ECLI:NL:RBOVE:2025:4282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
08.316006.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 februari 2023 in Zwolle een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, is schuldig bevonden aan het veroorzaken van gevaar op de weg door onvoldoende op te letten tijdens het rijden in file. Het ongeval resulteerde in de dood van een 21-jarige bijrijdster en ernstig letsel bij de bestuurster van de betrokken personenauto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende had geanticipeerd op de verkeerssituatie en zijn snelheid niet had aangepast aan de omstandigheden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde schuld, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- en er werd geen ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en zijn blanco strafblad. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de overtreding niet als misdrijf werd gekwalificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.316006.23 (P)
Datum vonnis: 1 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] (Noord-Macedonië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2025.
Verdachte is niet in persoon verschenen. Namens verdachte is ter zitting verschenen
mr. A. Huseinovic, advocaat te Breda, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsvrouw van verdachte naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat door mr. C. Jeekel namens hen en [slachtoffer 3] als benadeelde partijen is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 7 februari 2023 in Zwolle als bestuurder van een vrachtwagen door zijn schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer 4] ([slachtoffer 4]) is komen te overlijden en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2023 in de gemeente Zwolle als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl op de rijstrook van voornoemde weg een stilstaande, althans langzaam
rijdende file was ontstaan en/of terwijl hij, verdachte, onvoldoende ziet op afstand en/of niet de beschikking had over een bril of lenzen om zijn gezichtsvermogen te corrigeren, met zijn motorrijtuig (trekker met oplegger) rijdend op de uitvoegstrook van de Rijksweg A28 niet, althans niet voldoende heeft opgelet en/of is blijven opletten op overige medeweggebruikers ter plaatse en/of (daarbij) met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse over de uitvoegstrook heeft gereden en/of is blijven rijden en/of (vervolgens) zijn motorrijtuig (trekker met oplegger) niet, althans niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij, die weg, de (uitvoegstrook van de) Rijksweg A28 kon overzien en waarover deze vrij was en/of (daarbij) met onverminderde snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse op/tegen de achterzijde van een medeweggebruiker te botsen en/of te rijden en/of (daarbij) het motorrijtuig van voornoemde medeweggebruiker
voorwaarts op/tegen en/of (deels) onder het motorrijtuig (trekker met oplegger) van een overige medeweggebruiker te drukken/duwen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 4]) werd gedood en waardoor een ander ([slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2023 in de gemeente Zwolle als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de (uitvoegstrook van de) Rijksweg A28, niet, althans niet voldoende heeft opgelet en/of is blijven opletten op overige medeweggebruikers ter plaatse en/of (daarbij) terwijl op die rijstrook een stilstaande, althans langzaam rijdende file was ontstaan, met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse over die uitvoegstrook heeft gereden en/of is blijven rijden en/of (vervolgens) zijn motorrijtuig (trekker met oplegger) niet, althans niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij, die weg, die uitvoegstrook van de Rijksweg
A28, kon overzien en waarover deze vrij was en/of (daarbij)met onverminderde snelheid, althans met een snelheid te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse op/tegen de achterzijde van een medeweggebruiker is gebotst en/of gereden en/of (daarbij) het motorrijtuig van voornoemde medeweggebruiker voorwaarts op/tegen en/of (deels) onder het motorrijtuig (trekker met oplegger) van een overige medeweggebruiker heeft geduwd/gedrukt, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. [1]
Op dinsdag 7 februari 2023 omstreeks 09:29 uur heeft op de rechterrijbaan van de Rijksweg A28, buiten de bebouwde kom van Zwolle, ter hoogte van hectometerpaal 91.1, op de IJsselbrug, een verkeersongeval plaatsgevonden. [2]
De rijbaan is daar verdeeld in vier rijstroken, waarvan de rechterrijstrook, rijstrook 4, is
aangeduid als uitvoegstrook. [3]
Verdachte reed als bestuurder van een vrachtwagen met oplegger (MANN trekker met Bulgaars kenteken [kenteken 1] en Krone oplegger met Nederlands kenteken [kenteken 2]) over deze uitvoegstrook. Op de uitvoegstrook werd langzaam gereden en het verkeer stond af en toe stil. Er was sprake van filevorming. [4] Door een wegkantsysteem werd geregistreerd dat de snelheid op de uitvoegstrook (rijstrook 4) gedurende het ongeval tussen de 10 en 20 kilometer per uur lag. [5]
Verdachte is op de uitvoegstrook met de voorzijde van zijn voertuig tegen de achterzijde van een voor hem op dezelfde uitvoegstrook, langzaam rijdende of stilstaande personenauto van het merk Nissan, type Micra, met kenteken [kenteken 3], gereden. [6]
Door deze botsing is de Nissan tegen de achterzijde van een daarvoor langzaam rijdende of stilstaande oplegger van een vrachtwagen (Volvo trekker met Pools kenteken [kenteken 4] en Krone oplegger met Nederlands kenteken [kenteken 5]) geduwd. [7]
De Nissan raakte zwaar gedeformeerd tussen de vrachtwagen van verdachte en de daarvoor stilstaande oplegger van de Volvo vrachtwagen. De gehele voorzijde van de Nissan zat na de botsing vast onder de oplegger van de Volvo. [8]
De bijrijdster van de Nissan, [slachtoffer 4], is ten gevolge van deze aanrijding ter plaatse aan haar verwondingen overleden. [9]
De bestuurster van de Nissan, [slachtoffer 1], de moeder van [slachtoffer 4], heeft ten gevolge van het ongeval ernstig letsel opgelopen. Uit de op 21 mei 2023 door de forensisch arts [naam] opgemaakte en ondertekende letselrapportage blijkt dat zij zeer veel en uitgebreide botbreuken heeft opgelopen waarbij fors tot massaal bloedverlies is opgetreden. Daarnaast heeft zij een klaplong rechts en een scheurtje in de lever opgelopen. [10]
[slachtoffer 1], heeft verklaard dat zij al ruim voor de brug voor de vrachtwagen van verdachte op de uitvoegstrook is ingevoegd, dat zij hierna op de uitvoegstrook voor de vrachtwagen van verdachte in de file reed, dat zij voor het ongeluk in haar achteruitkijkspiegel heeft gekeken, dat zij toen heeft gezien dat verdachte twee keer remde toen zij stilstond, dat zij vlak voor het ongeval nog een keer in haar spiegel heeft gekeken en dat verdachte toen niet opnieuw remde.
Zij heeft verder verklaard dat de vrachtwagen van verdachte vervolgens tegen de achterkant van haar auto aantikte en dat haar auto hierdoor langzaam naar voren, tegen de achterkant van de vrachtauto voor haar, werd gedrukt. Zij hoorde toen alles kraken. De ruit sprong in splinters en ineens was het stil. [11]
Verdachte heeft verklaard dat de file een paar kilometer voor het ongeluk al begon en dat het verkeer op de plaats van het ongeval, nadat het meter voor meter rijden was, net weer harder kon rijden. [12] Verdachte heeft verder verklaard dat hij de Nissan niet heeft gezien of gehoord en dat hij daarom ook niet heeft geremd. Het leek net alsof de Nissan ineens uit het niets voor hem was komen rijden. Hij voelde ineens twee stoten vlak achter elkaar. Pas nadat het ongeval was gebeurd, heeft hij de Nissan gezien. [13]
Uit data van de tachografen van de vrachtwagen die door verdachte werd bestuurd en de Volvo-vrachtwagen, blijkt dat de door verdachte bestuurde vrachtwagen kort voor en tijdens het ongeval met een snelheid van 23 kilometer per uur reed, dat de snelheid van de Volvo-vrachtwagen voor de botsing geleidelijk afnam en dat de snelheid van de door verdachte bestuurde vrachtwagen redelijk constant bleef. Gelet hierop heeft verdachte niet geanticipeerd, althans heeft hij zijn snelheid niet aangepast aan de voor hem rijdende Volvo-vrachtwagen. [14]
Uit camerabeelden van een dienstvoertuig van Rijkswaterstaat dat vlak voordat het ongeluk plaatsvond langs de plaats van het ongeval reed, welke beelden de rechtbank voorafgaand aan de zitting heeft bekeken, blijkt dat de Nissan al enige tijd voor de door verdachte bestuurde vrachtwagen reed, dat er een ruime afstand tussen deze voertuigen aanwezig was en dat deze afstand voldoende was om met de gereden lage snelheid het voertuig tijdig tot stilstand te brengen. Uit de camerabeelden blijkt verder dat de Volvo-vrachtwagen afremde omdat de personenauto’s voor de Volvo-vrachtwagen ook afremden, tot stilstand of nagenoeg tot stilstand. [15]
Verder is gebleken dat het ten tijde van het ongeval droog en zonnig weer was, dat het wegdek droog was en dat het zicht van verdachte niet belemmerd was. [16] Wel waren er meerdere voorwerpen op het dashboard voor en op de voorruit aanwezig die het uitzicht van verdachte als bestuurder konden belemmeren. [17]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onderdeel dat “verdachte, onvoldoende ziet op afstand en niet de beschikking had over een bril of lenzen om zijn gezichtsvermogen te corrigeren”. Ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat het ongeval is ontstaan, ten gevolge waarvan [slachtoffer 4] is komen te overlijden en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder WVW), moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Een enkel moment van onoplettendheid is over het algemeen niet voldoende voor aanmerkelijke schuld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens het filerijden niet voldoende heeft opgelet, waardoor hij de voor hem rijdende Nissan niet heeft gezien en niet heeft geremd. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan zijn verklaring hierover te twijfelen, mede nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat zijn vrachtwagen kort voor en tijdens het ongeval met een constante snelheid van 23 kilometer per uur heeft gereden en de vrachtwagen vlak voor de botsing niet heeft geremd.
Een verkeersdeelnemer heeft de voortdurende zorgplicht om te anticiperen op komende verkeerssituaties en in een wegsituatie waarin sprake is van fileverkeer geldt een grotere verantwoordelijkheid. Van een vrachtwagenchauffeur mag daarnaast worden verwacht dat hij met grotere alertheid reageert op dit soort afwijkende verkeersituaties, mede vanwege de massa van zijn voertuig en zijn langere remweg.
Verdachte is hierin duidelijk tekort geschoten. Hij heeft in onvoldoende mate de voorzichtigheid en oplettendheid betracht die redelijkerwijs van hem, als ervaren beroepschauffeur, onder deze omstandigheden mag worden verwacht. Zijn gedrag is dan ook verwijtbaar, omdat hij de voor hem op de uitvoegstrook rijdende Nissan niet heeft gezien, hoewel dit voertuig voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest en hij zijn rijgedrag daarop had moeten afstemmen. Dit heeft hij niet gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank komt zijn gedrag echter in de kern neer op één op zichzelf staande verkeersfout. Hij heeft de Nissan door onoplettendheid over het hoofd gezien.
Dit verwijt is naar het oordeel van de rechtbank, ondanks de desastreuze gevolgen die dit gedrag heeft gehad, onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onoplettendheid of onachtzaamheid, zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de dossierstukken niet is gebleken van andere gedragingen van verdachte die tot dit oordeel zouden moeten leiden. Niet is gebleken dat hij kort voor het ongeluk handelingen heeft verricht die zijn aandacht van het verkeer konden afleiden. Evenmin is gebleken dat hij op andere wijze in strijd met de verkeersregels heeft gehandeld.
De doorverdachte ter plaatste gereden snelheid van 23 kilometer per uur was op zichzelf niet te hoog voor een veilig verkeer ter plaatse, omdat de gemiddeld gereden snelheid op de uitvoegstrook ten tijde van het ongeval tussen de 10 en 20 kilometer per uur lag en de door verdachte gereden snelheid hiervan dus niet veel afweek. Hij reed rustig en hield voor het moment van het ongeluk ook voldoende afstand tot de Nissan.
De omstandigheid dat verdachte zijn vrachtwagen uiteindelijk niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, is inherent aan het feit dat verdachte de Nissan over het hoofd heeft gezien en heeft onvoldoende zelfstandige betekenis.
Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken
Door zijn gedrag heeft verdachte wel gevaar op de weg veroorzaakt in de zin van artikel 5 WVW. Op basis van voormelde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een verkeersfout heeft gemaakt die hem zonder meer te verwijten is. Hij heeft tijdens het filerijden niet voldoende opgelet en hij heeft de Nissan hierdoor niet gezien en een aanrijding veroorzaakt. Voor de stelling van de raadsvrouw dat de zon recht in zijn gezichtsveld heeft geschenen en dat verdachte daardoor mogelijk tijdelijk werd verblind, bestaat geen feitelijke grondslag, nu uit de dossierstukken blijkt dat de laagstaande zon aan de rechterzijde van de rijrichting van verdachte stond. De zon scheen dus niet recht in zijn gezicht.
Gelet op het voorgaande was het handelen van verdachte zonder meer concreet gevaarscheppend en het gevaar heeft zich ook verwezenlijkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde overtreding heeft begaan.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 februari 2023 in de gemeente Zwolle als bestuurder van een voertuig (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de (uitvoegstrook van de) Rijksweg A28, niet voldoende heeft opgelet op overige medeweggebruikers ter plaatse en daarbij terwijl op die rijstrook een stilstaande, althans langzaam rijdende file was ontstaan, over die uitvoegstrook heeft gereden en vervolgens zijn motorrijtuig (trekker met oplegger) niet tijdig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover hij, die weg, die uitvoegstrook van de Rijksweg A28, kon overzien en waarover deze vrij was en daarbij met onverminderde snelheid tegen de achterzijde van een medeweggebruiker is gebotst en daarbij het motorrijtuig van voornoemde medeweggebruiker voorwaarts tegen en deels onder het motorrijtuig (trekker met oplegger) van een overige medeweggebruiker heeft geduwd, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 5 en 177 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Subsidiair:
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair bewezen verklaarde feit, waarbij de officier van justitie uitgaat van zeer onvoorzichtig rijgedrag, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de
rijbevoegdheid voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om bij een eventuele veroordeling te volstaan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden.
De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op het blanco strafblad van verdachte en heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ook verdachte is zwaar getroffen door hetgeen is gebeurd. Hij is gediagnostiseerd met PTSS, is onder behandeling, gebruikt zware medicatie en kan zijn oude beroep niet meer uitoefenen. Hij is zijn werk kwijtgeraakt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 7 februari 2023 op de IJsselbrug in Zwolle schuldig gemaakt aan het veroorzaken van verkeersgevaarlijk gedrag. Verdachte heeft, terwijl hij langzaam in de file op de uitvoegstrook reed, onvoldoende opgelet en hij is zonder zijn snelheid te verminderen met zijn vrachtwagen tegen de voor hem in de file nagenoeg stilstaande Nissan gebotst. Deze auto had hij niet gezien. Dit heeft geresulteerd in een ernstig verkeersongeval met zeer grote gevolgen. De 21-jarige bijrijdster van de auto, [slachtoffer 4], is als gevolge van het ongeval ter plaatse overleden. Haar moeder, [slachtoffer 1], die de auto bestuurde is door het ongeval ernstig gewond geraakt.
Het spreekt voor zich dat het overlijden van de nog jonge [slachtoffer 4], onherstelbaar leed en verdriet (heeft) veroorzaakt bij de nabestaanden, zoals ook is gebleken uit de ter zitting door haar ouders voorgelezen slachtofferverklaring. Zij hebben op indrukwekkende en invoelbare wijze naar voren gebracht welke gevolgen het overlijden van [slachtoffer 4] op hun leven, maar ook op het leven van haar zus, [slachtoffer 3], heeft.
De rechtbank is zich ten volle bewust dat geen enkele strafrechtelijke reactie het verdriet en het gemis van de nabestaanden kan wegnemen of compenseren. Tegelijkertijd neemt de rechtbank bij de strafoplegging in aanmerking dat de gevolgen van het ongeval niet bepalend zijn voor de mate van schuld. Die wordt enkel bepaald door het handelen (of nalaten van verdachte).
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest, hij heeft een blanco strafblad. Het ongeval heeft ook op hem een enorme impact gehad. Uit de door de verdediging overgelegde medische documenten blijkt dat hij ten gevolge van het ongeluk kampt met PTSS, dat hij daarvoor wordt behandeld en dat hij vanwege medische (psychische) redenen niet in staat was om bij de mondelinge behandeling ter zitting aanwezig te zijn.
Alles overwegend en gelet op de vrijspraak van het verkeersmisdrijf, komt de rechtbank tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat het bewezen verklaarde feit een overtreding oplevert en de op te leggen straf dan ook passend bij een overtreding dient te zijn. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank zal aan verdachte een geldboete van € 1.000,00 opleggen. De rechtbank zal geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich ieder afzonderlijk als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Namens hen heeft mr. C. Jeekel ter zitting opgetreden.
Zij vorderen ieder verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen tot telkens een bedrag van € 2.500,00. Dit bedrag bestaat uit een aanvulling op de affectieschade die overeenkomstig het Besluit vergoeding affectieschade wordt uitgekeerd in het geval een naaste komt te overlijden door een misdrijf.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen omdat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 5 juncto 177, lid, eerste lid, juncto 178, tweede lid, WVW is overtreding van artikel 5 WVW een overtreding. Nu geen sprake is van een misdrijf in de zin van het Besluit vergoeding affectieschade, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het subsidiair bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, op de geldboete in mindering zal worden gebracht, waarbij als maatstaf van € 50,00 (vijftig euro) per dag geldt;
schadevergoeding
- wijst de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. R.J. Postma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-20230. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 45
3.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 19
4.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina’s 17 en 65
5.Proces-verbaal Forensisch Omgevingsonderzoek, Wegkantsystemen A28, dossierpagina 60
6.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 32 en 45
7.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 16, 33 en 45
8.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 21
9.Proces-verbaal schouw stoffelijk overschot, dossierpagina’s 47 tot en met 50
10.Letselrapportage, opgesteld door [naam], dossierpagina’s 76 en 77, waaruit onder meer blijkt dat het doornuitsteeksel van de zesde en zevende halswervel is gebroken, dat de derde tot en met twaalfde rib rechts zijn gebroken, het doornuitsteeksel van de vierde lendenwervel van de rug is gebroken, het bekken aan de voorzijde beiderzijds boven en onder is gebroken, dat het heiligbeen aan de rechterzijde is gebroken, dat de linker heup is ontwricht, dat het schouderblad van de linker arm is gebroken en dat het spaakbeen van de rechterarm is gebroken.
11.Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1], dossierpagina’s 78 tot en met 83
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 februari 2023, dossierpagina 92
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 februari 2023, dossierpagina 112 tot en met 118
14.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina’s 37, 38 en 45
15.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina’s 41 en 42 en de foto’s op pagina’s 120 en 121.
16.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina’s 20 en 43
17.Proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer, dossierpagina 27