ECLI:NL:RBOVE:2025:4152

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3186
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering door UWV en beoordeling van herhaalde aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een Wajong-uitkering beoordeeld. Eiseres, geboren op 8 augustus 1985, heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend, die door het UWV zijn afgewezen. De rechtbank behandelt de herhaalde aanvraag van eiseres, die op 25 oktober 2023 is ingediend, en de eerdere besluiten van het UWV van 5 november 2009 en 30 juli 2013. Eiseres stelt dat het UWV ten onrechte haar aanvraag heeft afgewezen en dat er nieuwe feiten zijn die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere besluiten. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de afwijzing van de Wajong-aanvraag rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de eerdere besluiten van het UWV rechtens vaststaan en dat de afwijzing van de aanvraag evident niet onredelijk is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op een Wajong-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3186

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. K. Aslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
gemachtigde: mr. E.H. van den Brink.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2
In het besluit van 10 november 2023 heeft het UWV de aanvraag van eiseres afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner [naam], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres, geboren op 8 augustus 1985, heeft op 21 januari 2009 een auto-ongeluk gehad, als gevolg waarvan zij een dwarslaesie heeft en volledig rolstoel geboden is en daarnaast ook klachten heeft aan haar ingewanden.
Eiseres heeft op 30 maart 2009 een aanvraag op grond van de Wajong ingediend. Zij heeft daarbij aangegeven dat haar eerste arbeidsongeschiktheid dag 21 januari 2009 is. Deze aanvraag heeft het UWV in het besluit van 5 november 2009 afgewezen.
2.2
Op 19 april 2013 heeft eiseres opnieuw een aanvraag ingediend, op grond van de toenmalige Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). In het besluit van 30 juli 2013 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen. Volgens het UWV voldeed eiser toen niet aan de voorwaarden voor recht op een Wajong-uitkering, omdat zij kon werken en daarmee meer dan 75% van het minimumloon kon verdienen ingevolge hoofdstuk 2 van de Wet Wajong.
2.3
Op 25 oktober 2023 heeft eiseres bij het UWV een Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Zij heeft daarbij opnieuw gevraagd om aan haar een Wajong-uitkering toe te kennen. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft de besluitvorming plaatsgevonden, zoals vermeld in de inleiding.

Standpunten van partijen

3.1
Het UWV ziet de aanvraag van eiseres als een verzoek om terug te komen van de eerdere besluiten van 5 november 2009 en 30 juli 2013. Volgens het UWV zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding vormen om terug te komen van deze besluiten. Ook is volgens het UWV geen sprake van toename van de beperkingen binnen 5 jaar na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag (21 januari 2009).
3.2
Eiseres stelt dat het UWV de Wajong-aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Zij wijst erop dat zij ten tijde van haar eerste Wajong-aanvraag in een overlevingsmodus stond. Het feit dat zij toen alles weer wilde kunnen wat zij voor het ongeval kon, keert zich nu tegen haar. Eiseres wijst er verder op dat anderen met dezelfde aandoening, wel een Wajong- of WIA-uitkering krijgen.
Eiser stelt verder dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken in 2009 en 2013 onzorgvuldig zijn geweest. Hoewel eiseres destijds volop werd behandeld, heeft het UWV destijds geen aanleiding gezien om medische informatie op te vragen bij de behandelend sector. In het dossier zit geen enkel medisch stuk waaruit de medische situatie van eiseres van destijds blijkt. Dit betekent dat de beoordelingen in 2009 en 2013 alleen gebaseerd zijn op spreekuren met de verzekeringsartsen. Dit geldt volgens eiseres ook voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling die naar aanleiding van de meest recente aanvraag is uitgevoerd.
Eiseres stelt verder dat zij na haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag langdurig opgenomen is geweest in een revalidatiecentrum. Het is onduidelijk of dit aspect destijds is betrokken bij de beoordeling, aldus eiseres. Ook blijkt niet dat beoordeeld is of er binnen 5 jaar na 21 januari 2009 sprake is geweest van een toename van beperkingen. Het feit dat er binnen de Amberperiode [1] sprake is geweest van een langdurige opname zou al aanleiding moeten zijn om aan te nemen dat eiseres gedurende de opname niet in staat was om enige vorm van arbeid te verrichten. Eiseres stelt verder dat er ook na 2009 uitgebreide behandelingen hebben plaatsgevonden. Die hebben geduurd tot eind 2012. Ter onderbouwing daarvan verwijst eiseres naar brieven van ViaReva van 29 juli 2011 en 10 december 2012. De behandeling die eiseres onderging bij ViaReva speelt volgens eiseres met name een rol bij de vraag of reden bestond een urenbeperking toe te kennen. Eiseres volgde immers een intensieve behandeling en er is reden om aan te nemen dat eiser op de behandeltijden feitelijk niet beschikbaar was voor arbeid. In dit verband moet tevens rekening worden gehouden met de recuperatietijd.
Eiseres meent verder dat sprake is van evidente onredelijkheid om niet terug te komen van de besluiten van 2009 en 2013. Uit de medische informatie die eiseres heeft overgelegd blijkt immers dat eiseres veel klachten ervaart als gevolg waarvan zij beperkingen ondervindt in het dagelijks functioneren.
3.3
Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en de stukken die zij heeft overgelegd, heeft het UWV een rapport van 20 december 2024 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ingediend en geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geweigerd aan eiseres een Wajong-uitkering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De herhaalde Wajong-aanvraag
4.2
Uitgangspunt is dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen, ook als de rechtzoekende aan de herhaalde aanvraag geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het bestuursorgaan kan er ook voor kiezen om, als er volgens hem geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de herhaalde aanvraag af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit. Voor de vraag welktoetsingskader geldt, is dus van belang welke keuze het bestuursorgaan in het voorliggende geval maakt [2] .
4.3
Ook is het vaste rechtspraak van de CRvB dat een aanvraag van een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering, naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Met een (nieuwe) aanvraag kan worden beoogd: (1) dat (met ingang van de datum waarop het besluit zag) het bestuursorgaan terugkomt van het eerdere besluit (herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Awb), (2) dat wordt bedoeld een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (een zogeheten Amber-melding), of (3) dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Als niet (geheel) duidelijk is wat met een aanvraag wordt bedoeld, moet het UWV daarover nadere informatie inwinnen. Het onderscheid in wat de aanvrager heeft bedoeld, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door het UWV en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter [3] .
4.4
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van eiseres door het UWV is beoordeeld als een verzoek om herziening zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Awb en als een beroep op toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber).
De zorgvuldigheid van het onderzoek
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. In dit geval gaat het om een beoordeling of sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden ten opzichte van de eerdere besluitvorming en de daaraan ten grondslag liggende medische beoordelingen en of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid 5 jaar na 21 januari 2009. Het gaat er dus niet om hoe de situatie van eiseres nu is of hoe die was ten tijde van de besluitvorming in deze procedure. De verzekeringsarts heeft het dossier en de informatie die ontvangen is bij de aanvraag bestudeerd. Ook is telefonisch contact geweest met eiseres en haar partner. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de dossiergegevens bestudeerd en kennisgenomen van het bezwaarschrift inclusief het verslag van de gehouden hoorzitting en de medische bijlage. Dat is afgezien van het opvragen van medische informatie, acht de rechtbank in deze situatie niet onzorgvuldig. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsartsen voor de beoordeling relevante aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist of een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres met betrekking tot de te beoordelen periode. Uit wat eiseres heeft aangevoerd, volgt niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont.
Verzoek om terug te komen van de eerdere besluiten (artikel 4:6 van de Awb)
4.6
De aanvraag van eiseres van 25 oktober 2023 is een herhaling van de eerdere aanvragen waarop het UWV bij besluiten van 5 november 2009 en 30 juli 2013 heeft beslist. Als met de aanvraag is bedoeld dat (met ingang van de datum waarop die besluiten zagen) wordt teruggekomen van de eerder besluiten, dan moet de aanvrager nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden vermelden. Dat is geregeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb.
4.7
Als een bestuursorgaan toepassing heeft gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, moet de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova) zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
4.8
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd.
4.9
Eiseres heeft in dit verband gesteld dat – samengevat weergegeven – de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken in 2009 en 2013 onzorgvuldig zijn geweest en dat destijds niet alle beperkingen op een juiste manier zijn meegewogen.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb heeft aangedragen op grond waarvan teruggekomen zou moeten worden van de eerdere besluiten. De door eiseres geclaimde lichamelijk klachten en belemmeringen zijn bij voorgaande beoordelingen in 2009 en 2013 meegenomen. Bij de laatste aanvraag of tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de ernst van de lichamelijke klachten bij de eerdere beoordelingen is miskend. De omstandigheden die zij nu heeft aangevoerd, had zij, voor zover zij dit niet al had gedaan, naar voren kunnen en moeten brengen bij de aanvragen die hebben geleid tot de besluiten van 5 november 2009 en 30 juli 2013. Dat het onderzoek volgens eiseres destijds onzorgvuldig heeft plaatsgevonden, kan eiseres nu niet meer aan de orde stellen, nu dat onderzoek tot inmiddels rechtens vaststaande besluiten heeft geleid. Ten slotte is de rechtbank niet gebleken dat de afwijzing van de aanvraag evident onredelijk is.
Toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber)
4.11
In het geval een aanvrager een beroep wil doen op de regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid, zal deze feiten of omstandigheden moeten aandragen die deze aanvraag ondersteunen. Eiseres wijst er in dit verband in beroep op dat er tijdens de Amberperiode langdurige opnames zijn geweest. Eiseres onderging behandelingen die duurden tot eind 2012. Zij verwijst in beroep naar brieven van ViaReva van 29 juli 2011 en 10 december 2012. Eiseres volgde een intensieve behandeling en er is reden om aan te nemen dat zij op de behandeltijden feitelijk niet beschikbaar was voor arbeid. In dit verband moet tevens rekening worden gehouden met de recuperatietijd. Dit alles zou moeten leiden tot een urenbeperking in de Amberperiode, aldus eiseres.
4.12
Het verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd dat bij eiseres in de te beoordelen periode geen sprake is geweest van toegenomen beperkingen, in het bijzonder de urenbeperking. Daarbij is terecht gewezen op het feit dat uit de in beroep overgelegde informatie van ViaReva niet is op te maken in welke mate en intensiteit de revalidatie plaatsvond. Uit de aard van de behandelingen zoals beschreven door ViaReva valt niet op te maken dat de behandeling dusdanig intensief is geweest dat extra recuperatietijd nodig is geweest. Ook is uit deze informatie niet vast te stellen dat eiseres niet beschikbaar was voor arbeid. Voor zover dit wel het geval is geweest, was dit in ieder geval tijdelijk en was dit niet meer aan de orde ten tijde van de eerdere beoordeling in 2013.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met de Amberperiode wordt de periode van vijf jaar bedoeld, die genoemd wordt in artikel 1a:1, tweede lid van Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
2.zie de uitspraak van de CRvB van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872
3.zie de uitspraak van de CRvB van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1