ECLI:NL:RBOVE:2025:4285

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
08-952527-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging en wijziging bijzondere voorwaarden in strafzaak

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die eerder op 16 april 2019 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De proeftijd van drie jaar ging in op 4 oktober 2019. De officier van justitie diende op 29 november 2024 een vordering tot tenuitvoerlegging in, die op 10 januari 2025 en 17 juni 2025 werd behandeld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, maar de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, zijn gewijzigd en aangevuld. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet aan de voorwaarden had voldaan, maar dat het toewijzen van de vordering niet opportuun was. De reclassering had nieuwe bijzondere voorwaarden voorgesteld die het recidiverisico konden beperken. De rechtbank verlengde de proeftijd met twee jaar en legde nieuwe voorwaarden op, waaronder deelname aan gedragsinterventies en het verbod op het gebruik van drugs en alcohol. De rechtbank benadrukte dat het nu aan de veroordeelde is om te laten zien dat hij zich aan de nieuwe voorwaarden kan houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952527-18
Uitspraak van de meervoudige kamer voor strafzaken op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:21 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [woonplaats],
verder te noemen de veroordeelde,
bijgestaan door mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede.

1.Het verloop van de procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 16 april 2019 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 4 oktober 2019.
In het vonnis heeft de rechtbank aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering te Enschede op het adres Raiffeisenstraat 75 7514 AM Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
zich zal laten begeleiden en behandelen door een zorgverlener te bepalen door de reclassering. Wanneer veroordeelde zelfstandig zal gaan wonen, dient hij mee te werken aan woonbegeleiding. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak en of veroordeelde wordt gecontroleerd.
Op 29 november 2024 heeft de officier van justitie op de griffie een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden. De vordering is gedateerd 26 november 2024.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 10 januari 2025 en 17 juni 2025 (met toestemming officier van justitie en raadsman in gewijzigde samenstelling).
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsman gehoord.
Ook is als deskundige gehoord [naam 1], werkzaam bij Reclassering Nederland en belast met het reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 16 april 2019;
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 januari 2025;
  • de justitiële documentatie van de veroordeelde van 2 juni 2025;
  • het reclasseringsadvies, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 2], van 1 november 2022;
  • het voortgangsverslag, opgemaakt door reclasseringswerker [naam 1], van 3 januari 2025;
  • het reclasseringsadvies (ten behoeve van de voorgeleiding van veroordeelde voor de rechter-commissaris in een andere strafzaak), opgemaakt door reclasseringswerker [naam 3], van 2 juni 2025.

2. De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde en de raadsman

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tijdig is ingediend en dat de vordering ook op basis van de grondslag ontvankelijk is. De officier van justitie heeft de schriftelijke vordering ter terechtzitting gewijzigd en vordert nu de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en de toevoeging van de bijzondere voorwaarden aan de geldende bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd in het advies van 2 juni 2025. De officier van justitie vordert daarbij de verlening van de proeftijd voor de duur van twee jaren.
Standpunt veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Het is in het belang van de veroordeelde dat de proeftijd wordt verlengd en dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd. Daarom wordt primair verzocht om het standpunt van de officier van justitie te volgen, met uitzondering van de duur van de proeftijd. De proeftijd dient met een jaar te worden verlengd. Voor het geval de rechtbank de tenuitvoerlegging zal willen verlengen wordt subsidiair het volgende aangevoerd. Ten tijde van het overtreden van de voorwaarden in het najaar van 2022 was geen sprake van een lopende proeftijd, omdat veroordeelde destijds rechtens zijn vrijheid was ontnomen in Duitsland. Daarna is de vordering ingetrokken en in is november 2024 een nieuwe vordering ingediend. Veroordeelde heeft zich echter, sinds hij na detentie in Duitsland op vrije voeten was gekomen, aan alle afspraken gehouden. Dus heeft hij de bijzondere voorwaarden niet overtreden gedurende de lopende proeftijd en daarom dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.De ontvankelijkheid

De vordering is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat deze ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verloop van het toezicht
-
Periode voorafgaand de detentie in Duitsland
Het reclasseringstoezicht kende vanaf het begin een moeizaam verloop. Veroordeelde toonde weerstand tegen het toezicht en de behandeling. Hij had moeite om zelfstandig afspraken na te komen. Als er een herinnering werd verstuurd, verscheen veroordeelde doorgaans wel tijdig op de meldplichtafspraken. Veroordeelde was in het kader van de aan hem opgelegde behandelverplichting aangemeld voor een ambulante behandeling gericht op vermindering van middelengebruik, delictanalyse en preventie. In eerste instantie werd de behandeling beëindigd, omdat het veroordeelde niet lukte om afspraken na te komen. Met behulp van Humanitas Homerun werd de behandeling toch weer opgestart. Het volgen van psychomotore therapie zou voor veroordeelde een belangrijk onderdeel zijn van de behandeling. Maar veroordeelde ervoer veel weerstand bij deze vorm van behandeling. Uiteindelijk volgde veroordeelde een “afgeslankte” vorm van de psychomotore therapie. Veroordeelde miste met enige regelmaat de urinecontroles. Bij de controles die wel werden uitgevoerd, scoorde veroordeelde positief op het gebruik van cannabis en ook regelmatig op het gebruik van alcohol.
-
Detentie in Duitsland
Sinds medio augustus 2022 was veroordeelde uit beeld bij de reclassering. Hij bleek sinds september 2022 gedetineerd te zitten in Duitsland. Op 30 juni 2024 onttrok veroordeelde zich aan een verlof en keerde hij niet terug naar de penitentiaire inrichting in Duitsland. Er is inmiddels een nationaal opsporingsbevel tegen veroordeelde uitgevaardigd.
-
Periode na de detentie in Duitsland
Op 14 oktober 2024 meldde veroordeelde zich weer bij de reclassering om een afspraak te maken, zodat het toezicht weer kon worden voortgezet. Veroordeelde was vanaf de eerste meldplichtafspraak op 18 oktober 2024 netjes en vriendelijk in contact met zijn toezichthouder. Hij was afspraaktrouw en de reclassering had het idee dat veroordeelde eerlijk was en openheid gaf over zijn persoonlijke omstandigheden. Veroordeelde raakte op 9 december 2024 op de hoogte van de geplande zitting in deze zaak. Vanaf dat moment zag de reclassering het gedrag van veroordeelde veranderen. Hij was zichtbaar geïrriteerd en gestrest. Hij ging in verzet tegen het toezicht en viel weer volledig terug in het middelengebruik. De reclassering stelt dat onder het huidige toezicht het hoogst haalbare is behaald. Voortzetting van het toezicht onder de huidige bijzondere voorwaarden heeft volgens de reclassering geen meerwaarde en zal de kans op recidive niet inperken.
Toelichting van de deskundige en de reactie van veroordeelde
Ter terechtzitting van 17 juni 2025 heeft de deskundige verklaard dat de reclassering niet onwelwillend tegenover de voortzetting van het toezicht staat, mits het contact intensiever wordt en de voorwaarden zoals voorgesteld in het rapport van 2 juni 2025 worden toegevoegd aan de al geldende voorwaarden. De deskundige heeft verklaard dat veroordeelde op eigen initiatief hulp zoekt bij haar indien nodig, maar dat de hulp niet altijd aankomt. In januari 2024 begon veroordeelde langzaam af te glijden. Hij verscheen toen een periode niet meer op afspraken. Hierna heeft hij zelf erkend dat het niet goed met hem ging en was hij open over zijn drugsgebruik. Veroordeelde en de deskundige hebben afgesproken dat de reclasseringsbemoeienis, bij een eventuele voortzetting van het toezicht, weer intensiever zal worden. Veroordeelde heeft zich ter terechtzitting bereid getoond mee te werken aan de voorwaarden die door de reclassering zijn voorgesteld in haar rapport van 2 juni 2025.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Op
10 augustus 2022 heeft verdachte de meldplicht afgezegd en een afspraak voor psychomotorische therapie afgezegd. Ook heeft hij op 1 augustus 2022 zijn urinecontrole gemist. Hoewel de veroordeelde zich niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden, acht de rechtbank het toewijzen van de vordering niet opportuun. De reclassering stelt dat op basis van de huidige bijzondere voorwaarden het hoogst haalbare uit het reclasseringstoezicht is gehaald. In het meest recente reclasseringsrapport zijn echter nieuwe bijzondere voorwaarden voorgesteld, waarmee het recidiverisico volgens de reclassering in voldoende mate beteugeld kan worden. De reclassering ziet mogelijkheden om het toezicht onder deze nieuwe voorwaarden voort te zetten. Veroordeelde heeft zich ter terechtzitting ook bereid getoond om deze nieuwe voorwaarden na te komen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank – in navolging van de standpunten van de verdediging en de officier van justitie – de vordering afwijzen, de proeftijd verlengen en de bijzondere voorwaarden wijzigen. Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank een verlenging met een jaar uit oogpunt van recidivebeperking onvoldoende. Mede gelet op de recent ontstane verdenking van een nieuw strafbaar feit en de hardnekkige problematiek van verdachte zal gedurende een langere periode reclasseringstoezicht nodig zijn. De rechtbank biedt de veroordeelde hiermee een kans en benadrukt dat het nu aan hem is om te laten zien dat hij in dit nieuwe kader zijn reclasseringstoezicht tot een positieve afronding kan brengen. Veroordeelde is gedagvaard voor een politierechterzitting op 30 september 2025, in verband met de verdenking van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Deze politierechterzitting kan dienen als een toetsingsmoment voor het verloop van het toezicht onder de nieuwe (te stellen) bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen, de proeftijd verlengen voor de duur van twee jaren en de bijzondere voorwaarden wijzigen.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
  • gelast dat de bij het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 16 april 2019 opgelegde voorwaarden worden aangevuld met de volgende bijzondere voorwaarden:
- veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie COVA+ of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijl24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- veroordeelde bevindt zich van 20:00 tot 8:00 uur niet op de Oude Markt in Enschede, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een passende dagbesteding en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- veroordeelde stelt zich begeleidbaar op en houdt zich aan de gemaakte afspraken met Stichting Homerun zolang de reclassering dit nodig acht;
  • benadrukt dat de opgelegde voorwaarden voor het overige in stand blijven;
  • verlengt de proeftijd voor de duur van twee jaren.
Deze beslissing is genomen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.