ECLI:NL:RBOVE:2025:4310

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
11556879 \ CV EXPL 25-289
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van huurovereenkomst wegens drugshandel in gehuurde woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Reggewoon en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eiser, Stichting Reggewoon, heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, nadat de burgemeester van Hellendoorn een last onder bestuursdwang had opgelegd voor de woning van de gedaagde, wegens drugshandel. De gedaagde huurde de woning sinds 29 november 2007 en de maandelijkse huurprijs bedroeg € 630,56. De burgemeester had de woning gesloten voor een periode van zes maanden, na een huiszoeking waarbij drugs en attributen voor drugshandel waren aangetroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende toezicht heeft gehouden op de activiteiten van haar meerderjarige zoons, die betrokken waren bij de drugshandel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de verhuurder om op te treden tegen drugshandel zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 630,56 per maand, alsook tot betaling van proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de woning uiterlijk op 31 juli 2025 moet ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11556879 \ CV EXPL 25-289
Vonnis van 1 juli 2025
in de zaak van
de stichting
STICHTING REGGEWOON,
gevestigd en kantoorhoudende te Nijverdal,
eisende partij, verder te noemen Reggewoon,
gemachtigde: [gemachtigde], werkzaam bij Deurwaarderskantoor Wigger Van het Laar te Almelo,
tegen
[gedaagde],
woonplaats kiezende te [woonplaats],
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. J. de Haan, advocaat te Koog aan de Zaan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2025 waar partijen, Reggewoon vertegenwoordigd door [naam 1], senior gebiedsteam Helledoorn Zuid, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 29 november 2007 van Reggewoon een woning aan de [adres] (hierna: de woning). De maandelijkse huurprijs is € 630,56.
2.2.
Bij besluit van 22 november 2024 heeft de burgemeester van Hellendoorn een last onder bestuursdwang opgelegd inhoudende een sluiting van de woning voor een periode van 6 maanden, ingaande 4 december 2024 tot en met 3 juni 2025. In dit besluit staat onder meer:
(...)
Uit deze rapportage(een bestuurlijke rapportage van de politie, ktr.)
blijkt dat de politie op
1 oktober 2024, na een langlopend onderzoek (van mei 2023 tot oktober 2024), een huiszoeking in uw woning heeft gedaan. Tijdens deze huiszoeking zijn in de woning drugs aangetroffen, namelijk 120 gram cocaïne (harddrugs), 198,50 gram wiet (softdrugs) en 90 gram hasj (softdrugs). Tevens zijn er attributen ten behoeve van drugshandel aangetroffen, namelijk meerdere mobiele telefoons, weegschaaltjes en lege nieuwe gripzakjes.
(...)
Er is een handelshoeveelheid drugs aangetroffen. Daarnaast waren er attributen aanwezig ten behoeve van drugshandel en is gebleken dat de heer [naam 2](oudste zoon van [gedaagde], ktr.)
een aansturende en uitvoerende rol heeft in de georganiseerde drugshandel in de gemeente Hellendoorn. (...) Uit het door u meegeleverde proces verbaal van de politie (...) valt ook op te maken dat er sprake was van maatschappelijke onrust door de aanloop;
(...)
2.3.
Bij hernieuwd besluit van 20 december 2024 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet besloten de woning te sluiten voor een periode van 6 maanden, ingaande 2 januari 2025 tot en met 2 juli 2025. Het hiertegen door [gedaagde] ingestelde bezwaar is ongegrond verklaard.
2.4.
De woning is vanaf 2 januari 2025 feitelijk gesloten.
2.5.
Reggewoon heeft op grond van artikel 7:231 lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij schrijven van 21 januari 2025 per direct de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
Reggewoon vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat zij de huurovereenkomst met betrekking tot de woning buitengerechtelijk heeft ontbonden. Subsidiair vordert zij ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van een bedrag van € 151,20 in verband met een betalingsachterstand, te vermeerderen met rente. Ook vordert zij een veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 630,56 per maand (aan huur of gebruiksvergoeding) vanaf 1 februari 2025 tot en met de dag van ontruiming en van de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer op hierna weer te geven gronden.

4.De beoordeling

De buitengerechtelijke ontbinding

4.1.
De verhuurder is op grond van artikel 7:231 lid 2 BW bevoegd om tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan, (onder meer) indien de woning door de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten.
4.2.
Dat Reggewoon in beginsel terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst, neemt niet weg dat de kantonrechter de proportionaliteit van de ontruiming moet toetsen. Bij die toetsing moet op grond van alle relevante omstandigheden worden beoordeeld of het beroep door de verhuurder op artikel 7:231 lid 2 BW misbruik van bevoegdheid oplevert, althans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bij deze toets moet de rechter terughoudend zijn.
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat haar geen enkel verwijt van de aanwezigheid van de drugs in haar woning kan worden gemaakt omdat zij daarvan niet op de hoogte was. De zaken die de politie in haar woning heeft aangetroffen, behoorden toe aan haar meerderjarige zoons. Had zij geweten waar haar zoons zich mee bezighielden, dan had zij een en ander niet getolereerd. Zij heeft geen vaste verblijfplaats en verblijft bij verschillende kennissen. Door de situatie ervaart zij veel stress en zij heeft als gevolg daarvan lichamelijke klachten. Mocht het gevorderde worden toegewezen, dan verzoekt zij haar een langere ontruimingstermijn te gunnen en het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Voor zover al (ondanks de in de hiervoor onder 2.2 vermelde rapportage opgenomen constateringen) aangenomen zou kunnen worden dat [gedaagde] nergens van wist, dan heeft zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende toezicht gehouden op de handelwijze van haar zoons in het gehuurde, althans komt dat voor haar risico.
Tegenover het belang van Reggewoon om, in het kader van de leefbaarheid en veiligheid van de buurt, op te treden tegen drugshandel legt het belang van [gedaagde] bij behoud van de woning te kunnen blijven onvoldoende gewicht in de schaal. Ontruiming van de woning is weliswaar ingrijpend, maar dat [gedaagde] hierdoor op het vlak van alternatieve huisvesting en/of haar gezondheid in zodanige problemen zal raken dat ontruiming niet kan worden verlangd, is door haar onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
4.5.
De conclusie is dan ook dat Reggewoon gebruik heeft mogen maken van haar bevoegdheid de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
De ontruimingstermijn
4.6.
In het feit dat [gedaagde] pas weer toegang tot de woning heeft met ingang van
3 juli 2025 wordt aanleiding gezien voor een ontruimingstermijn als na te volgen.
De gevorderde geldbedragen
4.7.
Niet in geschil is dat Reggewoon met [gedaagde] een regeling heeft getroffen, inhoudende dat zij een bedrag van € 151,20 (wegens reparatiekosten van de voordeur) in termijn zou betalen. Evenmin is in geschil dat ten tijde van de mondelinge behandeling alleen de laatste termijn (van € 30,25) moest worden voldaan en dat er geen sprake was van een achterstand met betrekking tot de huur/gebruiksvergoeding. Voor zover de vorderingen zien op reeds verschenen termijnen zullen deze dan ook worden afgewezen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.8.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis. Zij voert aan dat zij, gelet op de door haar ervaren lichamelijke klachten door de stress van het moeten zwerven tussen kennissen in Duitsland, belang heeft bij het behoud van haar woning tijdens een hoger beroeps procedure. Dit verweer slaagt niet, (alleen al) omdat zij haar stellingen niet heeft onderbouwd.
Het vonnis zal dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden. Dit betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen hoger beroep instelt.
De proceskosten
4.9.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van Reggewoon vast op € 120,21 aan dagvaardingskosten, € 135,00 aan griffierecht, € 408,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,00) en € 102,00 aan nakosten (half punt salaris gemachtigde met een maximum van € 135,00). Dat is in totaal € 765,21.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat Reggewoon de huurovereenkomst met betrekking tot het perceel aan het adres [adres] per 21 januari 2025 buitengerechtelijk heeft ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk 31 juli 2025 voormeld perceel te ontruimen en te verlaten en dit ter vrije beschikking van Reggewoon te stellen en te laten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Reggewoon te betalen:
- € 630,56 per maand aan gebruiksvergoeding met ingang van de maand
juli 2025 tot en met de maand waarin ontruiming plaatsvindt;
- voor zover niet reeds betaald: € 30,25, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van verzuim tot de dag van algehele betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Reggewoon tot vandaag vastgesteld op € 765,21;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E. Horsthuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
(HE(G)