ECLI:NL:RBOVE:2025:4331

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
08.094610.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstal met geweld en bedreiging tijdens een overval op een bedrijf

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op 16 februari 2024 op het bedrijf [bedrijf 1] B.V. in Zwolle. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een overval heeft gepleegd waarbij geld, mobiele telefoons en een laptop zijn gestolen. Tijdens de overval werden de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], bedreigd met een mes en met een spuitbus in hun gezicht gespoten. De verdachte had een aansturende rol in de overval, waarbij hij voorafgaand aan de daad contact had met zijn mededaders en hen instructies gaf via een groepschat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [bedrijf 1] B.V., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.094610.24 (P)
Datum vonnis: 3 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N.M. Fakiri, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partijen
[bedrijf 1] B.V., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door mr. M.P. de Klerk is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 5 september 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 februari 2024 samen met anderen door middel van geweld en bedreiging een overval heeft gepleegd bij het bedrijf [bedrijf 1] B.V. in Zwolle waarbij geld, telefoons en een laptop zijn gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Zwolle, bij [bedrijf 1] BV(gelegen aan de [adres]) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een hoeveelheid geld(te weten € 30.000,- (dertigduizend)) en/of 2(twee)mobiele telefoons, merk Apple, (te weten een I-Phones 13 en/of een Iphone 14) en/of een laptop, merk HP en/of een deurbel met ingebouwde camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) en/of
- een hoeveelheid geld (te weten € 500,- (vijfhonderd)) en/of een mobiele telefoorn, merk Apple, type Iphone, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn (tenminste) 3 (drie) mededaders,
- gehuld in donkere kleding en/of met bivakmutsen op, althans met gelaatsbedekking, voornoemd bedrijf binnengedrongen/binnengegaan en/of met twee of meer messen, althans daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen en/of gas/verfspuitbussen in de hand(en) (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] afgelopen en/of met voornoemde spuitbussen in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] gespoten/gesprayed en/of daarbij
(telkens) (opzettelijk dreigend en/of intimiderend) meerdere malen, althans eenmaal, geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven) 'ga op de grond liggen' en/of 'niet kijken' en/of 'gezicht naar de grond', en/of 'hoofd naar beneden, anders wordt je gestoken' en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] vastgepakt en naar de grond geduwd/gewerkt en/of geroepen/geschreewd (zakelijk weergegeven) 'waar zijn jullie telefoons' en/of (al dan niet na afloop van de overval) een of meer banden van de auto's van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] lek gestoken/gesneden/geprikt, althans vernield.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie acht bewezen dat er bij de overval onder andere een bedrag van € 30.000,-- is gestolen. Aangever heeft direct verklaard dat dit bedrag is weggenomen en de verklaring van getuige Taa ondersteunt dit. De officier van justitie kwalificeert de rol van verdachte bij de overval als leidend.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken omdat hij niet als medepleger van de overval aangemerkt kan worden, daarvoor was zijn aandeel te klein. Subsidiair verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van het onderdeel dat er een bedrag van € 30.000,-- gestolen zou zijn, omdat alleen aangever over dit bedrag verklaart en de geldovereenkomsten achteraf zijn opgemaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op vrijdag 16 februari 2024 omstreeks 18.00 uur vond een overval plaats op het kantoor van [bedrijf 1] B.V., gelegen aan de [adres]. Tijdens deze overval waren de eigenaar van het bedrijf [slachtoffer 1] en een vriend van hem [slachtoffer 3] in het pand aanwezig. Drie mannen met bivakmutsen en in donkere kleding zijn het bedrijfspand binnengegaan. Ze hadden een mes bij zich en een verfspuitbus. Tijdens de overval werd [slachtoffer 1] in zijn gezicht gespoten met rode vloeistof en vervolgens tegen de grond gewerkt. Ook [slachtoffer 3] werd met vloeistof in zijn gezicht gespoten. Door de overvallers werd gedreigd dat zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zouden neersteken als zij hun hoofd niet naar de grond gericht zouden houden. Bij vertrek van de overvallers werden de banden van de auto’s van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] lek gestoken. De overvallers hebben geld, telefoons en een laptop buitgemaakt.
Overweging
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat er op de dag van de overval een contant geldbedrag in het bedrijfspand aanwezig was. Naast aangever waren hiervan alleen zijn broer [slachtoffer 2] en zijn kameraden [naam 1] en verdachte op de hoogte.
De drie overvallers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben bekend de overval te hebben gepleegd. Zij zijn inmiddels door de rechtbank veroordeeld voor hun aandeel. Medeverdachte [medeverdachte 4], die tegelijkertijd met verdachte terechtstaat, heeft ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij betrokken was bij de overval.
De rol van verdachte
Verdachte wordt verweten dat hij de overval samen met anderen pleegde. Verdachte maakte geen deel uit van de groep mannen die het bedrijfspand zijn binnendrongen en aangevers hebben overvallen. Dat verdachte niet fysiek aanwezig was tijdens de overval, hoeft geen belemmering te vormen voor de conclusie dat hij een ‘medepleger’ is. In het geval van medeplegen moet vaststaan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het plegen van diefstal met geweld en bedreiging tegen personen. Verdachte ontkent dat hij een aansturende rol had en namens hem wordt aangevoerd dat zijn rol te klein was om te kunnen spreken van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat de nauwe en bewuste samenwerking voldoende volgt uit de hierna te noemen bewijsmiddelen. Verdachte speelde voor, tijdens en na de overval een substantiële rol.
Verdachte had voorafgaand aan de overval contact met [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over de overval. Zo was hij twee dagen voor de overval met [medeverdachte 4], [medeverdachte 1] en ‘de jongen met een vlek in zijn gezicht’ (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 2]) in Amsterdam waar ze de overval in een restaurant besproken hebben. Ook hadden zij contact via een groepschat. Verdachte verklaart dat de overval eigenlijk op 15 februari zou plaatsvinden, maar omdat het geld pas een dag later door [slachtoffer 1] werd opgehaald, ging de overval de vijftiende niet door. Dit heeft verdachte in de groepschat gedeeld.
Op 16 februari 2024 bericht verdachte “Boys wees sws allemaal 10:00 wakker”. Vervolgens inventariseert hij welke voorwerpen er voor de overval nodig zijn, hij noemt tyraps, een theedoek en ammoniak. Ook gaat het in de berichten over een appel voor in de mond van het slachtoffer. Verdachte heeft op de dag van de overval een spuitbus, zakmes en bivakmuts in Ommen gekocht. Spullen waarvan de aangevers verklaren dat de overvallers die gebruikten. Verdachte bericht verder in de groepschat dat iemand tijdens de overval de naam van [naam 2] moet laten vallen, omdat [slachtoffer 1] daar ruzie mee had. Aangever [slachtoffer 3] verklaart dat tijdens de overval één van de overvallers wel drie of vier keer zei: “Bel [naam 2]”.
Gedurende de dag houdt verdachte de medeverdachten via de chat op de hoogte van wat er zich in het bedrijfspand afspeelt, wie er aanwezig zijn en wanneer [slachtoffer 1] arriveert met het geld. Ook bericht hij dat hij een plan B heeft. ’s Middags ontmoet verdachte [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de Esso in Zwolle. Wanneer hij weer in het bedrijfspand aanwezig is, bericht verdachte in de groepschat dat de tas “kk vol” zit. Op de vraag van [medeverdachte 4] “Wat voor tas”, antwoordt verdachte: “Jumbo”. Aangever verklaart dat in deze Jumbo tas het geld zat. Verdachte bericht verder nog in de chat dat ze de laptops ook mee moeten nemen en dat de banden lek gestoken moeten worden. Verdachte neemt [slachtoffer 2] mee naar een afspraak buiten het pand, zodat [slachtoffer 2] tijdens de overval niet aanwezig zou zijn. Verdachte bericht “Sla 17:50 toe. Anders duurt het te lang”. Vervolgens dringen de overvallers het pand binnen en vindt de overval plaats.
Na de overval spreekt verdachte met [medeverdachte 4] af bij de Lichtmis. Daar stappen de overvallers uit en daarna zet verdachte één van de overvallers af in Havelte. Verdachte pikt even later [medeverdachte 4] op en brengt hem naar zijn verblijfplaats.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte opdrachten uitdeelt en aanwijzingen geeft via de groepschat. Hij bepaalt wat er uit het pand meegenomen moet worden, hij bepaalt dat de naam [naam 2] genoemd moet worden, hij bepaalt op welk moment de overvallers moeten toeslaan en hij bericht dat de autobanden lek gestoken moet worden. De overvallers gaven uitvoering aan al deze opdrachten. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte aan de overval van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. De lezing van verdachte dat hij een kleine rol had, is in strijd met de bewijsmiddelen. De rechtbank kwalificeert zijn rol als aansturend.
De hoogte van het gestolen geldbedrag
In de aangifte wordt door [slachtoffer 1] gemeld dat er onder andere een geldbedrag van
€ 30.000,-- is buitgemaakt. [slachtoffer 1] heeft bij de vordering van de benadeelde partij als bijlage geldleningsovereenkomsten verstrekt. De rechtbank acht op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat er een geldbedrag is gestolen, maar de rechtbank is, gelet op het verweer van de verdediging, er niet van overtuigd dat dit een bedrag van € 30.000,-- is geweest. De rechtbank zal verdachte daarom van dat onderdeel vrijspreken en bewezen verklaren dat een hoeveelheid geld is weggenomen.
De raadsman van verdachte heeft een voorwaardelijk verzoek ingediend. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen van het wegnemen van het bedrag van € 30.000,--, verzoekt de raadsman vier getuigen te horen, waaronder de geldverstrekkers en personen die iets zouden kunnen verklaren over de geldleningovereenkomsten. Nu de rechtbank verdachte van dit onderdeel vrijspreekt, wordt de voorwaarde niet vervuld en zal de rechtbank niet over dit verzoek beslissen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 februari 2024 te Zwolle, bij [bedrijf 1] B.V. (gelegen aan de [adres]) tezamen en in vereniging met anderen,
- een hoeveelheid geld en 2 (twee) mobiele telefoons, merk Apple, (te weten een iPhone 13 en een iPhone 14) en een laptop, merk HP, die aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], toebehoorden en
- een hoeveelheid geld (te weten € 500,- ) en een mobiele telefoon, merk Apple, type iPhone, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers zijn zijn 3 (drie) mededaders,
- gehuld in donkere kleding en met bivakmutsen op voornoemd bedrijf binnengedrongen/binnengegaan en met een mes en een verfspuitbus in de hand(en) (opzettelijk dreigend en intimiderend) op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] afgelopen en
hebben zijn mededaders,
- met voornoemde spuitbus in het gezicht van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gespoten en
- daarbij (opzettelijk dreigend en intimiderend) meerdere malen geroepen (zakelijk weergegeven) 'ga op de grond liggen', 'niet kijken', 'gezicht naar de grond', en 'hoofd naar beneden, anders word je gestoken' en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] vastgepakt en naar de grond geduwd/gewerkt en geroepen (zakelijk weergegeven) 'waar zijn jullie telefoons' en
- de banden van de auto's van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] lek gestoken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Omwille van de leesbaarheid van de tenlastelegging heeft de rechtbank de feitelijke handelingen door het toevoegen van gedachtestreepjes verder uitgesplitst en de zinsnede “hebben zijn mededaders” aan de tenlastelegging toegevoegd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van zestien maanden met een proeftijd met twee jaren, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk wordt gesteld aan de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op het bedrijf [bedrijf 1] B.V. in Zwolle. De overval was gepland en moest op 16 februari 2024 plaatsvinden. Verdachte wist van zijn vriend [slachtoffer 1] dat hij op die dag een contant geldbedrag op zou halen en dat dit bedrag daarna in het bedrijfspand aanwezig zou zijn. Verdachte had een aansturende rol bij de overval. Hij besprak de overval vooraf met de medeverdachten en gaf hen via de groepschat opdrachten en aanwijzingen. Drie mededaders drongen het bedrijfspand binnen en spoten aangevers met een rode vloeistof in hun gezicht. Eén van de aangevers werd tegen de grond gewerkt. Aangevers werden bedreigd met een mes en de overvallers staken na de overval de autobanden van aangevers lek. Naast het geldbedrag, zijn er telefoons en een laptop buitgemaakt.
De rechtbank vindt dit een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de impact die het feit op aangevers zou hebben. Daarnaast versterken dit soort strafbare feiten gevoelens van onveiligheid die in de samenleving bestaan. Verdachte heeft bovendien geprobeerd zijn rol kleiner te laten lijken dan de rechtbank bewezen acht. Hij neemt daarmee nauwelijks verantwoordelijkheid voor zijn aandeel. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 11 april 2025. Hieruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De reclassering heeft op 6 februari 2025 over verdachte gerapporteerd. Het risico op herhaling van strafbaar gedrag wordt als laag-gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft zijn leven verder op orde. De reclassering ziet geen noodzaak om hem te begeleiden en adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank acht vanwege de ernst van het gepleegde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende straf. De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen omdat de kans dat hij een nieuw strafbaar feit pleegt als gering is ingeschat en reclasseringstoezicht niet nodig is.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de LOVS oriëntatiepunten en met de straffen die de mededaders opgelegd hebben gekregen. De rechtbank sluit aan bij het oriëntatiepunt voor een overval op een winkel met licht geweld/bedreiging, namelijk een gevangenisstraf van twee jaren. De rechtbank constateert geen strafvermeerderende of strafverminderende omstandigheden, de rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van 24 maanden aan verdachte opleggen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De raadsman verzoekt de rechtbank te bepalen dat het bedrag van € 422,50 dat bij de fouillering van verdachte is aangetroffen, aan verdachte teruggeven kan worden.
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het geldbedrag.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het bedrag van € 422,50, aangezien dit bedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[bedrijf 1] B.V., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. Hun vorderingen worden hieronder toegelicht.
7.1.1
De vordering van [bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 1] B.V. vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 7.115,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- ontvreemde iPhone 14: € 712,70;
- ontvreemde deurbelcamera: € 275,17;
- omzetderving: € 6.127,51.
7.1.2
De vordering van [slachtoffer 1]
vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 33.590,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- ontvreemde contanten: € 30.000,--;
- ontvreemde iPhone 13: € 651,20;
- vernielde autobanden: € 1.317,28.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.621,75 gevorderd.
7.1.3
De vordering van [slachtoffer 2]
vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van
€ 437,65 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten van een ontvreemde laptop ter waarde van € 437,65.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de vordering van [bedrijf 1] B.V. op het standpunt dat de iPhone en de deurbelcamera als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking komen. Wat betreft de gevorderde omzetderving stelt de officier van justitie dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De officier van justitie stelt zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt dat de gevorderde materiële schadevergoeding volledig toegewezen kan worden. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding verzoekt de officier van justitie het bedrag te schatten op een bedrag van € 1.250,-- en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor het resterende deel.
Ten aanzien van het door [slachtoffer 2] gevorderde schadebedrag stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag volledig toegewezen kan worden.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman betwist de vorderingen van de benadeelde partijen.
Wat betreft de door [bedrijf 1] B.V. opgevoerde schadepost ‘omzetderving’ stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Hij verzoekt de vordering op dit punt af te wijzen.
De raadsman verzoekt ten aanzien van de door [slachtoffer 1] gevorderde schadeposten, primair de benadeelde niet-ontvankelijk te verklaren omdat sprake is van een onevenredige belasting van het strafgeding. Subsidiair betwist de raadsman dat er een bedrag van
€ 30.000,-- aanwezig was in het bedrijfspand en dat dit bedrag is weggenomen. Aangever heeft tegenstrijdig over de herkomst van het bedrag verklaard en de geldleningsovereenkomsten worden betwist en zijn pas achteraf verstrekt. De vordering dient afgewezen te worden. De raadsman betwist dat de autobanden 1 of 2 maanden oud waren. De gevorderde immateriële schadevergoeding is niet onderbouwd waardoor de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
De raadsman stelt zich ten aanzien van de gevorderde schade ten aanzien van de telefoons en de laptop op het standpunt dat een hogere afschrijving gehanteerd dient te worden, waardoor het overige deel afgewezen dient te worden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering van [bedrijf 1] B.V.
Hoewel de rechtbank diefstal van de deurbel met camera niet bewezen acht, blijkt uit de aangifte wel dat deze bij de overval van de voordeur van het pand is getrokken. Vast is dan ook komen te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost ‘ontvreemde deurbelcamera’ is bovendien niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering tot betaling van een bedrag van € 275,17 daarom toewijzen.
De hoogte van de opgevoerde schadepost ‘iPhone 14’ is gemotiveerd betwist. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank stelt de omvang van de schade vast op een bedrag van € 700,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De onder de post ‘omzetderving’ opgevoerde schade is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering van [bedrijf 1] B.V. toewijzen tot een bedrag van in totaal € 975,17, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk.
7.4.2
De vordering van [slachtoffer 1]
De materiële schade
De onder de post ‘ontvreemde contanten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan. Namens verdachte is de omvang ervan gemotiveerd betwist. De enkele onderbouwing door middel van geldleningsovereenkomsten, waarvan onduidelijk is wanneer deze zijn opgemaakt en waarvan geen originelen beschikbaar zijn, is in het licht van deze betwisting, onvoldoende. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten ‘ontvreemde Iphone 13’ en ‘vernielde autobanden’ zijn onvoldoende betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze vorderingen ter hoogte van € 651,20 voor de iPhone 13 en € 1.317,28 voor de autobanden dan ook toewijzen.
De immateriële schade
De gevorderde immateriële schadevergoeding is niet komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan is betwist. Ook brengen de aard en de ernst van de normschending in dit geval niet mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek kan worden aangenomen. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.968,48, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De rechtbank verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk.
7.4.3
De vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is onvoldoende betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal deze vordering ter hoogte van € 437,65 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7.4.4
Hoofdelijke aansprakelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal ten aanzien van iedere voornoemde vordering de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte (mede) jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit aan de benadeelde partijen is toegebracht. Als door de verdachte of zijn mededader(s) niet of niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de hierna per vordering te noemen aantallen dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting ten aanzien van iedere vordering niet opheft:
  • de vordering van [bedrijf 1] B.V.: 19 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 1]: 29 dagen gijzeling;
  • de vordering van [slachtoffer 2]: 8 dagen gijzeling.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
schadevergoeding [bedrijf 1] B.V. te [plaats 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 1] B.V.te Zwolle gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 975,17(negenhonderdvijfenzeventig euro en zeventien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024. Met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte
verplichtis ter zake van het bewezen verklaarde feit
tot betaling aan de Staat der Nederlandenvan een bedrag van € 975,17 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en zeventien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 19 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 1] B.V. voor een deel van € 6.140,21 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 1] te [plaats 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 31.621,75 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
schadevergoeding [slachtoffer 2] te [plaats 3]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
het in beslag genomen voorwerp
- gelast de teruggave van € 422,50 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON1R024015 (onderzoek Bichon) van 31 mei 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 16 februari 2024, zaaksdossier, pagina’s 86 tot en met 90, voor zover inhoudende:
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum/tijd: Tussen vrijdag 16 februari 2024 om 17:50 uur en vrijdag 16 februari 2024 om 18:05 uur
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] BV. Rond 12:00 uur heb ik bij een vriend van mij uit Almere contant geld opgehaald. Het geldbedrag was verpakt in twee tassen: een bruinkleurige winkeltas en daaromheen een gele Jumbo-tas. Toen ik hier omstreeks 16:30 uur aankwam waren mijn broer [slachtoffer 2] en [naam 3] al in het kantoor. De tassen met daarin het geld nam ik mee naar boven. Ik legde dit neer op de grond, links naar mijn bureau, op een laptop. Rond 17:00 uur zijn [slachtoffer 2] en [naam 3] weggegaan. [slachtoffer 3] kwam het kantoor binnen.
Ik zag een persoon met een bivakmuts het kantoor binnensluipen. Ik zag dat jongen 1 in de richting van [slachtoffer 3] liep. Ik zag dat hij een spuitbus in zijn rechterhand vasthield en hiermee in de richting van [slachtoffer 3] spoot. Ik stond vervolgens op en liep richting jongen 1. Terwijl ik naar hem toe liep kwamen er nog twee personen het kantoor binnen lopen. Ik zag dat de jongen die als laatste het kantoor binnenliep (jongen 3) met een spuitbus in mijn richting begon te spuiten. Op dat moment zag ik dat jongen 2 een mes in zijn linkerhand vasthield. Ik werd vervolgens door één van die andere jongens met de spuitbus in mijn gezicht gespoten. Ik liet jongen 2 los. Ik voelde dat jongen 2 en jongen 3 mij beetpakten en mij op de grond probeerden te krijgen. Ik zag toen dat jongen 3 ook een mes in zijn hand vasthield. Ik viel op de grond. Ik hoorde de jongens roepen: "Niet kijken! Gezicht naar de grond!" Na ongeveer vijf minuten zijn de jongens het kantoor uitgerend. Ik merkte toen op dat wij waren beroofd van onze telefoons, laptops en het voornoemde geldbedrag. Beneden, voor het kantoorpand, stonden drie auto's waarvan men de banden heeft lek gestoken. Twee van deze auto's zijn van mij, de andere van [slachtoffer 3]. De weggenomen laptop is eigendom van mijn broer [slachtoffer 2]. Dit is de laptop die op de grond lag en waar ik het geld op had gelegd. Een HP. De weggenomen Iphone 13 Pro lag op mijn bureau aan de lader. De weggenomen Iphone 14 Pro lag op het witte tafeltje bij de bank. Beiden toestellen zijn mijn eigendom. Het geldbedrag dat is weggenomen bestond uit coupures van 50,- euro en 20,- euro, voor zover ik dit heb kunnen zien.
Ik kan de jongens die ons beroofd hebben zo omschrijven: Jongen 1 donker grijs trainingspak met aan de zijkant zwarte strepen. Verder droeg hij een bivakmuts over zijn hoofd. Jongen 2 een donkere jas met lichte strepen en hij droeg een bivakmuts over zijn hoofd. Jongen 3. Hij droeg net als de andere twee jongens een bivakmuts over zijn hoofd.
Alleen mijn broer [slachtoffer 2], en mijn kameraden [naam 1] en [naam 3] wisten van het geldbedrag dat in mijn kantoor lag.
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 16 februari 2024, zaaksdossier, pagina’s 124 tot en met 127, voor zover inhoudende:
Ik zat er net tien minuten toen ik hoorde dat er mensen de trap op naar boven kwamen. De deur ging open en ik zag dat drie mannen het kantoor binnenkwamen. De mannen riepen tegen ons: "Op de grond. Hoofd naar beneden." Ik zag dat één van de mannen een spuitbus in zijn linkerhand had. Ik zag en voelde dat hij hiermee iets roods in onze gezichten spoot. Ik zag dat de tweede man een mes in zijn rechterhand had. Ik hoorde dat ze steeds tegen ons zeiden: "Hoofd naar beneden, anders word je gestoken." Ik hoorde dat ze vroegen om onze telefoons. Ik zei dat die in mijn jaszak zat. Mijn jas lag op de stoel.
Ik hoorde dat eentje wel drie of vier keer zei: "Bel [naam 2]."
Ik controleerde mijn jas en ik merkte dat mijn telefoon weg was. Dit was een goudkleurige iPhone. In mijn jas zat ook 500 euro in briefjes van 50 euro. Dit geld was ook weg. Toen we beneden kwamen, zag ik dat van drie van onze auto's banden waren lek geprikt.
3. het proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 27 augustus 2024, aanvullend dossier, pagina’s 994 tot en met 1002, voor zover inhoudende:
Op Valentijnsdag, de 14e, zijn [naam 4], [naam 5], [medeverdachte 1], [naam 6] en ik naar Amsterdam gereden. Na het eten kwam die jongen met de moedervlek in het restaurant en toen zijn wij, [naam 4], [medeverdachte 1], die jongen met de moedervlek en ik apart aan een tafel gaan zitten. Ik zei dat vier donkere jongens die in een auto op de Marslanden staan te wachten zou opvallen. De jongen met de moedervlek zei toen dat hij alleen wilde weten wanneer [slachtoffer 1] zou aankomen. In het restaurant was nog verteld dat ik spullen moest regelen zoals tyraps, ammoniak, een appel en een theedoek of een handdoek.
De 15e overdag zou het eigenlijk gebeuren, dan zou het geld opgehaald worden maar dat was niet doorgegaan. Ik heb dat doorgegeven. Ik had in de groepsapp gezet "geld zal niet vandaag komen maar morgen". Ik heb voorgesteld om een Bison-busje, een rood busje, te halen.
Toen brak vrijdag de 16e aan. In Ommen heb je een legerwinkeltje, [bedrijf 2], en daar heb ik een busje 'Bison' gekocht. Ik ben toen weer naar binnen gelopen en toen heb ik een zakmesje van 12 euro opgehaald. Ik ben toen voor de derde keer naar dat winkeltje gegaan en daar heb ik een bivakmuts gekocht.
Op het moment dat ik richting kantoor in Zwolle reed belde ldris mij op. Op dat moment
zag ik dat hij op kantoor zat. Ik maakte met mijn telefoon een screenshot en stuurde dit door naar de groepsapp van Snap van: "Jo [slachtoffer 2] is ook op kantoor." Ik hing op en kwam bij kantoor aan. [slachtoffer 1] was al onderweg naar Amsterdam en ik dacht: "Ik zit hier met [slachtoffer 2] wat nu?" Ik heb een bericht naar [naam 4] gestuurd van: "Bel me en zeg dat ik iemand moet
ophalen?" We zijn naar de parkeerplaats gereden van [naam 4] zijn moeder. Ik kom eraan gereden. Ik zei: "[slachtoffer 1] is nu naar Amsterdam."
Ik ben toen richting de Esso gereden. Ik heb de jongens bij de Esso een broodje gegeven. Toen ik weer op kantoor was gingen we het broodje op eten en toen kwamen [naam 1] en [slachtoffer 1] en toen heb ik een bericht gestuurd van: "Hij is er." Ik ben op een gegeven moment samen met [slachtoffer 2] naar beneden gelopen. Als je uit het kantoor naar beneden loopt en dan naar buiten loopt heb je rechts een dijkje. Ik zag dat de jongens daar naar het kantoor stonden te kijken. Ik ben toen met [slachtoffer 2] naar JD-Customs gereden, ik had daar een afspraak gemaakt om mijn auto te wrappen. Hierna zijn we naar de stad gegaan en toen kreeg [slachtoffer 2] een belletje "Kom terug, [slachtoffer 1] is overvallen." We zijn weer teruggereden, het kantoor binnen gegaan, ik zag wat rode verf op kleding en toen kwam de politie al. ”
4. het proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 12 februari 2025, aanvullend dossier, pagina’s 1 tot en met 11, voor zover inhoudende:
Hier op het politiebureau heb ik [naam 4] gebeld. Ik heb aangegeven dat hij moest stoppen bij de Lichtmis, afslag Nieuwleusen en dat ik eraan zou komen. Ik zei: “laat die jongens bij mij instappen.” Eenmaal aangekomen bij de Lichtmis stapten ze allemaal uit de auto. Die jongen stapte bij mij in de auto. De jongen die ik naar Havelte moest brengen. Eenmaal aangekomen in Havelte moest ik bij een sportveld stoppen, daar stapte hij uit.
Ik ben toen naar de Shell gereden. [naam 4] stapte bij mij in de auto. Hij vertelde dat ze gelijk gingen liggen, bang waren, tas hebben gepakt, spuitbusje hebben gebruik en weg waren gegaan. Toen heb ik [naam 4] afgezet aan het begin van de straat daar waar [naam 4] zijn moeder woont.
V: Je hebt [slachtoffer 2] wel weggehouden van de plek?
A: Ja.
5. het proces-verbaal van bevindingen onderzoek aan digitale gegevens van de Apple iPhone 14 Pro Max van 4 september 2024, aanvullend dossier, pagina’s 1064 tot en met 1074, inclusief bijlage 1: Snapchat groepsgesprek, voor zover inhoudende:
Onderzoek naar de telefoon (iPhone 14 Pro Max, goednummer 3156131) van [verdachte].
Snapchatgroepsgesprek met de volgende deelnemers: [accountnaam 1], [accountnaam 2], [accountnaam 3], [accountnaam 4] en [accountnaam 5].
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)
[Afbeelding)