ECLI:NL:RBOVE:2025:4560

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
08-032948-25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 16-jarige jongen voor gewapende overval op tankstation met geweld en bedreiging

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 16-jarige jongen veroordeeld tot 272 dagen jeugddetentie, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 150 uren. De jongen heeft samen met een medeverdachte een gewapende overval gepleegd op een tankstation in Zwolle op 19 januari 2025. Tijdens deze overval is de kassamedewerker met een vuurwapen en een mes bedreigd, waarna er sloffen sigaretten en geld zijn meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, waarbij de bedreiging met geweld is bewezen. Naast de jeugddetentie zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en een contactverbod met zowel de medeverdachte als het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.000,- aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij rekening is gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-032948-25 (P)
Datum vonnis: 7 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om op 23 juni 2025 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbaar feit [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 23 juni 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. M. van der Steeg, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldiging vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de slachtofferverklaring van [slachtoffer] en de door hem gevraagde schadevergoeding.

2.Samenvatting van het vonnis

De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldiging vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat het feit dat de officier van justitie [verdachte] verwijt, kan worden bewezen.
[verdachte] heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een afpersing. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: 272 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden stellen op de manier zoals zij die aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. Dit betekent dat [verdachte] de jeugddetentie nu niet hoeft uit te zitten, op voorwaarde dat hij binnen twee jaren niet nogmaals een strafbaar feit pleegt en dat hij zich ook houdt aan de andere voorwaarden. Daarnaast moet [verdachte] een werkstraf van 150 uren uitvoeren. Ook moet [verdachte] een schadevergoeding aan [slachtoffer] betalen.

3.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] op 19 januari 2025 in Zwolle samen met een ander een gewapende overval op een [bedrijf] -tankstation heeft gepleegd, waarbij de kassamedewerker [slachtoffer] met geweld is bedreigd met een vuurwapen en een mes, en sloffen sigaretten en geld zijn meegenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2025 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere bankbiljetten en/of meerdere (sloffen) sigaretten, in elk geval een geldbedrag en/of enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan het tankstation [bedrijf] , (gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
meerdere bankbiljetten en/of meerdere (sloffen) sigaretten,
in elk geval een geldbedrag en/of enig(e) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan het tankstation [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ) in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte toebehoorde(n)
welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- met (deels) gezichtsbedekkende kleding dat tankstation betreden, en/of
- op dreigende/intimiderende wijze benaderen van die [slachtoffer] , en/of
- tonen en/of richten van een vuurwapen op die [slachtoffer] , althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of
- tonen en/of richten van een (groot) mes, althans een dergelijk scherp steek- en/of

snijvoorwerp, en/of

- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij geld moet overhandigen, en/of
- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij de kluis moet overhandigen, en/of
- op dreigende/intimiderende wijze proberen achter het veiligheidsglas te komen, en/of
- (wanneer dat niet lukt) tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij de sloffen sigaretten moet overhandigen.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt het als alternatief ten laste gelegde medeplegen van afpersing wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het als alternatief ten laste gelegde medeplegen van afpersing. [verdachte] heeft dit feit bekend. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsvrouw ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal om die reden - overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering - met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [bedrijf] van
19 januari 2025 (pagina 17 en 18);
3. het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 19 januari 2025 (pagina’s 15 tot en met 21).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 19 januari 2025 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van meerdere bankbiljetten en meerdere (sloffen) sigaretten, die geheel aan het tankstation [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ) toebehoorden, welke bedreiging met geweld bestond uit het
- met gezichtsbedekkende kleding dat tankstation betreden, en
- op dreigende/intimiderende wijze benaderen van die [slachtoffer] , en
- tonen en/of richten van een vuurwapen op die [slachtoffer] , en
- tonen en/of richten van een (groot) mes, en
- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij geld moet overhandigen, en
- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij de kluis moet overhandigen, en
- op dreigende/intimiderende wijze proberen achter het veiligheidsglas te komen, en,
- tegen die [slachtoffer] op dreigende/intimiderende wijze zeggen dat hij de sloffen sigaretten moet overhandigen.
De rechtbank vindt niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De motivering van de straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest en het voorwaardelijke gedeelte 180 dagen bedraagt, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld en dat deze dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan [verdachte] een werkstraf van 150 uren wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie, met uitzondering van de bijzondere voorwaarde van het huisarrest. Deze voorwaarde voldoet volgens de verdediging niet aan de daarvoor door de Hoge Raad gestelde criteria.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
In de nacht van zaterdag 18 januari op zondag 19 januari 2025 heeft [verdachte] zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan gewapende overval op een [bedrijf] -tankstation in Zwolle. [verdachte] en [medeverdachte] zijn met bivakmutsen de shop bij het tankstation binnengegaan en hebben de kassamedewerker van het tankstation onder bedreiging met een vuurwapen en een mes gedwongen geld en sloffen sigaretten af te geven. Ze hebben daarbij geprobeerd in de beveiligde ruimte te komen waar de kassamedewerker zich bevond. [verdachte] en [medeverdachte] zijn er vervolgens met het geld en de sigaretten vandoor gegaan. Hoewel [verdachte] en [medeverdachte] in de betreffende nacht aan de politie zijn ontkomen, worden zij later op camerabeelden herkend en door hun moeders naar het politiebureau gebracht en hier door de politie aangehouden. [verdachte] heeft met zijn gedrag geen respect getoond voor het eigendom en de lichamelijke integriteit van een ander. Een overval als deze veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, vooral ook nu [verdachte] een vuurwapen bij zich had en [medeverdachte] een mes en daarmee door hen beiden is gedreigd.
Uit de slachtofferverklaring van de kassamedewerker van het tankstation blijkt hoe traumatisch het gebeurde voor hem is geweest, en welke grote impact het gebeurde op zijn welzijn heeft gehad en nog steeds heeft. Voor die gevolgen is [verdachte] , samen met [medeverdachte] , verantwoordelijk.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 26 mei 2025, waaruit volgt dat aan hem op 2 september 2024 voor een mishandeling een leerstraf van 35 uren is opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de door de vertegenwoordigers van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting gegeven toelichting over de begeleiding en de ontwikkeling van [verdachte] en over wat een passende straf kan zijn. Ook heeft rechtbank kennisgenomen van wat [verdachte] en zijn moeder over zijn persoonlijke omstandigheden hebben verteld.
[verdachte] is een (inmiddels) 16-jarige jongen. Hij heeft ADHD en een licht verstandelijke beperking. [verdachte] is kwetsbaar, impulsief en beïnvloedbaar. Omdat hij een vlotte babbel heeft en het lijkt alsof hij alles begrijpt, wordt [verdachte] gemakkelijk overschat. Hij heeft meer tijd nodig dan andere jongeren van zijn leeftijd om informatie te kunnen begrijpen.
[verdachte] heeft op de zitting gezegd dat hij de overval heeft gepleegd om een zekere status te krijgen en dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. [verdachte] woont bij zijn tante en heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Wel lijkt hij zich met name bezig te houden met zijn eigen vrijheid en zoekt hij ruimte in wat hij wel en niet kan doen.
Vanuit school, [school] , is aangegeven dat het gedrag van [verdachte] de afgelopen weken nog niet goed was en dat hij onder andere is gezien met vier telefoons. Voor het gebruik van vier telefoons heeft [verdachte] geen geloofwaardige verklaring, ook al zegt hij dat hij niet dealt. [verdachte] heeft verteld dat hij het niet leuk vond op school, maar dat hij sinds een recent gesprek beter zijn best doet. Hij wil later graag in de bouw of bij een autogarage werken of elektricien worden. [verdachte] zegt dat hij niet meer met verkeerde vrienden omgaat.
De Raad ziet er geen pedagogische meerwaarde in om [verdachte] opnieuw naar de jeugdgevangenis te sturen. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat hij in de toekomst weer stafbare feiten zal plegen, adviseert de Raad een deels voorwaardelijke straf met een duidelijk en strikt kader aan bijzondere voorwaarden waarbinnen [verdachte] stap voor stap meer vrijheid kan krijgen: een meldplicht bij de jeugdreclassering, een (verplicht) verblijf bij zijn tante, het hebben van zinvolle dagbesteding, het meewerken aan behandeling/begeleiding/hulpverlening, een alcohol- en drugsverbod, een contactverbod met [medeverdachte] en een contactverbod met het slachtoffer.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank houdt vervolgens bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd.
In het voordeel van [verdachte] houdt de rechtbank er rekening mee dat hij zich sinds 2 mei 2025 houdt aan de voorwaarden waaronder zijn voorlopige hechtenis is geschorst. Ook weegt de rechtbank mee dat [verdachte] heeft gezegd dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan. [verdachte] lijkt in die zin lering te hebben getrokken uit het feit dat hij een tijd in de jeugdgevangenis heeft gezeten.
De overval die [verdachte] heeft gepleegd rechtvaardigt in principe een forse jeugddetentie, maar de rechtbank ziet vanwege de persoon van [verdachte] geen meerwaarde in onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank is het met de Raad eens dat [verdachte] structuur en een strak kader met bijzondere voorwaarden nodig heeft, waarbinnen moet worden gewerkt aan het verminderen van het risico op herhaling. Stapsgewijs kan [verdachte] binnen dit kader toewerken naar meer vrijheid. Wel vindt de rechtbank dat [verdachte] nog een werkstraf moet verrichten. Het plegen van een gewapende overval is een heel ernstig strafbaar feit, en daarbij past naar het oordeel van de rechtbank een straf die zwaarder is dan de tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen 272 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest (92 dagen), waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren.
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer de fout ingaat, zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafgedeelte de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. De rechtbank heeft aanleiding gezien om de voorwaarden preciezer te formuleren. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog de jeugddetentie uitzitten. De rechtbank zal de jeugdreclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank zal verder bevelen dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen jeugdreclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Het bewezen verklaarde misdrijf is gericht tegen of veroorzaakt gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Daarnaast vindt de rechtbank dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] , bij gebrek aan juiste begeleiding en hulpverlening, opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Hij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte schadevergoeding in zijn geheel hoofdelijk toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen en de behandeling op de zitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en de door [slachtoffer] gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
Op basis van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek kan een benadeelde partij in beperkte gevallen aanspraak maken op vergoeding van andere schade dan vermogensschade, zoals in het geval dat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast. Gelet op wat de rechtbank eerder in dit vonnis in de bewijsmotivering en de strafmotivering heeft vastgesteld over de aard van het handelen van [verdachte] waarvan [slachtoffer] het slachtoffer is geworden, is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de door [verdachte] begane normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval onmiskenbaar met zich brengen dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde immateriële schadepost, die overigens niet door de verdediging is betwist, voldoende is onderbouwd.. De rechtbank ziet geen aanleiding tot matiging. De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding geheel toewijzen tot een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2025 (de datum van de overval).
[verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] tegenover de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte aanleiding om, voor het geval verdachte niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 317 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
272 (tweehonderdtweeënzeventig) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte van 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt):
  • meldt bij de jeugdreclassering op de door de gecertificeerde instelling William Schrikker Groep Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, afdeling Jeugdreclassering te [plaats] , te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt, zich houdt aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering hem in dat kader geeft en zich (onder voorbehoud van verlenging) zes maanden intensief laat begeleiden in het kader van ITB Plus;
  • verblijft op het adres van zijn tante en zich houdt aan huisregels die tante hem in overleg met de jeugdreclassering stelt, ook als het gaat over activiteiten buitenshuis (zoals school, hulpverlening, werk en sport). Verdachte gaat niet zonder overleg alleen naar buiten maar doet dit alleen met toestemming van de jeugdreclassering;
  • een (door de jeugdreclassering te bepalen) zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school of werk;
  • meewerkt aan (andere) door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of begeleiding/behandeling door andere (ambulante) hulpverleningsinstanties zoals ’s Heeren Loo, Van Kammen of een soortgelijke instelling (gericht op begeleiding), als dit gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt,
  • meewerkt aan (andere) door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of behandeling door andere (ambulante) hulpverleningsinstanties zoals Tactus of een soortgelijke instelling (gericht op middelengebruik), als dit gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt,
  • geen alcohol en drugs zal gebruiken, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met zijn mededader [medeverdachte] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft met het slachtoffer;
- draagt aan de William Schrikker Groep, met als verantwoordelijke gemeente Zwolle (AST095) , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde
voorwaarden enhet op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen
toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- veroordeelt verdachte daarnaast tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
de vordering van de benadeelde partij
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 1.000,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot (hoofdelijke) betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2025, te weten dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van
€ 1.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 januari 2025, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt,
0 (nul) dagen gijzelingkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
opheffing (geschorste) bevel voorlopige hechtenis
-
hefthet (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis
opmet ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. C.W. Couperus-van Kooten, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. C.L. Struik, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland van 28 april 2025, met dossiernummer PL0600-2025028146, genaamd Almagra. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.