ECLI:NL:RBOVE:2025:4350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
08.326161.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing in vereniging met geweld

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2010, die beschuldigd werd van afpersing in vereniging. De verdachte is schuldig bevonden aan het afpersen van een slachtoffer op 13 oktober 2024, waarbij hij samen met anderen onder bedreiging van geweld een jas heeft geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, en heeft hem een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast moet de verdachte zich melden bij de Jeugdreclassering en een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 140,79 aan materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om dit deel bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de minderjarigheid van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.326161.24 (P)
Datum vonnis: 3 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte]) opgeroepen om op 19 juni 2025 voor de rechtbank te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbaar feit [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 19 juni 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsvrouw
mr. P.S. Wibbelink, advocaat in Borne, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldiging vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldiging vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat het feit dat de officier van justitie [verdachte] verwijt, kan worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing in vereniging. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden stellen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. Ook moet [verdachte] een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] op 13 oktober 2024 in [plaats] samen met anderen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) met (dreiging met) geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een jas (
primair), dan wel samen met anderen met (dreiging met) geweld een jas van [slachtoffer] heeft weggenomen (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte], dat:
primairhij op of omstreeks 13 oktober 2024 te [plaats], gemeente [plaats]tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas, in elk geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n)door- voor de fiets van die [slachtoffer] te gaan staan en/of het stuur van de fiets van die De[slachtoffer] vast te pakken en/of- (vervolgens) meermalen tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn jas moest gevenen/of- een moersleutel en/of een (hak)mes, althans soortgelijke (scherpe) voorwerpen, tepakken en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of- die [slachtoffer] (daarbij) toe te voegen: "ik zeg het nu voor de laatste keer, geef diekankerjas" en/of "geef die jas", althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen/of- (daarbij) voornoemd (hak)mes bij het gezicht, althans op zeer korte afstand vandie [slachtoffer] te houden;subsidiairhij op of omstreeks 13 oktober 2024 te [plaats], gemeente [plaats]tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elkgeval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om diediefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping opheterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vluchtmogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- voor de fiets van die [slachtoffer] te gaan staan en/of het stuur van de fiets van die [slachtoffer]vast te pakken en/of- (vervolgens) meermalen tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn jas moest gevenen/of- een moersleutel en/of een (hak)mes, althans soortgelijke (scherpe) voorwerpen, tepakken en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of- die [slachtoffer] (daarbij) toe te voegen: "ik zeg het nu voor de laatste keer, geef diekankerjas" en/of "geef die jas", althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen/of- (daarbij) voornoemd (hak)mes bij het gezicht, althans op zeer korte afstand vandie [slachtoffer] te houden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank ten aanzien van het primair ten laste gelegde tot een bewezenverklaring kan komen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft bekend dat hij het primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 13 oktober 2024 (pagina’s 8 tot en met 10).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 13 oktober 2024 te [plaats], gemeente [plaats],tezamen en in vereniging met anderen,met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas, die aan [slachtoffer] toebehoorde, door:- voor de fiets van [slachtoffer] te gaan staan en het stuur van de fiets van [slachtoffer]vast te pakken,- vervolgens meermalen tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn jas moest geven,- een (hak)mes te pakken en te tonen aan [slachtoffer],- [slachtoffer] (daarbij) toe te voegen: "ik zeg het nu voor de laatste keer, geef diekankerjas" en "geef die jas",
- (daarbij) voornoemd (hak)mes op zeer korte afstand van [slachtoffer] te houden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van [verdachte]

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte] een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd. De officier van justitie heeft geëist dat aan deze voorwaardelijke werkstraf de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdediging zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte], zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing in vereniging. [verdachte] is met twee andere jongens voor de fiets van [slachtoffer] gaan staan en heeft vervolgens een (hak)mes getoond. Onder dreiging van dit hakmes heeft [verdachte] [slachtoffer] gedwongen tot afgifte van zijn jas. Met dit gedrag heeft [verdachte] op grove wijze inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [slachtoffer]. De jas van [slachtoffer] is meegenomen en [slachtoffer] is – begrijpelijk – zeer bang geweest. Naast de gevolgen voor [slachtoffer], leidt zulk gedrag bovendien tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dit alles rekent de rechtbank [verdachte] aan.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 16 mei 2025, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad van 26 mei 2025 en van wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] woont samen met zijn moeder en zusje en ziet zijn vader om het weekend. [verdachte] zit in het derde jaar van het praktijkonderwijs. De Raad ziet zowel beschermende als risicofactoren in het leven van [verdachte]. [verdachte] heeft betrokken ouders. Zij stellen duidelijke regels en zijn gemotiveerd voor hulpvelening. De Raad ziet echter ook een grote kwetsbaarheid bij [verdachte]. Hij is impulsief, snel afgeleid, beïnvloedbaar en kan op momenten brutaal zijn. De Raad vindt het belangrijk dat er een goed beeld komt van wat [verdachte] nodig heeft om zijn dagelijks leven positief vorm te geven en toe te werken naar een toekomst die aansluit bij zijn vermogen. Daarom is het van belang dat diagnostiek en behandeling vanuit Accare worden voortgezet en dat een plan wordt opgesteld dat ervoor zorgt dat [verdachte] meer rust in zijn hoofd ervaart. Het PMT-traject vanuit Accare zal een positieve bijdrage leveren aan het voorkomen van delictgedrag. Ook zijn weerbaarheid tegenover leeftijdsgenoten en het eerst denken voordat je handelt zijn hierin belangrijke aandachtspunten. [verdachte], zijn ouders en school geven aan dat het gedrag van [verdachte] uitdagend kan zijn en hij een grote behoefte heeft aan begrenzing en begeleiding. Om deze reden vindt de Raad het van belang dat de jeugdreclassering betrokken blijft om toezicht te houden op de gestelde voorwaarden. De jeugdreclassering kan daarnaast helpen bij de afstemming tussen [verdachte], ouders, hulpverlening, school en stage. De Raad verwacht dat [verdachte] de komende tijd al zijn tijd en energie nodig heeft om op een passende manier met zijn emoties om te leren gaan (door middel van het volgen van behandeling/begeleiding) en zowel op school als op stage een vorm te vinden waarin hij zich positief kan ontwikkelen. De Raad adviseert daarom een geheel voorwaardelijke werkstraf, met de bijzondere voorwaarden van begeleiding door en een meldplicht bij Jeugdbescherming Overijssel, de medewerking aan ondersteuning door of verwijzing naar een andere hulpverleningsinstantie, het hebben van een zinvolle dagbesteding en de medewerking aan behandeling gericht op zijn emotieregulatie, weerbaarheid en impulsiviteit.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan heeft de rechtbank gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd. Het oriëntatiepunt voor afpersing is een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren. De rechtbank houdt er rekening mee dat [verdachte] heeft gezegd dat hij veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan. [verdachte] lijkt lering te hebben getrokken uit het feit dat hij een nacht op het politiebureau heeft doorgebracht. Verder vindt de rechtbank het van belang dat [verdachte] niet wordt overvraagd. [verdachte] gaat naar school en loopt stage. Daarnaast zal hij de komende periode starten met een behandeling bij Accare en (samen met zijn ouders) systeemtherapie volgen. Gelet op dit alles zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de Raad die heeft geadviseerd, omdat [verdachte] hulp en begeleiding nodig heeft.
De rechtbank acht het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een taakstraf in de vorm van een geheel voorwaardelijke werkstraf van 60 uren met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger (ouder) van de minderjarige [slachtoffer] namens hem als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Zij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.046,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- jas: € 45,99;
  • verlies arbeidsvermogen: € 94,80;
  • reiskosten: € 5,28.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 900,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het toe te wijzen bedrag ter vergoeding van immateriële schade moet worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat [verdachte] door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schadeposten verlies arbeidsvermogen en de jas, die niet door de raadsvrouw zijn betwist, voldoende met bewijsstukken zijn onderbouwd en aannemelijk zijn. De gevorderde materiële schadeposten zijn dus toewijsbaar voor een bedrag van in totaal € 140,79, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 oktober 2024.
Daarnaast bestaat de gevorderde materiële schade uit gemaakte reiskosten naar het politiebureau voor het doen van aangifte. Deze reiskosten naar het politiebureau vormen geen schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De immateriële schade
Op basis van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
De rechtbank dient te beoordelen of de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. De rechtbank stelt vast dat een nadere onderbouwing van de psychische gevolgen voor aangever ontbreekt. De rechtbank stelt daarnaast vast dat het feit impact heeft gehad op benadeelde. De rechtbank acht deze schade en gevoelens begrijpelijk en invoelbaar. Zij leveren echter niet zonder meer een grondslag op voor immateriële schadevergoeding.
De nadelige gevolgen van de aard en de ernst van de normschending voor de benadeelde liggen in dit geval niet zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder een nadere onderbouwing. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen deze nadere onderbouwing alsnog te leveren is een onevenredige belasting van het strafproces. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van [verdachte] aanleiding om, voor het geval [verdachte] niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, en 77aa.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
  • bepaalt dat deze taakstraf
  • de
  • stelt als
  • laat begeleiden door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering en zich op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties zoals Accare of een soortgelijke instelling, als dit gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen
  • zinvolle dagbesteding heeft (door de jeugdreclassering te bepalen);
  • meewerkt aan behandeling gericht op zijn emotieregulatie, weerbaarheid en impulsiviteit, geboden door Accare of een soortgelijke organisatie.
- draagt aan Jeugdbescherming Overijssel (AST106), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer]
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer] toetot een bedrag van
€ 140,79,--;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. de Wit, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. J.L. Souman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024481933. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.