III. zal verklaren voor recht dat er een pachtovereenkomst existeert tussen [partij A 2] en [partij A 3] als verpachter en [partij A 1] en [partij B] als pachter; alsmede zal bepalen dat [partij B] deze pachtovereenkomst voorzet;
IV. de tussen [partij B] en [partij A 1], althans tussen [partij B], [partij A 1] en [partij A 2] en [partij A 3] bestaande maatschap zal ontbinden wegens gewichtige redenen ex artikel 7a:1684 BW;
V. de tussen [partij B] en [partij A 1] bestaande maatschap zal ontbinden wegens gewichtige redenen alsmede het vermogen van deze maatschap zal vereffenen en verdelen, met bepaling dat de schulden worden toegescheiden aan degene die het bedrijf voortzet en dat deze ingeval van liquidatie van het bedrijf worden afgelost;
VI. zal bepalen dat [partij B] het bedrijf van de ontbonden maatschap voortzet, waaronder begrepen de onroerende zaken welke juridisch eigendom van [partij A 1] zijn en op de balans van zijn persoonlijke onderneming staan, alsmede de activa welke behoren tot de persoonlijke onderneming (maatschap) van [partij B] en [partij A 1] tezamen, zulks tegen de agrarische waarde (zijnde de waarde waarbij (nog juist) lonend kan worden voortgezet) en waarbij een in goede justitie door de rechtbank te bepalen meerwaardebeding van toepassing wordt verklaard, alsmede één of meer deskundigen zal benoemen ter vaststelling van de agrarische waarde, zijnde de waarde waarbij (nog juist) lonend kan worden voortgezet, alsmede [partij A 1] zal veroordelen om de bedrijfswoning binnen 4 maanden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat hij daarmee nadien in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,-;
VII. een of meer deskundigen zal benoemen teneinde het aandeel van [partij B] in de stille reserves in het vee, de machines en werktuigen, de fosfaatrechten en de overige op de balans van de persoonlijke onderneming van [partij B] en [partij A 1] tezamen staande activa vast te stellen;
VIII. zal verklaren voor recht dat de door [partij A 1] ingebrachte onroerende zaken, zijnde de bedrijfsgebouwen en ± 86 hectare landbouwgrond, althans in ieder geval de na 2006 aangekochte onroerende zaken, economisch in de tussen [partij A 1] en [partij B], althans partijen bestaande maatschap (geacht moeten te) zijn ingebracht en dat [partij B] meedeelt in de waardestijging van deze onroerende zaken in dier voege dat [partij B] gerechtigd is tot 50% van de waardevermeerdering tussen 1 mei 2006 en de datum waarop de maatschap wordt ontbonden, althans – subsidiair – ter zake van de waardestijging in het onroerende goed ex aequo et bono te bepalen tot welk deel van de waardestijging [partij B] gerechtigd is;
IX. een of meer deskundigen zal benoemen teneinde de waarde van de litigieuze percelen op de betreffende peildata vast te stellen, althans;
X. meer subsidiair zal verklaren voor recht dat [partij B] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het kader van althans samenhangend met de vereffening en verdeling van de maatschap(pen) gerechtigd is tot een in goede justitie door de rechtbank vast te stellen deel van de meerwaarde van de VIII genoemde onroerende zaken alsmede (desnodig) een of meer deskundigen zal benoemen teneinde de waarde vast te stellen;
XI. kosten rechtens.
5. Het geschil in het incident