ECLI:NL:RBOVE:2025:4132

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
08.119320.23 en 08.121295.23 (gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het onttrekken van minderjarigen aan het wettig gezag en het overtreden van een gedragsaanwijzing

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan het opzettelijk onttrekken van haar vier minderjarige kinderen aan het wettig gezag en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft in de periode van 28 april 2023 tot en met 3 mei 2023 haar kinderen, allen jonger dan twaalf jaar, onttrokken aan het gezag van hun vader en aan het toezicht van de jeugdbescherming. Daarnaast heeft zij op 12 mei 2023 in Vriezenveen een gedragsaanwijzing overtreden die haar verbood zich in de nabijheid van de woning van de vader te bevinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verweer heeft gevoerd en dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet bereid is om zich aan de geldende regels en afspraken te houden, wat heeft geleid tot een verhoogd recidiverisico. De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd om de verdachte te laten inzien dat zij moet meewerken aan de afspraken die zijn gemaakt in het belang van haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.119320.23 en 08.121295.23 (gev.) (P)
Datum vonnis: 26 juni 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 april 2024 en van 12 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er onder parketnummer 08.119320.23, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: in de periode van 28 april 2023 tot en met 3 mei 2023 in Nederland, Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië en Polen, haar vier minderjarige (allen jonger dan twaalf jaren) kinderen, heeft onttrokken aan het wettelijk gezag.
De verdenking komt er onder parketnummer 08.121295.23, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte: op 12 mei 2023 in Vriezenveen de haar op 11 mei 2023 gegeven gedragsaanwijzing heeft overtreden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
In de zaak met parketnummer 08.119320.23
zij op een of meer tijstdippen in of omstreeks de periode van
28 april 2023 tot en met 3 mei 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand, althans in Nederland en/of een of meerdere plaatsen in de landen Duitsland en/of Oostenrijk en/of Tsjechië en/of Polen,
opzettelijk
de minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2013 en/of
de minderjarige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2014 en/of
de minderjarige [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 4] 2017 en/of
de minderjarige [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 5] 2018,
heeft onttrokken aan het wettig over haar/hen gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar/hen uitoefende,
terwijl die minderjarige(n) beneden de twaalf jaren oud was/waren;
In de zaak met parketnummer 08.121295.23
zij op of omstreeks 12 mei 2023 te Vriezenveen, gemeente Twenterand
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 mei 2023, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven dat zij, verdachte, zich niet zal bevinden en/of ophouden in de directe nabijheid van de woning gelegen aan de [adres] door zich bij/in de directe nabijheid van die woning op te houden en/of door de brievenbus naar binnen te kijken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08.119320.23 en het onder parketnummer 08.121295.23 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 08.119320.23
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzittingen van 5 april 2024 en van 12 juni 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 1 mei 2023, pagina’s 10-15.
In de zaak met parketnummer 08.121295.23
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [2]
Het proces-verbaal van de terechtzittingen van 5 april 2024 en van 12 juni 2025, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
De gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv van 11 mei 2023;
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant] van 12 mei 2023, pagina’s 2-4.
3.4
De bewezenverklaring
In de zaak met parketnummer 08.119320.23
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen in de periode van
28 april 2023 tot en met 3 mei 2023 in Nederland en meerdere plaatsen in de landen Duitsland en Oostenrijk en Tsjechië en Polen,
opzettelijk
de minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2013 en
de minderjarige [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2014 en
de minderjarige [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 4] 2017 en
de minderjarige [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum 5] 2018,
heeft onttrokken aan het wettig over hen gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hen uitoefende,
terwijl die minderjarigen beneden de twaalf jaren oud waren.
In de zaak met parketnummer 08.121295.23
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 12 mei 2023 te Vriezenveen,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 mei 2023, gegeven door de officier van justitie te arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven dat zij, verdachte, zich niet zal bevinden en/of ophouden in de directe nabijheid van de woning gelegen aan [adres] door zich bij/in de directe nabijheid van die woning op te houden en door de brievenbus naar binnen te kijken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a en 279 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 08.119320.23
het misdrijf: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd;
In de zaak met parketnummer 08.121295.23
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 3 maanden met hieraan gekoppeld de algemene voorwaarden en als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf voor de duur van 60 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Er is door verdachte geen strafmaatverweer gevoerd. Ter zitting heeft zij verklaard dat als de rechtbank vindt dat ze naar de gevangenis moet dat ze die tijd dan wel zal uitzitten, maar ze heeft ook gezegd dat ze hoopt dat ze niet naar de gevangenis hoeft.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft haar vier minderjarige dochters onttrokken aan het gezag van hun vader (hierna: [aangever]) en aan het opzicht van het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna ook: jeugdbescherming). Verdachte is, zonder toestemming, met de auto naar Oostenrijk vertrokken om haar zus en diens pasgeboren baby te bezoeken. Na het bezoek aan haar zus heeft verdachte met haar kinderen enkele dagen door Europa rondgereden waarbij zij in ieder geval één nacht in de auto hebben geslapen.
Door zo te handelen heeft verdachte haar eigen belang boven het belang van haar kinderen geplaatst. Ze had alleen maar oog voor haar eigen gevoelens en behoeften en heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de impact van de situatie op haar kinderen. Verdachte heeft haar dochters uit hun veilige thuisomgeving weggehaald en hen in een voor hen onvoorspelbare en onzekere situatie gebracht. Maar ook heeft zij [aangever] en haar eigen familie in onzekerheid gebracht over het welzijn en de verblijfplaats van de kinderen.
Door zo te handelen heeft verdachte de beslissingen van de kinderrechter naast zich neergelegd, het gezag van [aangever] en de taak en de bevoegdheden van de jeugdbescherming ondermijnd. Verder heeft zij zich ook niet gehouden aan de aan haar opgelegde gedragsaanwijzing. Hierdoor heeft verdachte laten blijken dat zij niet bereid is zich aan rechterlijke beslissingen, wetten, regels en afspraken te houden als zij deze niet kan verenigen met haar eigen opvattingen. Ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat verdachte het kwalijke van haar gedrag niet inziet. Het lijkt niet tot haar door te dringen wat de gevolgen van haar handelen en denken zijn voor het welzijn van de kinderen. Verdachte accepteert geen enkele hulp of inmenging van instanties.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 februari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Artikel 63 Sr is hierbij van toepassing.
Op 20 oktober 2023 is er door R. Otter, psychiater NIFP Noord-Oost Nederland een advies in het kader van een trajectconsult opgesteld.
Uit het advies van 20 oktober 2023 volgt dat verdachte niet heeft meegewerkt aan het trajectconsult. Zij was uitgenodigd maar is zonder bericht niet verschenen. Toen er later wel contact tot stand is gebracht heeft verdachte laten weten dat zij niet wilde komen. Het is daardoor niet mogelijk gebleken te komen tot voorlopige diagnostiek. Op basis van de beschikbare informatie stelt de onderzoeker vast dat er mogelijk sprake is van een psychotische stoornis met wanen met een religieus karakter. Het beeld is dat verdachte onvoldoende probleembesef heeft en dat hulp af wordt gehouden.
Op 30 april 2024 is er opnieuw een advies trajectconsult opgesteld, ditmaal door J.M. Westenbroek, psychiater NIFP Noord-Oost Nederland.
Verdachte is op 30 april 2024 door de rapporteur gesproken. Opvallend is dat de gedachten van verdachte vasthoudend zijn en dat zij het moeilijk vindt om de ander los te laten. Zij lijkt de ander niet goed aan te voelen en ook minder goed te voelen wat haar gedrag bij de ander loslaat. Dat komt als sociaal-emotioneel beperkt over. Verdachte heeft een sterke geloofsovertuiging. Een psychotische stoornis kon niet worden vastgesteld. Er wordt geen meerwaarde gezien in nadere diagnostiek.
Omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd achtte over de persoon van verdachte heeft zij ter terechtzitting van 5 april 2024 opdracht gegeven een volwaardig psychiatrisch rapport op te stellen. Er is daarom, ondanks dat er op 30 april 2024 door J.M. Westenbroek een nader onderzoek niet geïndiceerd werd geacht, een Psychiatrisch Pro Justitia Rapport opgesteld over verdachte door dr. H.A. de Haan, gedateerd 14 maart 2025.
Er is in februari 2025 telefonisch contact geweest tussen verdachte en deze rapporteur. Verdachte heeft laten weten dat zij wel mee wilde werken aan het opstellen van het rapport maar niet zolang er een advocaat bij het proces was betrokken. Hoewel de rapporteur heeft geprobeerd duidelijk te maken dat de rol van de advocaat bij de strafrechtelijke procedure los staat van het opstellen van de rapportage, hij hier verder buiten staat en dat bij dat het opstellen van de rapportage ook geen advocaat is betrokken, heeft verdachte verdere medewerking geweigerd. Er is daarom een weigerrapportage opgesteld.
Tot slot heeft ook de reclassering over verdachte gerapporteerd in de over verdachte opgemaakt reclasseringsrapporten van 30 januari 2024 en van 27 mei 2025.
De reclassering noemt de houding van verdachte aangaande het naleven van de wetten en regels die in Nederland gelden, zorgelijk. De geloofsovertuiging van verdachte is bepalend in de keuzes die zij maakt en dit wordt ook gezien als een risico verhogende factor. Wetten en regels zijn voor verdachte ondergeschikt aan het geloof, waardoor zij haar gedrag vergoelijkt. De rigide houding van verdachte hieromtrent maakt dat er sprake is van beperkte beïnvloedingsmogelijkheden door externen of derden. Nu er ook geen onderzoek heeft plaatsgevonden vanuit de NIFP kan er geen gedegen plan van aanpak worden opgesteld om te werken aan gedragsbeïnvloeding of recidiveverlaging. Het recidiverisico wordt daarom als gemiddeld tot hoog ingeschat, het risico op letsel als laag en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld.
De uitspraken van verdachte dat zij niet kan beloven regels en wetten te zullen naleven in bepaalde situaties vanwege haar geloofsovertuiging, maakt dat de reclassering tot deze uitkomst is gekomen. Het risico dat betrokkene haar eigen keuzes maakt wordt als zeer realistisch gezien. De contactmomenten met haar kinderen zijn goed, er is sprake is van een liefdevolle omgang. Verdachte zal hoogstwaarschijnlijk in contact zijn met de reclassering, maar de mate van beïnvloeding en leerbaarheid lijkt nihil. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden om met bijzondere voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Nu er geen rapportages beschikbaar zijn heeft de rechtbank geen volledig beeld kunnen krijgen van de persoon van verdachte. Dat het verdachte verdriet doet dat zij haar dochters maar beperkt kan zien is ter terechtzitting wel duidelijk geworden. In het gesprek hierover lijkt zij echter maar niet in te zien dat zij zelf de sleutel in handen heeft de situatie te veranderen. Uit alle rapportages blijkt dat verdachte een liefdevolle moeder is, maar ook dat zij zich zo star vasthoudt aan haar eigen perceptie van goed ouderschap dat zij hiermee de belangen van anderen juist uit het oog verliest. De rechtbank deelt met de reclassering de zorgen over de houding van verdachte aangaande het naleven van de wetten en regels. De beslissing van de kinderrechter en het gemaakte ouderschapsplan zijn opgesteld om de kinderen een veilige en stabiele jeugd te geven. Verdachte ondermijnt echter iedere vorm van gezag en schaadt daarmee de belangen van haar minderjarige dochters. Dit kan en mag niet getolereerd worden, mede vanuit het oogpunt van generale preventie. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan. De rechtbank ziet zich dan ook voor de moeilijke vraag gesteld wat in dit geval een passende sanctie is.
Verdachte is er ter zitting op gewezen dat haar houding de rechtbank eigenlijk geen andere keuze laat dan een gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is gewezen op de consequenties van haar handelen maar heeft alle alternatieven naast zich neer gelegd en op geen enkele wijze laten zien dat zij bereid is haar eigen denkbeelden en belangen ondergeschikt te maken aan de belangen van de kinderen. Bij haar afweging heeft de rechtbank ook de belangen van de minderjarige dochters nadrukkelijk betrokken. Dit alles heeft ertoe geleid dat de rechtbank van oordeel is dat in dit geval alleen een gevangenisstraf een passende sanctie is.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De proeftijd wordt gesteld op 3 jaren. Ook al heeft verdachte tot nu toe nergens aan meegewerkt en is zij niet leerbaar gebleken, legt de rechtbank een deels voorwaardelijke straf op. Hiermee beoogt de rechtbank te bewerkstelligen dat verdachte zich na haar detentie wel zal houden aan de gemaakte afspraken en geldende regels. Gevangenisstraf is het enige waar verdachte nog enigszins door te beïnvloeden lijkt te zijn, uitgaande van haar verklaring ter zitting. Verdachte moet gaan inzien dat ze in het belang van de kinderen zal moeten meewerken met [aangever] en de jeugdbescherming, ook als dit niet overeenstemt met haar eigen overtuigingen. Doet verdachte dit niet, dan zal zij opnieuw een lange tijd de gevangenis in moeten.
De rechtbank legt hiermee een fors hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Zoals reeds overwogen ziet de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in dit geval als enige passende sanctie.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.119320.23 en het in de zaak met parketnummer 08.121295.23 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
In de zaak met parketnummer 08.119320.23
het misdrijf: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is, meermalen gepleegd;
In de zaak met parketnummer 08.121295.23
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. T.H. Kapinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Duinriet23 met nummer ON2R023038/2023187599 van 23 augustus 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON0000_2023209318 van 11 oktober 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.