechtbank ziet ook niet in dat eisers opstelling in de strafrechtelijke procedure en het oordeel van de meervoudige kamer over de immateriële schadevergoeding maken dat de CSG van haar beleid moet afwijken. Zoals in rechtsoverweging 6.7. reeds uiteengezet, kan worden vastgesteld dat eiser zich in de drugscriminaliteit heeft begeven. Dit kan eiser verweten worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de drugscriminaliteit veelvuldig geweld wordt gebruikt en eiser wist dit ook, getuige zijn verklaringen over de drugsoorlog in het verleden. Dat eiser zelf geen geweld heeft gebruikt doet daar niet aan af. In dit kader acht de rechtbank het niet onevenredig dat de aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven is afgewezen.
6.9.
De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Lok, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84 van de Awb
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Bijzondere wet
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van de Wsg
Uitkering kan worden gedaan
a.aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf dan wel schuldverkrachting of schuldaanranding, ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Artikel 5 van de Wsg
Een uitkering kan achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
Beleidsregel
Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven, versie 1 november 2022

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven.
2.Het gaat om de zaak met parketnummer 08/236781-23 (P).
3.Het gaat om de letselrapportage van de Forensische Geneeskunde GGD Oost Nederland van 17 september 2023 en de Forensisch medische letselrapportage met benoeming als gerechtelijk deskundige van 16 januari 2024.
4.De ten tijde van het bestreden besluit geldende versie is die van 1 november 2022.