ECLI:NL:RBOVE:2025:4133
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitspraak op verzet inzake onbevoegdheid bestuursrechter en verzoek om interventie bij Duitsland
In deze uitspraak op het verzet van de opposant, die het niet eens is met de eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 februari 2025, wordt geoordeeld dat de bestuursrechter zich kennelijk onbevoegd heeft verklaard. De opposant had een verzetschrift ingediend omdat hij het niet eens was met deze beslissing. De rechtbank bevestigt in deze uitspraak dat de eerdere beslissing terecht was, en dat het verzoek van de opposant aan de Minister van Justitie en Veiligheid om te interveniëren in de gebrekkige nakoming van de Richtlijn 2002/8/EG door Duitsland, niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een verzoek om een schriftelijke beslissing van de minister die inhoudt dat hij een publiekrechtelijke rechtshandeling verricht. De minister is niet bevoegd om een besluit te nemen over de uitvoering van de richtlijn door Duitsland. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M. Lok, in aanwezigheid van griffier B.A.G. Bulte, en is openbaar uitgesproken.