ECLI:NL:RBOVE:2025:4137

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
11456069 \ CV EXPL 24-2523
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eindafrekening gas door Eneco

In deze zaak vordert Eneco Zakelijk B.V. dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de eindafrekening voor gaslevering. De gedaagde betwist de vordering, omdat hij meent dat de door Eneco gehanteerde eindmeterstand niet klopt. Eneco stelt dat zij de eindmeterstand mocht schatten, omdat de gedaagde de juiste meterstand niet tijdig heeft doorgegeven. De kantonrechter oordeelt dat Eneco inderdaad het recht had om de eindmeterstand te schatten, omdat de gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen om de juiste meterstanden door te geven. De kantonrechter wijst de vordering van Eneco toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van een bedrag van € 1.178,48, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 24 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11456069 \ CV EXPL 24-2523
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
ENECO ZAKELIJK B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
voorheen handelend onder de naam [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte met producties van Eneco
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De samenvatting

Eneco vordert dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om de eindafrekening te betalen. [gedaagde] is het niet eens met de vordering, omdat de door Eneco gehanteerde eindmeterstand niet klopt. Eneco vindt dat zij de eindmeterstand mocht schatten, omdat [gedaagde] de juiste meterstand niet (tijdig) heeft doorgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Eneco de eindmeterstand inderdaad mocht schatten, en wijst de vordering van Eneco toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De feiten

3.1.
Tussen Eneco en [gedaagde] (voorheen handelend onder de naam [bedrijf]) bestonden overeenkomsten tot levering van elektra en gas voor het adres [adres]. Op de overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van Eneco van toepassing.
3.2.
De overeenkomst tot levering van gas is per 1 april 2022 beëindigd, omdat [gedaagde] per die datum is overgestapt naar een nieuwe gasleverancier: Gulf. De overeenkomst voor de levering van elektra is per 1 januari 2024 beëindigd.
3.3.
Eneco heeft op 5 mei 2022 met een eerste eindafrekening een bedrag van € 1.578,81 aan [gedaagde] in rekening gebracht voor de levering van gas over een periode van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022. Op de eindafrekening staat een eindmeterstand van 67.367 m3. Gulf heeft, als opvolgend gasleverancier van [gedaagde], de eindmeterstand van Eneco (67.367 m3) als beginmeterstand per 1 april 2022 aangehouden.
3.4.
In verband met een tijdelijke verlaging van de btw op energie (voor de periode van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2022) heeft Eneco een correctie toegepast en [gedaagde] bij een factuur van 24 maart 2023 meegedeeld dat zij € 66,90 te veel in rekening had gebracht aan [gedaagde] voor de levering van energie.
3.5.
[gedaagde] heeft na ontvangst van de eindafrekening van 5 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de door Eneco gehanteerde eindmeterstand per 31 maart 2022 van 67.367 m3, omdat uit een foto blijkt dat de meterstand op 10 mei 2022 op 67.027 m3 stond.
3.6.
Eneco heeft op 28 juli 2023 een e-mail naar [gedaagde] gestuurd met het verzoek om de correcte meterstand bij de actieve leverancier op te vragen.
3.7.
Vervolgens heeft Eneco op 28 februari 2024 een nieuwe eindafrekening met betrekking tot de gaslevering opgesteld om de eindmeterstand te corrigeren. Daarbij is zij uitgegaan van een lagere eindmeterstand van 67.027 m3, zoals blijkt uit de foto van [gedaagde] van 10 mei 2022. Volgens deze nieuwe eindafrekening heeft Eneco € 585,43 te veel in rekening gebracht aan [gedaagde].
3.8.
Na verrekening van de eindafrekeningen/correcties wil Eneco van [gedaagde] nog een bedrag van € 926,48 betaald krijgen. Eneco heeft deze vordering ter incasso uit handen gegeven aan haar gemachtigde: Flanderijn. Flanderijn heeft [gedaagde] meerdere keren aangemaand te betalen, maar dat is niet gebeurd.

4.Het geschil

4.1.
Eneco vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.178,45 (bestaande uit € 926,48 aan hoofdsom, € 138,97 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 113,03 aan verschenen wettelijke rente), te vermeerderen met de lopende wettelijke rente en de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat vast dat Eneco gas en elektra heeft geleverd, en dat [gedaagde] daarvoor moet betalen. Op deze overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van Eneco van toepassing. De eindafrekening(en) voor de levering van elektra staan niet ter discussie.
5.2.
Partijen verschillen van mening over de juistheid van de eindafrekening(en) die zien op de levering van gas, omdat duidelijk is dat de eindmeterstand per 31 maart 2022 (na correctie door Eneco geschat op 67.027 m3) niet overeenkomt met de werkelijke meterstand. Volgens [gedaagde] is 67.027 m3 te hoog, omdat dat de meterstand per 10 mei 2022 is. Daardoor heeft Eneco te veel gas in rekening gebracht. Maar volgens Eneco mag zij het verbruik schatten, omdat [gedaagde] nalatig is geweest in het (tijdig) doorgeven van de juiste meterstanden. Hij heeft geen andere meterstand dan die van 10 mei 2022 doorgegeven.
5.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van artikel 8.2 van de algemene voorwaarden was [gedaagde] verantwoordelijk voor en draagt hij er voor eigen rekening en risico zorg voor dat de meetgegevens juist en tijdig worden vastgesteld en juist en tijdig aan Eneco ter beschikking worden gesteld. Eneco heeft gesteld dat [gedaagde] dit heeft nagelaten. [gedaagde] heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft ter zitting alleen aangegeven dat hij zich niet meer kan herinneren of hij de juiste meterstand (per 31 maart 2022) aan Eneco heeft doorgegeven, maar dat is onvoldoende. Daarom staat vast dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de uit artikel 8.2 van de algemene voorwaarden voortvloeiende verplichting.
5.4.
Volgens artikel 9.6 van de algemene voorwaarden mocht Eneco voor de eindafrekening van het gas de meterstand schatten, omdat een juiste vaststelling van de omvang van de levering van het gas niet mogelijk is. Eneco heeft de eindmeterstand (na correctie) geschat op 67.027 m3. Hoewel het duidelijk is dat dit de meterstand per
10 mei 2022 en daarom niet per 31 maart 2022 kan zijn geweest, moet worden opgemerkt dat dit een schatting is. Een schatting zal (in de regel) afwijken van het werkelijke verbruik. Verder heeft Eneco toegelicht dat [gedaagde] door deze schatting niet is benadeeld; Gulf heeft als opvolgend gasleverancier van [gedaagde] per 1 april 2022 namelijk een beginmeterstand van 67.367 m3 aangehouden.
5.5.
Gelet hierop en op het feit dat [gedaagde] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt wat op 31 maart 2022 dan wel de werkelijke meterstand was, zodat ook nu door Eneco geen eindafrekening op basis van de werkelijke meterstand op dat moment kan worden gemaakt, is de kantonrechter van oordeel dat Eneco niet gehouden kan worden een herberekening te maken en de eindafrekening aan te passen. [gedaagde] heeft op zijn beurt nog wel een eigen schatting op basis van zijn gemiddelde verbruik in het geding gebracht, maar daaraan kan niet de waarde worden gehecht die [gedaagde] eraan toekent, aangezien Eneco terecht heeft gesteld dat zijn schatting sterk vereenvoudigd is en er geen rekening is gehouden met seizoensinvloeden en/of vakanties. Bovendien ligt het niet op de weg van [gedaagde] om zijn verbruik te schatten. Dat is aan Eneco.
5.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] nog € 926,48 aan Eneco verschuldigd is, zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld om dat bedrag aan Eneco te betalen.
Wettelijke rente
5.7.
De kantonrechter zal de in artikel 6:119a BW bedoelde wettelijke handelsrente toewijzen zoals hierna te melden, nu sprake is van een handelsovereenkomst en aan alle in artikel 6:119a BW neergelegde voorwaarden is voldaan. Daarbij zal aan reeds verschenen rente van 19 mei 2022 tot de datum van dagvaarding het door Eneco gevorderde (en door [gedaagde] niet betwiste) bedrag van € 113,03 worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
Eneco heeft onbetwist gesteld dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het ter zake gevorderde bedrag, dat in overeenstemming is met de redelijk geachte tarieven, zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Eneco worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
778,49

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Eneco te betalen een bedrag van € 1.178,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 926,48, met ingang van 12 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 778,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.