ECLI:NL:RBOVE:2025:4292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
ak_24_2887
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres heeft op 20 september 2023 een aanvraag ingediend, die op 28 maart 2024 door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing met objectieve aanwijzingen. Eiseres heeft in bezwaar en beroep gesteld dat zij slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, maar de rechtbank concludeert dat de CSG terecht heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende duidelijkheid is over de gebeurtenissen, de omstandigheden en de rol van eiseres. De rechtbank heeft de zaak op 14 april 2025 behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat de CSG zich op basis van meldingen van de politie op 28 maart 2020 en 14 november 2023 heeft kunnen baseren voor haar besluit. De rechtbank concludeert dat eiseres niet in staat is geweest om met voldoende objectieve gegevens aan te tonen dat er sprake is geweest van huiselijk geweld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder (hierna: de CSG).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het gaat in het bijzonder om de vraag of eiseres haar aanvraag voldoende met objectieve aanwijzingen heeft onderbouwd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de CSG tot de afwijzing heeft kunnen besluiten, omdat onvoldoende duidelijk is geworden wat er precies is gebeurd, onder welke omstandigheden, wat de aanleiding was, en wat de rol van eiseres is geweest. Eiseres krijgt dus ongelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Eiseres dient op 20 september 2023 een aanvraag in voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
2.2.
Met het primaire besluit van 28 maart 2024 wijst de CSG de aanvraag van eiseres af, omdat deze niet voldoende onderbouwd is met objectieve aanwijzingen. Hiertegen is eiseres in bezwaar gegaan.
2.3.
Met het bestreden besluit van 12 juni 2024 op het bezwaar van eiseres blijft de CSG bij de afwijzing van de aanvraag.
2.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij was eiseres aanwezig bijgestaan door haar gemachtigde. De CSG heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].

Wat aan de besluitvorming van de CSG voorafging

3. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven gedaan. Daarbij geeft eiseres aan dat zij in de periode van 18 september 2018 tot 21 september 2020 slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Om deze aanvraag te onderbouwen heeft eiseres een brief van 28 februari 2023 overgelegd van Trubbensdorffer, GZ-psychologen te Utrecht, met informatie over de ambulante behandeling die eiseres daar van 16 april 2020 tot 19 oktober 2020 heeft gehad. Hieruit blijkt onder andere dat eiseres op 16 april 2020 (het moment van aanmelding) last had van afhankelijkheid- en angstklachten in intieme relaties.
3.1.
Naar aanleiding van de aanvraag van eiseres heeft de CSG informatie opgevraagd bij het Slachtofferloket van de politie. En naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft de CSG opnieuw informatie opgevraagd bij het Slachtofferloket van de politie, deze keer over huiselijk geweld in het jaar 2023. De politie heeft daarop een aantal mutatierapporten aan de CSG overgelegd over de door eiseres genoemde perioden. Bij het bestreden besluit heeft de CSG zich met name gebaseerd op een melding van 28 maart 2020 en een melding van 14 november 2023.

De standpunten van partijen

4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij het huiselijk geweld voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Zij stelt in het bezit te zijn van foto’s van blauwe plekken en schriftelijk bewijs van de aangifte die zij heeft gedaan. Daarnaast heeft zij het rapport van Trubendorffer ingediend. Bovendien stelt zij, dat er onjuistheden in de melding van 28 maart 2020 bij de politie staan. Zo heeft niet haar ex-partner maar zij zelf initiatief genomen om de politie te bellen. Daarbij heeft haar ex-partner haar bedreigd met een mes en sloeg hij haar stelselmatig. Hij heeft eiseres jaren na de melding nog gestalkt door e-mails en appberichten te versturen. Haar ex-partner heeft dit ook toegegeven. Bij e-mail van 25 maart 2025 heeft eiseres nog stukken overgelegd ter onderbouwing van het huiselijk geweld. Het gaat om screenshots van appberichten met de vermeende dader van het huiselijk geweld en met twee anderen die zouden erkennen dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
5. De CSG stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiseres onvoldoende onderbouwd wordt met objectieve aanwijzingen. Op grond van de meldingen die de politie heeft opgemaakt concludeert de CSG, dat niet duidelijk geworden wat er precies is gebeurd, wat de aanleiding was en wat de omstandigheden waren. Ook is niet duidelijk geworden wat de rol van eiseres hierin is geweest.

De beoordeling door de rechtbank

6. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die door een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft opgelopen.
6.1.
De CSG heeft beslissingsruimte bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering als bedoeld in artikel 3 van de Wsg. De CSG heeft daaraan invulling gegeven in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (versie 1 november 2022), die op de aanvraag van eiseres van toepassing is.
6.2.
Volgens paragraaf 1.1.2 van de Beleidsbundel hoeft een geweldsmisdrijf niet bewezen te worden, maar moet dit aannemelijk worden gemaakt. De beoordeling bestaat uit de volgende elementen.
  • In de eerste plaats is de feitelijke geweldshandeling van belang. Dit is de handeling waardoor het slachtoffer letsel opliep.
  • In de tweede plaats moet voor de aannemelijkheid ook de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden voldoende duidelijk zijn.
Uitgangspunt is dat het slachtoffer zelf verantwoordelijk is voor het onderbouwen van de aanvraag met voldoende objectieve aanwijzingen. Deze objectieve aanwijzingen zijn afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf.
6.3.
De CSG stelt in het bestreden besluit, dat de aanvraag van eiseres onvoldoende onderbouwd wordt met objectieve aanwijzingen. De CSG baseert zich hierbij op meldingen die de politie opmaakte op 28 maart 2020 en 14 november 2023.
  • Uit de melding van 28 maart 2020 blijkt het volgende. De ex-partner van eiseres nam contact op met de politie nadat een ruzie was geëscaleerd. Ex-partner verklaarde dat hij de relatie met eiseres wilde beëindigen, waarbij hij eiseres verzocht de woning te verlaten. Eiseres weigerde dit waarna zij ex-partner meerdere keren sloeg. Ondanks dat ex-partner eiseres van zich afduwde, bleef eiseres ex-partner slaan. Uiteindelijk werd ex-partner zo boos dat hij eiseres bij haar keel greep en wegduwde.
  • Uit de melding van 14 november 2023 blijkt dat eiseres alsnog aangifte wilde doen van een bedreiging met een mes en huiselijk geweld. Eiseres zou bewijs hebben dat zij door de ex-partner werd geslagen, waarbij eiseres berichten van 21 oktober 2023 liet zien. Uit de berichten bleek dat eiseres contact opnam met de ex-partner, waarbij deze ontkende dat hij eiseres had geslagen. Eiseres werd boos op de ex-partner waarop hij zei dat eiseres hem met rust moest laten en verder moest gaan met haar leven. Uiteindelijk zei de ex-partner dat hij eiseres een paar keer heeft geslagen. Volgens eiseres zou hieruit blijken dat sprake was van huiselijk geweld dat stelselmatig plaatsvond gedurende drie tot vier jaren.
Er bestaat geen reden om aan de inhoud van deze mutatierapporten van de politie te twijfelen. Ze bevatten een consistent relaas. De enkele opmerking van eiseres dat er onjuistheden in staan, is onvoldoende om aan het waarheidsgehalte te twijfelen.
6.4.
De rechtbank deelt de opvatting van de CSG, dat uit de beschikbare informatie niet duidelijk wordt wat er precies is gebeurd, wat de aanleiding was en wat de omstandigheden waren, en met nameook niet wat de rol van eiseres hierin is geweest. Daarnaast kan ook het psychisch letsel van eiseres geen duidelijkheid geven over wat er precies is gebeurd. De behandelaar schrijft immers op wat de patiënt vertelt over de oorzaak van de klachten, hij stelt niet zelf vast wat er is gebeurd. De waarde van deze onderbouwing voor het standpunt van eiseres is dan ook betrekkelijk gering. Er wordt wel duidelijk dat eiseres te kampen heeft met afhankelijkheid- en angstklachten in intieme relaties, maar over het ontstaan daarvan valt op basis van het rapport van Trubendorffer weinig met zekerheid af te leiden.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres er niet in is geslaagd om met voldoende objectieve gegevens aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van huiselijk geweld. Uit de overgelegde stukken valt het huiselijk geweld, waar eiseres het over heeft, namelijk niet af te leiden. De waarde van het rapport van Trubendorffer is voor de onderbouwing gering. Ook de screenshots van de app-berichten, die eiseres in de beroepsprocedure nog heeft overgelegd, dragen niet bij aan de aannemelijkheid van het huiselijk geweld. Hierin ontbreekt namelijk concrete informatie over wanneer en hoe het huiselijk geweld dan zou hebben plaatsgevonden. Daarnaast komt het verhaal van eiseres niet overeen met de mutatierapporten van de politie met betrekking tot de periode van 2018 tot 2020 en die met betrekking tot het jaar 2023.
6.6.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de CSG zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag van eiseres onvoldoende onderbouwd is met objectieve aanwijzingen. De commissie heeft de aanvraag van eiseres dan ook terecht en op goede gronden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Bijzondere wet
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van de Wsg
Uitkering kan worden gedaan
a.aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf dan wel schuldverkrachting of schuldaanranding, ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen;
Beleidsregel
Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven, versie 1 november 2022
Paragraaf 1.1.2 Aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf
Algemeen
Een geweldsmisdrijf hoeft niet bewezen te worden (zoals bij de strafrechter), maar moet aannemelijk worden gemaakt. Aannemelijkheid is een juridisch begrip en houdt in dat het niet onomstotelijk hoeft vast te staan dat het is gegaan zoals in de aanvraag is beschreven, maar dat het op basis van de gegeven onderbouwing geloofwaardig is dat het zo gegaan is. Uit die onderbouwing moet een duidelijk en logisch beeld volgen van wat er is gebeurd en wat de aanleiding ervoor was. In de eerste plaats is daarbij de feitelijke geweldshandeling van belang. Dit is de handeling waardoor het slachtoffer letsel opliep: bijvoorbeeld het uitdelen van een klap, het schieten met een vuurwapen of het steken met een mes. In de tweede plaats moeten de toedracht van het geweldsmisdrijf duidelijk zijn, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond. Het Schadefonds kan bij de beoordeling informatie uit meerdere bronnen betrekken. Het uitgangspunt is dat het slachtoffer verantwoordelijk is voor het onderbouwen van de aanvraag met voldoende objectieve aanwijzingen. Objectieve aanwijzingen zijn aanwijzingen afkomstig uit een andere bron dan het slachtoffer zelf. Deze bronnen moeten betrouwbaar en onpartijdig zijn en vanuit eigen waarneming verklaren.
De beoordeling
Het Schadefonds beoordeelt aan de hand van de beschikbare informatie of daaruit ten aanzien van de hierboven genoemde elementen voldoende duidelijkheid blijkt. Het Schadefonds weegt daarbij de beschikbare informatie afkomstig uit de verschillende bronnen. Hierna is een lijst opgenomen met bronnen die in de praktijk vaak beschikbaar zijn. Dit is niet een uitputtende lijst, maar geeft een indicatie van de bronnen waaraan gedacht kan worden.
Voorbeelden zijn:
• Een aangifte;
• Een uitspraak van een rechter in een strafzaak of civiele procedure;
• Medische informatie van een (huis)arts of gekwalificeerde therapeut, waaronder een forensisch en diagnostisch onderzoek;
• Informatie uit het politieonderzoek (zoals (getuigen)verklaringen, camerabeelden of andere bevindingen)
• Een verslag van een informatief gesprek bij de zedenrecherche;
• Een verslag van een informatief gesprek in geval van mensenhandel;
• Mutaties/meldingen bij de politie, waaronder telefonische informatie;
• Een toegewezen verzoek om een Aware-knop/-kast
• Een beslissing van het Gerechtshof in een artikel 12 Sv-procedure;
• Een verslag van de terechtzitting in een strafzaak of een civiele procedure;
• Een beschikking van de (civiele) rechter over een kinderbeschermingsmaatregel;
• Een beschikking over een opgelegd huisverbod aan de dader;
• Een uittreksel justitiële documentatie (strafblad) van het slachtoffer, de dader of andere betrokkenen;
• Informatie van hulpverlenende instanties zoals het AMK, maatschappelijk werk, de vrouwenopvang, Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis;
• Het resultaat van een mediation-traject;
• Een toewijzende beslissing met urgentieverklaring voor huisvesting op grondslag van geweld;
• (Online) open bronnen, waaronder nieuws- en krantenberichten;
• Door het slachtoffer zelf aangeleverde getuigenverklaringen, beeld- of geluidsmateriaal, WhatsApp- of social mediaprints;
• De opgegeven informatie op het aanvraagformulier en de toedrachtsomschrijving. Let wel: dit zijn op zichzelf staand geen bronnen die de aanvraag kunnen onderbouwen. Deze documenten kunnen wel informatie bevatten aan de hand waarvan door het Schadefonds aanvullende informatie opgevraagd kan worden bij bijvoorbeeld het slachtoffer, de politie, het Openbaar Ministerie of een medisch specialist. Bij de beoordeling door het Schadefonds van de beschikbare informatie geldt een aantal uitgangspunten.
De aangifte
De eigen verklaring van een slachtoffer is – als dat het enige is – onvoldoende om de aannemelijkheid vast te stellen. Het doen van aangifte bij de politie is op zich geen vereiste voor het in behandeling nemen van de aanvraag door het Schadefonds. In de praktijk kan een aangifte en het strafrechtelijk onderzoek dat erop volgt echter wel in hoge mate bijdragen aan de onderbouwing van een aanvraag. Een aangifte direct na het voorval gedaan zal zwaarder wegen dan een aangifte die enige tijd later is gedaan, tenzij daar een duidelijke verklaring voor kan worden gegeven, bijvoorbeeld omdat het slachtoffer vanwege het opgelopen letsel niet in staat was aangifte te doen. Ook om die reden is het belangrijk dat een slachtoffer zo spoedig mogelijk na het geweldsmisdrijf aangifte doet.
De vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie
Het gegeven dat het Openbaar Ministerie een verdachte vervolgt voor het door het slachtoffer opgegeven geweldsmisdrijf kan een bijdrage leveren aan de onderbouwing van de aanvraag. Of de aanvraag vervolgens voldoende onderbouwd is, moet dan wel worden bezien in samenhang met de overige objectieve aanwijzingen.
Een uitspraak van de rechter
Als de strafrechter uitspraak heeft gedaan in de strafzaak tegen de verdachte betrekt het Schadefonds die uitspraak altijd in zijn beoordeling. Een vonnis kan een objectieve aanwijzing zijn voor de onderbouwing van de aanvraag van het slachtoffer. De verdachte moet dan wel zijn veroordeeld voor een misdrijf dat is aan te merken als een opzettelijk tegen het slachtoffer gepleegd geweldsmisdrijf. Het kan daarbij gaan om een uitspraak in eerste aanleg, in hoger beroep of in cassatie. Ook wanneer een verdachte is vrijgesproken kunnen de overwegingen in de uitspraak voldoende aanwijzingen bevatten om het geweldsmisdrijf aannemelijk te maken.
Medische informatie
Medische informatie is in beginsel niet bruikbaar om de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond te onderbouwen. Medische informatie kan een verklaring van het slachtoffer over de aannemelijkheid doorgaans slechts in (zeer) beperkte mate ondersteunen. Daarom is het Schadefonds bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf terughoudend in het gebruik van medische informatie. Medische informatie kan wel helpen om te bepalen of het letsel is veroorzaakt door het door het slachtoffer gestelde geweld. Het feit dat iemand bepaald fysiek of psychisch letsel heeft, geeft echter geen uitsluitsel over wat er is gebeurd. Medische informatie is uiteraard ook nodig om de ernst van het letsel vast te stellen.
Informatie uit andere bronnen
Het kan dus zo zijn dat het Schadefonds aanvullende informatie nodig heeft wanneer informatie als een aangifte of een rechterlijke uitspraak niet beschikbaar is. Aanvullende informatie kan ook nodig zijn als er wel aangifte is gedaan door het slachtoffer, maar hieruit onvoldoende duidelijk blijkt over de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het voorval plaatsvond. Dit geldt ook als de aangifte geen strafrechtelijk vervolg heeft gekregen, bijvoorbeeld omdat het feit of de verdachte niet strafbaar is. Het kan ook zijn dat de verklaring van het slachtoffer vragen oproept of dat er om bepaalde redenen wordt getwijfeld aan zijn verklaring of dat uit een rechterlijke uitspraak, waarbij de verdachte bijvoorbeeld wordt vrijgesproken, onvoldoende blijkt over de aanleiding, toedracht en omstandigheden waaronder een en ander plaatsvond. Toekenning van een tegemoetkoming is in zulke gevallen alleen mogelijk als er voldoende aanvullende informatie bestaat uit andere bron(nen). Als ook uit deze aanvullende informatie onvoldoende beeld kan worden gevormd van de toedracht van het geweldsmisdrijf, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond, dan is de aanvraag niet voldoende onderbouwd en zal de aanvraag worden afgewezen. Deze afwijzing betekent niet dat het Schadefonds het slachtoffer niet gelooft: de aanvraag wordt dan afgewezen omdat de opgave van het slachtoffer onvoldoende is onderbouwd met objectieve aanwijzingen. De aanvraag wordt ook afgewezen als het slachtoffer aanvullende informatie waar hij wel over beschikt achterhoudt of verzuimt te verstrekken. Wij verwachten dat een slachtoffer volledige openheid van zaken geeft. Een aanvraag kan ook worden afgewezen, omdat het politieonderzoek nog loopt of nog geen uitsluitsel heeft opgeleverd. Soms komt er jaren na het voorval alsnog duidelijkheid; het slachtoffer kan dan opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij het Schadefonds indienen.
Aannemelijkheid van slachtofferschap in geval van mensenhandel
De beoordeling van de aannemelijkheid van slachtofferschap in het geval van mensenhandel is complex, omdat dit delict bij uitstek gericht is op het isoleren van het slachtoffer. Het Schadefonds werkt daarom aanvullend op de hierboven genoemde uitgangspunten over de aannemelijkheid met een apart toetsingskader voor mensenhandel. Het toetsingskader schrijft voor dat wordt uitgegaan van de verklaring van het slachtoffer zoals deze in de aangifte is neergelegd. Medische informatie en informatie uit andere soorten bronnen kunnen worden betrokken in de toetsing om te onderzoeken of die mogelijk relevante objectieve aanwijzingen bevatten. Tegenstrijdigheden en/of vage verklaringen in de aangifte vormen alleen een basis voor contra-indicaties ten aanzien van de aannemelijkheid, indien deze zien op de kern van het relaas en voldoende onderbouwd zijn. Wanneer een aangifte ontbreekt, zal een beoordeling van de andere objectieve informatie moeten uitwijzen of mensenhandel alsnog aannemelijk te achten is.
Achterliggende gedachte
Het Schadefonds voert deze beoordeling uit, omdat de wetgever aan het Schadefonds Geweldsmisdrijven de taak heeft gegeven om vorm te geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid van de maatschappij voor slachtoffers van geweld. De uitkering uit het Schadefonds is een financiële tegemoetkoming in de schade. Deze tegemoetkoming is een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer en hiermee wordt tevens erkenning gegeven aan zijn slachtofferschap. Door middel van deze erkenning wordt een bijdrage geleverd aan het herstel van vertrouwen van het slachtoffer. Dit is belangrijk, ook omdat de dader niet zelden onbekend blijft. Juist vanwege deze maatschappelijke solidariteit moet voldoende duidelijk zijn wat de toedracht van het geweldsmisdrijf is, wat de aanleiding ervoor was en onder welke omstandigheden het plaatsvond. Een uitkering is alleen op zijn plaats als maatschappelijke solidariteit passend is. Het Schadefonds moet aan de samenleving kunnen laten zien dat de uitkeringen, die uit algemene middelen worden betaald, op een verantwoorde en zorgvuldige wijze zijn gedaan. Ook om deze reden is het belangrijk dat de uitkeringen zijn gebaseerd op aanvragen die voldoende onderbouwd zijn.